Translate

dinsdag 30 maart 2021

Hoofdpijndossier

Qua chronologie zou deze blog hebben moeten verschijnen vóór die van zaterdag jongstleden (licht uit, blog aan). Het hoofdpijndossier ontstond medio vorige week maar we waren beiden niet eerder in staat om erover te bloggen. Ik bepaal het doorgaans maar als het haar betreft, besluiten we dat samen. Dat zit zo. Op een avond zat ik aan mijn bureau en mijn liefje maakte aanstalte naar boven te gaan. Kort daarna hoorde ik iets vallen, het leek op een zandzak die werd verplaatst. Ik keek op van het computerscherm en draaide mijn hoofd naar het geluid. Daarna hoorde en zag ik haar hoofd op de stenen vloer slaan. Een naar geluid. Het bloed verscheen direct, de plas werd snel groter.

In paniek schreeuwde ik haar voornaam, op zijn Spaans. Die kreet kwam uit mijn tenen, een oerkreet. Als haar iets ernstigs overkomt, ben ik ten einde raad... Mijn geschreeuw moet door alle buren zijn gehoord. In twee sprongen was ik bij haar. Ik greep een handdoek uit de toilet, zij vroeg om ijsblokjes maar dat was ontoereikend. Resoluut pakte ik de telefoon en zei dat ik 112 om een ambulance ging vragen. Zij was het daarmee oneens maar zag nu eenmaal niet wat ik zag. Er zat een flinke deuk in haar voorhoofd, haar gezicht en handen zaten weldra onder het bloed.

Het telefoongesprek was kort maar krachtig. De ambulance, met sirenes en zwaailichten, was er in 7 minuten en parkeerde voor het huis van de buren. (Spaanse buurvrouw Isa keek toe, vanachter haar raam.) Sinds medio vorig jaar beschikt onze woonplaats over een eigen 24/7 ambulancedienst en dat maakt in dit soort situaties het verschil. De mannelijke chauffeur en een vrouw stapten het terras op. In de zitkamer werd de hoofdwond met alcohol schoongemaakt (de fles bleef achter op de bijzettafel) en het hoofd van mijn liefje verbonden. Daarna vroeg de vrouw mij wat er was gebeurd. Zij meldde dat ze haar naar Urgencias van Hospital Universitario Torrevieja zouden vervoeren.

Ik opperde dat wij staan ingeschreven bij QuirónSalud, het privéziekenhuis dat verderop aan de randweg van Torrevieja ligt. Daarmee heeft men kennelijk geen contract. (Ons ziekenhuis heeft al zes jaar een eigen ambulancedienst maar dat nummer had ik niet paraat.) Mijn liefje liep zelf naar buiten, ondersteund door de jongedame. Eenmaal in de ambulance werd ze op de brancard gelegd en kreeg ze een nekkraag om.

De chauffeur vroeg nogmaals om haar SIP-kaart. Deze persoonlijke sanitaire kaart geeft alle gepensioneerde burgers en ingezetenen van Spanje recht op gratis ziekenzorg, zonder beperkingen. Zo rustig als ik tijdens de eerste fase was, zo nerveus greep ik nu in de schoudertas, op zoek naar haar kaart. Die zat namelijk niet in het gebruikelijke vak. (Dat klopte want die had ik eerder moeten tonen en teruggestopt, zonder na te denken.) Ik liep het huis dus weer in, zocht maar vond niets. Totdat ik een greep deed in het telefoonvakje van de tas. Het leek alsof ook ik op mijn hoofd was gevallen…

Ik zou de ambulance in eigen auto volgen. Met SIP-kaart. De sirene ging uit, de zwaailichten bleven aan en het voertuig racete er vandoor. De route die werd gevolgd, was niet de weg die wij normaliter nemen om naar het ziekenhuis te gaan. De bestuurder van de ambulance koos voor de snelste route: over de AP-7 met tolpoorten. Eenmaal op die weg ging de kilometerteller naar 140 en nóg zag ik de achterlichten in de verte; die afstand leek niet te overbruggen. Ik geloof dat ik hier nog nooit zo hard heb gereden. Daar kwam de eerste tolpoort in zicht. O-o, geen portemonnee! Die was ik van de weeromstuit vergeten. (Mijn rijbewijs eveneens.)

Dankzij die poort kon ik de ambulance weer bijbenen. De chauffeur werd doorgewuifd door de man aan het loket. Toen ik vervolgens zei dat mijn marida’ -vrouwelijk verbuiging van marido’, echtgenoot- (geen bestaand Spaans woord!) in die ambulance lag, werd ook voor mij de slagboom geopend. Als een 21ste eeuwse Watergeus bij Den Briel waar de Spanjaarden net waren vertrokken, mocht ook ik mijn weg vervolgen. De teller liep weer rap op naar 140. Ik ademde zwaar in mijn mondkapje. (Dat ik die niet even afdeed?!) Het was de adrenaline die mij voortjoeg.

Na bochten en rotondes reed de ambulance het talud van de Eerste Hulp op. Zelf parkeerde ik op het terrein voor gezonde mensen, op korte loopafstand van de ingang. Mijn liefje was toen wederom lang en breed uit mijn zicht. Ik meldde mij bij het loket van ‘Admisión’ -mèt SIP-kaart-, ontving een bonnetje met nummer en moest in de wachtkamer plaatsnemen. Na ongeveer een kwartier wachten klonk het nummer door de ruimte. Ik werd verwacht in Box 5.

En daar lag ze. Nog steeds met nekkraag, mondkapje voor, bebloed verband om haar koppie, een deken over haar lichaam en huissloffen aan haar voeten. Ze was blij mij te zien en dat was geheel wederzijds. “Een ritje in een ambulance is verre van comfortabel” was het eerste dat zij mededeelde. Daarna vertelde ze dat de vrouw arts was, goed Engels sprak en uit Bulgarije komt. Hoe oninterressant ik die mededelingen op zich ook vond, ze klonken fijn in mijn oren. Ze was namelijk helder en alert.

Weer verscheen een vrouwelijke arts, nu aan haar ziekenhuisbed. Klein van stuk maar heel kordaat. Iemand met dezelfde voornaam als mijn liefje maar met een Spaanse achternaam. Toen ze ons Nederlands hoorde spreken, schakelde ze naar een redelijke versie van mijn moerstaal over. Ik vergat te vragen hoe het kon dat zij dat deed. Eerst zou een CT-scan van het hoofd worden gemaakt en pas daarna zou de wond kunnen worden gehecht. Het duurde lang voordat we de volgende stap konden zetten. Wachten in een Spaans ziekenhuis zijn wij niet gewend maar dat is zeker geen kritiek op dit ziekenhuis. Ook hier was alles prima in orde: de hallen en zalen schoon en opgeruimd, de apparatuur modern, het verzorgend personeel aardig. (Eén vooroordeel minder!)

Ze keerde snel terug van de scan. Arts Martha moest eerst de beelden controleren. Ze kwam ons persoonlijk vertellen dat er geen posttrauma op de foto's was te zien. Het hechten met naald en draad dat daarop volgde, kon ik niet aanzien. De adrenaline was waarschijnlijk uitgewerkt in mijn lichaam. Wel hield ik de hele tijd de hand van mijn liefje vast. De vriendelijke verpleegkundige maakte er een secuur werkje van. Ze noemde de wond “fea”, lelijk. Dat wordt dus een litteken. “Nou ja, ik heb al een liefje”, zei mijn liefje gelaten. En zo is het!

We reden ver na middernacht, uren nadat hier de avondklok aanving, over een spookachtig stille kustweg naar huis. Geen hond te zien, slechts een overstekend haasje dat werd gespaard. Ik reed namelijk weer 60km per uur, mijn oude-vertrouwde gangetje. Dichter bij huis troffen we nog één medeweggebruiker aan: een politieauto.

Die nacht deden we beiden geen oog dicht. Zij omdat ze niet op haar vertrouwde zijde kon liggen en haar hoofd en handen pijn deden (die waren onder haar lichaam terechtgekomen), ik omdat ik per se wilde waken. Je weet maar nooit na zo’n schudding van de hersenpan... Regelmatig sprak ik met haar of raakte haar even aan, controlerend of ze nog leefde. De klap van haar lichaam en hoofd op de tegels hoorde ik de hele nacht in mijn hoofd, het beeld van haar bloed  zat vaak op mijn netvlies. Als ik dit typ, gaat er weer een rilling door mijn lichaam. Nog steeds. Maar dat zal slijten.

De volgende ochtend deed ik al haar Spaanse taaloefeningen op Duolingo. Uit compassie deed ik meer dan de dagelijks verplichte hoeveelheid. Geloof het of niet maar daar kwam ik de zin tegen over van de trap vallen. Val bestaat dus toeval ook. Daarna mopte ik de vloer. De typische lucht van bloed -ijzer- bleef nog een tijd in mijn neus hangen. Zij bleef die dag grotendeels in bed.

Het gaat elke dag beter met de patiënte al zou je dat niet zeggen als je haar ziet. Handpalmen en polsen zijn eveneens gekwetst, het oog onder het gat in haar hoofd kleurt bont en blauw. (Dat zit steeds vaker dicht.) Je ziet het onderhuidse bloed als een schaduw over haar gezicht glijden. Een deel van haar schedel is nog ongevoelig. Ze heeft geen hoofdpijn maar is wel duizelig als ze gaat liggen. 

Ook is ze bang om weer te vallen, nu we niet weten wat de oorzaak van haar val was. Van 's ochtends vroeg tot 's avonds (niet zo) laat gaan we daarom als een treintje de trap op en af. Zij voorop, ik er achteraan en andersom. Samen zijn we namelijk stabieler! Zij herinnert zich het voorval niet. Het verslag moest van mij komen. Zelf weet ik niet hoe hoog ze op de trap stond; dat was buiten mijn gezichtsveld. Ze moet echter snel ineen zijn gezakt. Ze rolde niet van de trap en viel niet achterover; ze heeft immers geen kwestsuur aan het achterhoofd. Met één klap belandde ze voorover (!) op de vloer. Het is een wonder dat de schade beperkt bleef tot haar voorhoofd. We denken dat het een black-out zou kunnen zijn. Die gedachte doet iets met het zelfvertrouwen van de gevallene en haar zuster Clivia…

Haar werd sowieso geadviseerd een vervolgafspraak te maken met de huisarts voor het verwijderen van de hechtingen en voor een consult. Wij besloten dat anders aan te pakken en het vervolg te doen in het eigen ziekenhuis. De favoriete Spaanse specialist die we daar in 2009 leerde kennen, was in de afgelopen dagen onze medische vraagbaak. Het vertrouwen dat wij hebben in zijn kennis, kunde en menselijkheid is groot. Ik legde de kwestie -namens haar- aan hem voor en vroeg om advies. Hij schreef in een dag terug. Uiterst empathisch en zakelijk tegelijkertijd. 

Toen zijn medisch assistente maandagochtend belde en belangstellend aan mijn liefje vroeg hoe het nu met haar gaat, kreeg ik tranen in mijn ogen. (Net als zij  ben ik nog niet helemaal de oude.) Deze arts is zó toegewijd aan zijn patiënten, dat ontroert mij mateloos! Nog deze week wordt een MRI van het hoofd van mijn liefje gemaakt, gevolgd door een consult met hem. Hij verwijst ons op dezelfde dag door naar een collega-medicus die is gespecialiseerd in Neurologie. Die laat zijn of haar licht nader schijnen op dit hoofdpijndossier.

 

zaterdag 27 maart 2021

Licht uit, blog aan

Begin van deze week was ik in een romantische bui. Ik ben er eerlijk over: dat overkomt mij niet elke dag. Niet dat ik in een intimiteitsvacuüm leef, hoor! Ik sloeg mijn armen om mijn liefje heen, sprak haar lieve woorden toe en wachtte op wederkerigheid. Het liep anders. Ach, nu ik tóch zo stond, kon ik haar onderrug even masseren?! Van spontane romantica in minder dan één minuut naar masseuse-met-een-opdracht. Mijn armen vielen langs haar lichaam. Eén hand begon aan de opdracht. Dat krijg je als je 32 jaar en een maand samen bent!

Eerder deze week lunchten we op een zonnig buitenterras met onze vrienden Joan & Ben. Zij zijn de enigen uit de vriendenkring die hier al maandenlang verblijven. Zij hebben het naar hun zin, wachten de coronastorm in het Vaderland graag af op een plek met minder besmettingen en meer zon. Bovendien mogen we hier buiten en binnen lunchen sinds het begin van deze maand. In onze regio Valencia, provincie Alicante, gingen we in de afgelopen periode van de slechtst presterende coronaregio naar de beste regio van het land. De aanhoudend strenge regels (avondklok, verplichte mondkapjes, geen grensoverschrijdend verkeer) leidden daartoe. Regiopresident Xímo Puíg (1959) mag in het zonnetje worden gezet voor zijn verstandige beslissingen, wat mij betreft.

Momenteel hebben we hier te maken met 33 coronabesmettingen per 100.000 personen. Ter vergelijking: in Nederland ligt dat aantal thans op 250 besmettingen per 100.000 inwoners. Het Spaanse regiobestuur vindt het echter niet gerechtvaardigd om meer verlichting te brengen. De belangrijkste week van het jaar, Semana Santa, staat voor de deur (a.s. maandag) en de druk vanuit het regiobestuur van Madrid om de grenzen weer open te gooien nam toe. Puíg (PSOE), kondigde aan dat hij desnoods de enige regio van heel Spanje wil zijn die de grenzen niet zal openen. Hij zet duizenden extra personeelsleden in voor grenscontroles om de situatie beheersbaar te houden.

Niet van elk besluit is chocola te maken. Dat buitenlanders momenteel wel naar hun vakantiehuizen mogen aan de Spaanse Costas maar Spanjaarden in het binnenland niet de grens over mogen naar hun huizen aan zee, is ongemakkelijk. De president durft die beslissing echter aan. Hij heeft gelijk, hoe moeilijk dat besluit ook is. (Hij kent zijn pappenheimers…) Het is voor de tweede keer op rij dat de heilige week, de grootste feestweek van het jaar in Spanje, niet mag worden gevierd. Dat is zoiets als carnaval afblazen beneden de rivieren in Nederland.

Wij zaten op een zonovergoten terras met tapas en andere gerechten, plus zomerse drankjes voor de twee andere dames. Dat terras pal aan zee associëren zij met een campari met vers sinasappelsap als aperitief. Zelf hield ik het bij prikwater en Muga-rosé. Dus wij plukken de dag.

Zelf begrijp ik niet precies waarom de buitenterrassen van de Nederlandse horeca niet open mogen. Er zijn weliswaar heel veel besmettingen maar mensen blijken sowieso tot de avondklok op straat te zijn?! Op de meeste terrassen kun je gemakkelijk afstand bewaren en kun je mensen er bovendien persoonlijk op aanspreken als ze zich niet aan de regels houden… Het terras aan zee in Dehesa  de Campoamor is een geliefde pleisterplaats voor velen en liep dan ook vol. Toch werd het nergens en op geen enkel moment vervelend.

Een weekje daarvoor hadden mijn liefje en ik zin om te lunchen in een ander favoriet restaurant; niet op het buitenterras maar binnen. Het was een grijze dag. Het regende niet maar de buitenlucht voelde kil aan. We droegen truitjes, geen jassen. We zegen neer aan een gedekte tafel. De schuiframen stonden wagenwijd open. Ik vroeg aan de jongedame in de bediening of er iets dicht kon. Nee, dat was helaas niet mogelijk. Toen ik doorvroeg over deze maatregel, bleek dat men  meer gasten binnen mag bedienen als alle ramen open staan. Begrijpelijk.

Laat ik zeggen dat de aanwezigheid van señor José ons verwarmde. Hij rolde zijn tafel met gedroogde varkenspoot in onze richting en begon aan zijn secure werk. Met een vlijmscherp mes (‘chaira’) sneed hij flinterdunne plakjes jamon ibérico. Zelf probeerde ik dat ook eens maar dat liep of een deceptie uit. Ik vroeg deze ‘cortador’ belangstellend hoe  lang hij dat al deed? 40 jaar. Wow. Van hem begreep ik dat er in Spanje een Verbond van Hamsnijders bestaat en dat er een officiële vakopleiding is. Na een à twee jaar opleiding mag je je formeel Snijder noemen. In Spanje ben je dan wel 2.000 à 3.000 lichter. In Nederland zijn er volksstammen die onder die noemer worden geboren. In het leven is veel oneerlijk verdeeld. Al doende leert men hier verder.

De plakjes moeten heel dun zijn anders komt de aroma van de ham niet voldoende vrij. Die lonchas mogen niet meer dan 8 centimeter lang zijn. Onze ervaren hamsnijder gebruikte een speciale tang (‘pinza jamonera’) om de gesneden plakjes zonder tussenkomst van vingers van de poot te pakken en op het bord te leggen. De juiste presentatie op de schotel doet er minstens evenzeer toe. De ideale temperatuur om van deze bijzondere hamsoort te genieten, is 24 graden Celsius maar dat haalden we die middag niet. Bij lange na niet. Desalniettemin waren de tapas heerlijk.

Ook vroeg ik hem hoeveel hammen er wekelijks in dit restaurant worden weggesneden. In de zomermaanden en in de week van Semana Santa ligt dat tussen 4 à 5 hele hammen, nu veel minder. Maar terwijl wij verder keuvelden, sneed hij minstens een halve poot aan plakjes! Telkens bracht hij een mooi gedrapeerd bord, een fraaie waaier van ham, naar de keuken. Op enig moment bracht hij iets mee terug. Het bleken twee toastjes met tomatenmengsel waarna hij weer begon te snijden. Zorgvuldig legde hij er plakjes ham op. Die tapas bleken een tractatie voor ons te zijn. Gracias, Maestro Jamonero. Dat is Spanje!

Voordat we vertrokken, vroeg ik of we op dag x konden reserveren. (Mijn verjaardag komt eraan.) In dit prettige restaurant zou ik op die dag graag extra feestelijk willen lunchen met onze vrienden, ter compensatie van 2020. Vorig jaar -toen ik 60 werd- zaten wij zelf namelijk verplicht thuis en was de rest potdicht. Nu mogen we tenmiste binnen èn buiten lunchen. Mijn specifieke dag blijkt net samen te vallen met de vrije dag van het personeel dus door dat plannetje gaat een dikke streep. Niet getreurd, we hebben een alternatief.

Zo veel als we genieten van Spaanse warmte in al zijn facetten, zo zuinig zijn we thuis met electriciteit. Vandaag is Earth Hour, de dag waarop we ons wereldwijd realiseren hoe gezegend we zijn met al dat goeds uit de stopcontacten. Voor de meesten van ons werd dat een onmisbare onderdeel van het dagelijkse leven. Die dankbaarheid blijft niet tot vandaag beperkt, wat ons betreft. 
De CFO en administrateur van onze casita meldde onlangs dat we dit jaar tot nu toe veel minder energie verbruikten dan in dezelfde periode een jaar geleden, ondanks al het (verplichte) binnenzitten. Dat komt onder andere door de slimme investeringen die we vorig jaar deden aan eetkamer en keuken. Die bleken in de eerste maanden van dit jaar tot de gerieflijkste ruimten van ons huis te behoren.  Vanavond tussen 20:00 uur en 21:00 uur gaan in minstens 35 landen en in honderden steden de lichten tijdelijk uit. Hier ook.

 

dinsdag 23 maart 2021

Eetgewoonten zeggen wie je bent

Toen ruim een jaar geleden voor ons de strengste lockdown begon, sloegen we de dag ervoor allerlei lang houdbare producten in: melk, extra pakken droge pasta en rijst, groenten in blik en meer van dit soort overlevingspakketten. Toen we hier maanden later weer de poort uit mochten, brachten we ons noodrantsoen naar een goededoelenorganisatie die het onder lokale behoeftigen verspreidde. Vanaf dat moment was het weer vers-vers-vers! Terug naar het normale eten al is de rest van het leven nog steeds niet normaal...

In The Guardian las ik afgelopen weekend dat bijna 1.4 miljard hectares land, ongeveer 30% van het totale landbouwoppervlakte in de wereld wereld, wordt gebruikt voor het produceren van voedsel dat nooit wordt gegeten. De CO2-voetafdruk die hiermee gepaard gaat, is de twee na grootste van de wereld (na de Verenigde Staten en China). Daar schrok ik van. Het terugdringen van voedselverspilling is daarom een van de effectiefste manieren om de klimaatcrisis te bestrijden. Tegelijkertijd bedacht ik mij hoeveel bomen je zou kunnen planten op zo’n landoppervlak, ervan uitgaande dat er ongeveer duizend passen op 1 ha. Tja.

Er kwamen in de afgelopen jaren apps op de markt die helpen bij het voorkomen van voedselverspilling: Too Good To Go, OLIO, Karma, Kitche (Kitch it. Don’t Ditch it) en Hubbub zijn er een paar. Dit soort toepassingen doet het steeds beter in de wereld, het aantal gebruikers neemt jaarlijks toe. Sommige applicaties doen zaken met restaurants, cafés, supermarkten en hotelkeukens, anderen richten zich juist op individuen die onderling delen. Ik downloadde een paar van die apps en bekeek wat er zoal te doen was in mijn eigen omgeving. Too Good To Go biedt afgeprijsde producten aan die tegen hun houdbaarheidsdatum aanzitten of om een andere manier over zijn. Een handjevol lokale winkels en anderssoortige verkooppunten (de lokale benzinepomp) doet mee. Ik vond het weliswaar een sneue opbrengst maar alle beetjes helpen. Karma doet hetzelfde maar heeft hier geen basis; deze app lijkt wereldwijd überhaupt weinig gebruikers te hebben. OLIO (Share More. Care More. Waste Less.) deelt voedsel dat overblijft gratis rond maar in mijn eigen woonomgeving bleek daarvoor weinig tot geen animo te bestaan. De dichtstbijzijnde voedselbank zit overigens in Murcia-stad (buurprovincie Murcia).

Niet dat hiermee de conclusie gerechtvaardigd is dat er plaatselijk geen behoeftigen zijn of dat er geen sprake is van armoede. De kleine stad waartoe mijn woonwijk behoort, wordt omringd door land- en tuinbouwgebieden. Daarin zijn met name Noord-Afrikanen (Algerijnen en Marokkanen) en Zuid-Amerikanen (Colombianen, Peruanen, Paraguayanen, Bolivianen en Ecuadorianen) werkzaam; doorgaans tegen bedroevend lage salarissen. We blijken in mijn stadje te maken te hebben met 28 buitenlandse nationaliteiten! Wij, Hollanders, onze Deense buren en de Belgische buren van verderop, worden op één hoop gegooid in de restgroep Otros’ (14,9%). 

Ruim een week geleden las ik een interview met Carola Schouten, de (demissionaire) minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van Nederland. Daarin zei zij onder andere dat ze momenteel bijna dagelijks kliekjes eet en dat zelfgemaakte griesmeelpap met verse bessensap voor haar synoniem was met zondagsgeluk. Wij eten ook weleens restjes van de week ervoor (uit de vriezer) maar nooit dagelijks. Wat we wel met haar gemeen hebben, is dat we griesmeel kunnen waarderen. Maanden geleden begon ik dat ouderwetse gerecht te maken. Het diende als dessert -in dit geval met verse cranberrysaus- in het traditionele Kerstmenu van afgelopen jaar. Ik kwam indertijd op het idee door het lezen van een Nederlands culinair tijdschrift.

Hier vond ik sémola de trigo dat op het oog veel weg had van griesmeel en het ook bleek te zijn. Het griesmeeltoetje maakte ik destijds zonder suiker maar wel met een scheutje slagroom en een vers vanillestokje. Die trof ik in veelvoud in een glazen buis achterin de kast aan. Hermetisch gesloten dus nog vers en met een hoog vanillegehalte, meegenomen van een rondreis door Sri Lanka (2016). Hier moet ik voor één stokje €5 neerleggen dus ik trof onverwachts een klein fortuin aan. Wie wat bewaart die heeft wat. Die vanille wissel ik af met een scheutje ahornsiroop. Vaak zitten er citroenschilletjes in, soms een gestampt cardamompeultje of een andere specerij. Niet alleen qua smaak was het een schot in de roos voor mijn liefje. Sinds zij 's avonds een schepje griesmeel neemt na het diner, heeft ze 's nachts geen last van slaapproblemen door schommelingen in de suikerspiegel. Haar suikerspiegel is op de nuchtere maag zelfs dik in orde. Dat werd onlangs formeel bevestigd tijdens de halfjaarlijkse bloedtest. Joehoe!

Als eetgewoonten zeggen wie je bent, dan mag ik mij terecht wereldburger noemen. En rusteloze ziel. En verwend mens. En smulpaap!

Mijn moeder kookte dagelijks een Hollandse pot. Met vlees van zeer goede kwaliteit, gekookte aardappelen en meer dan één verse groente. Er werd bij ons thuis niet over de grens gekookt. Maandag was kliekjesdag en woensdag gehakdag, op vrijdag aten we vis. Ik ken rijst en macaroni uitsluitend van eten bij vriendinnetjes thuis. Als mijn vader en ik iets bestelden bij de afhaal-Chinees, at mijn moeder niet mee. (Ze zat zelfs in een ander deel van het huis als wij de bakjes openden.) De Indonesische, Indiase, Thaise, Marