Het moest Valentijnsdag 2020 worden om alsnog te horen dat
ik een goed karakter heb. Daaraan gingen heel wat povere jaren vooraf. Wie het onlangs
zei? Mijn liefje (of all people)! Op de betreffende ochtend had ik in alle
vroegte zitten broeden op een toepasselijke reactie op een Whatsapp-bericht van
een dierbare met een partner met uitzichtloze gezondheidsproblemen. Die partner
sleept zich, doodziek met een van de belabberdste vormen van kanker, van de ene
naar de andere ellendige behandeling. De behandelend arts had bedenkingen maar was tegelijk van
mening dat de patiënt die behandeling, de aller-allerlaatste strohalm,
aankon. Ze gaan er voorlopig wekelijks mee door.
Ik koos mijn woorden zorgvuldig. Mijn compassie moest erin
doorklinken maar ook mijn zorgen. (Zelf zou ik niet eindeloos doorgaan met
bestrijden als de onafwendbare dood mij op de hielen zit, maar dat terzijde.) Toen
mijn liefje later die ochtend mijn lange respons las op de telefoon (we delen
er een), was ze onder de indruk. Ze keek mij diep in de ogen en sprak de historische
woorden “hieruit blijkt dat je een goed mens bent.”
Nu weet ik dat zelf al ruim 50 jaar, met af en toe een flinke
deuk in mijn zelfbeeld. Als geen ander weet ik dat een mens nooit alleen maar X
of uitsluitend Y is. Mensen zijn complexe wezens, sommige exemplaren zijn zelfs
vaten vol tegenstrijdigheid. Je moet mij toestaan even hoog te draven… dus
zet je schrap!
Het heeft mij nooit ontbroken aan compassie. Al vroeg kwam
ik op voor gepeste klasgenootjes, als puber was ik vegetarisch en stampvoette
bij onrecht, als jong-volwassene sprong ik op de barricaden voor sociale
rechtvaardigheid, gelijkheid en gerechtigheid en als volwassene doe ik nog
steeds iets dergelijks. Toen mijn liefje ziek was, zorgde ik voor haar als een
moeder voor haar kind. Dat deed ik ook voor mijn beste vriendin toen zij
longkanker kreeg.
Ik heb een kleine maar hechte vriendenkring die ik koester.
Ik ben vaak degene die zich realiseert dat er in die kring of in de familie iets
aan de hand is. Ik ben vaak de eerste die contact zoekt als er te lang geen
teken van leven is. Als er op een lastige kwestie moet worden gereageerd, ben
ik de eerste om dat te doet. Ik souffleer als er een heikel gespreksonderwerp
is. Ik ben ook degene die alle (!) persoonlijke brieven en kaarten schrijft. Bovendien leg ik gemakkelijk contact met vreemden en onthoudt ook nog eens wie ze zijn voor
een volgende ontmoeting. Zo. Dat wilde ik even hebben gezegd.
Maar een goed mens? Tja.
Als goedheid de afwezigheid van slechtheid is, dan ben ik het niet.
Ik ben namelijk iemand die kan sarren, tieren en kwetsen. Mijn driften houd ik lang
niet altijd in bedwang. Daarmee maak ik meer kapot dan mij lief is. Ik ben degene die geen ruzie uit de weg gaat. Daarin
zijn we tegenpolen. Voor mij is zij de perfecte partner: aardig, evenwichtig en
bedachtzaam. (Ik kan ook heel aardig doen, hoor maar het zijn is iets anders.) Ik hoopte dat haar karakter op mij zou afstralen…
Zij is mijn Prinses op het Witte Paard. Toen ik haar leerde kennen, plaatste ik haar op een voetstuk. Ik was mij ervan bewust dat dit vraagt om moeilijkheden. Als mens zijn we immers per definitie feilbaar; niemand is volmaakt. Op de momenten waarop zij van mijn voetstuk dondert, word ik boos. Op haar omdat ze het ideaal verstoort en zichzelf tot mij niveau verlaagt, op mezelf omdat ik dat niet kon voorkomen. Dat klinkt complex en vaak voelt dat ook zo.
Zij is mijn Prinses op het Witte Paard. Toen ik haar leerde kennen, plaatste ik haar op een voetstuk. Ik was mij ervan bewust dat dit vraagt om moeilijkheden. Als mens zijn we immers per definitie feilbaar; niemand is volmaakt. Op de momenten waarop zij van mijn voetstuk dondert, word ik boos. Op haar omdat ze het ideaal verstoort en zichzelf tot mij niveau verlaagt, op mezelf omdat ik dat niet kon voorkomen. Dat klinkt complex en vaak voelt dat ook zo.
Mijn kwaaie en goede zijde zijn echter kanten van een en dezelfde
persoon. Soms is boosheid terecht, vaak niet. De uitknop vind ik regelmatig te laat. Ik doe erg mijn best om goedheid te laten prevaleren maar dat lukt mij
eenvoudigweg niet altijd. Vroeger werd ik al een moeilijk mens genoemd, ook mijn
liefje vindt tot op de dag van vandaag dat ik gemakkelijker moet worden. Dit oudje heeft nog veel te leren in het leven. Ik moet wel opschieten!
Ik dacht dus aan mezelf als vermeend gutmensch toen ik afgelopen
weekend een interessant artikel las in de boekenbijlage van de Britse krant The
Guardian. Het artikel had de kop Fighting
the tyranny of ‘niceness’: why we need difficult women. Het boek dat
daaraan ten grondslag ligt, is getiteld ‘Difficult Women: A History of Feminism
in 11 Fights’. Zowel het artikel als het boek is van de hand van de Britse journaliste
en schrijfster Helen Lewis. Het artikel las ik aandachtig, het boek nog niet.
‘Difficult. It’s a word that rests on a knife-edge: when applied
to a woman, it can be admiring, fearful, insulting and dismissive, all at once.’ Zo
begint het artikel. Lewis zegt dat de meesten van ons meer dan een kant hebben.
Niemand is volmaakt of puur, veel mensen zijn complex.
De schrijfster slaat vervolgens een brug naar feminisme, op
zich eveneens een ingewikkeld onderwerp. Het feit dat het bovendien 3.5 miljard
vrouwen betreft -meer dan de helft van de bevolking van Moeder Aarde- maakt het
extra complex. Lewis onderscheidt drie soorten ‘difficult’: lastige vrouwen (met dito boodschappen), de complexiteit
van verandering en vooruitgang, de inherente moeilijkheid van het vrouwzijn.
De eerste feministen hingen opvattingen aan die feministen van
latere generaties niet te pruimen vonden. Het was zelfs zo dat hun
gedachtengoed destijds niet te pruimen was voor menig tijdgenoot. We schrijven over
de feministen-avant-la-lettre, de activistes van het eerste uur: de suffragettes
in de 19de en begin 20ste eeuw. So what?! George Bernard
Shaw zei in 1903 “The reasonable man
adapts himself to the world. Therefore all progress depends on the unreasonable
man.” Het is een kleine stap voor Lewis en Barefoot om daar unreasonable
woman van te maken. We hebben moeilijke types hard nodig als we progressie willen
maken.
Als we de geschiedenis van het feminisme goed willen beschrijven,
moeten we de scherpe kantjes van de pioniers niet afschaven maar juist handhaven.
Belangrijke personen voor de vrouwengeschiedenis, met soms tegenstrijdige boodschappen,
moeten niet uit deze geschiedschrijving worden weggepoetst. Zij hadden gebreken
(net als mannen), zij waren net mensen. We moeten evenmin koste wat het kost
rolmodellen en heldinnen van hen willen maken. (Dat knoop ik in mijn oren.)
Lewis noemt in dit verband onder andere de Franse mode-ontwerpster
Coco Chanel. Zij inspireerde menig jong meisje om een carrière in de mode na te
streven maar in de Tweede Wereldoorlog was diezelfde Chanel ook de geliefde van
een Nazi-officier en hoogstwaarschijnlijk een spionne voor Hitler’s Duitsland. Die
collaboratie is niet bepaald verheffend maar we kunnen de geschiedenis van
vrouwen niet vieren als we de politiek -en daarmee conflicten- uit hun verhalen
verwijderen. Emily Pankhurst zou te autocratisch zijn geweest, Andrea Dworkin
te agressief, Jane Austen teveel middenklasse. Misschien maakten onze
feministische pioniers fouten maar zij deden ertoe! ‘Their difficulty is part
of the story’. Aldus Lewis. Vrouwen zijn gecompliceerde wezens dus voortgang
maken in de feministische beweging is dat ook.
“If there is no struggle, there is no progress.” Het is een uitspraak van Frederick
Douglass (1818-1895), zwarte schrijver en sociaal hervormer, die streed voor
afschaffing van de slavenhandel in de Verenigde Staten. Zijn gezegde blijkt eveneens
van toepassing op het feminisme; ook dat gaat altijd gepaard met strijd. En de
strijdsters moeten juist verstoren.
‘In a world built for men, women will always struggle to fit in’. Vrouwen zijn
wat de Franse feministe Simone de Beauvoir in een van haar beroemdste werken noemde:
de tweede sekse. Onze lichamen wijken af van de standaard (de man), onze
seksuele verlangens zijn onvoorspelbaar, Freud noemde onze geest “het duistere
continent”.
Een van de favoriete uitspraken van Lewis komt van auteur Chimamanda Ngozi
Adichie. Deze Nigeriaanse beschrijft een feministe als iemand die gelooft in
sociale, economische en politieke gelijkheid tussen man en vrouw. Dat klinkt
eenvoudig maar die rechten voor vrouwen opeisen blijkt eindeloos veel lastiger
dan gedacht. De #MeToo-beweging heeft (nog) niet geleid tot substantiële verandering
in wetgeving, het recht op abortus staat in delen van de wereld (weer) op losse
schroeven, groepsverkrachting van vrouwen komt nog steeds voor (Spanje en India),
gratis universele kinderopvang maakte geen enkele progressie sinds 1970 en
macho-populistische presidenten als Trump, Bolsonari, Poetin en Modi zien
vrouwen liever in een ondergeschikte rol dan als feministen.
De huidige feministische beweging mag luider zijn dan de
vorige(n) maar is ook verdeelder. Dat maakt het moeilijker om vooruitgang te
boeken. Bovendien kregen we last van de ‘Cancel Cultuur’: heldinnen zijn
nog niet op het schild gehesen of ze worden er alweer vanaf geduwd. “Sisterhood
is powerful. It kills. Mostly sisters.” Jonge feministen laten zich soms denigrerend
uit over datgene wat hun voorgangsters bereikten. Onder jonge vrouwen ontstond het
besef dat hun moeders en grootmoeders seksisme niet hadden kunnen beeïndigen.
Dat leidde tot een hernieuwd feminisme dat we sinds 2008 de Vierde Golf noemen.
Feministen van de Tweede
Golf (1960-1980; daartoe reken ik mijzelf) stelden destijds al de volgende eisen op. Gelijkheid
qua salariëring, gelijke kansen in opleiding en werk, gratis anticonceptie,
abortus wanneer de vrouw dat nodig acht, gratis 24-uur kinderopvang, wettelijke
en financiële onafhankelijkheid voor alle vrouwen, vrouwen bevrijden van
seksuele intimidatie en geweld en vrijheid om de seksuele geaardheid te kiezen
die bij je past. Misschien dat we zelfs een Vijfde
Golf (als die er komt) nodig hebben om deze doelen te verwezenlijken.
Een van de redenen waarom feministen tot nu toe onvoldoende
vooruitgang boekten, noemt Lewis de ‘Tyranny of Niceness’. De behoefte om
aardig te zijn en te worden gevonden, hindert ons. Feministen moeten geen
zelfhulpgroep zijn maar een radicale vrouwenclub die eist dat de status quo
wordt doorbroken.
‘Let’s swim against the tide by talking [..] about what we can do
together’. We kunnen grote veranderingen tot stand brengen als we onze ego’s en
onze verschillen van inzicht terzijde schuiven en focussen op de gezamenlijke doelen.
Feminisme zal nooit gemakkelijk of feilloos zijn maar vrouwen kunnen samen veel
meer dan wordt gedacht.
Dat Sisterhood -ondanks alles- ook levensvatbaar is, bewijst ons 31-jarig
verbond dat we over enkele dagen hopen te vieren. Als we het halen…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten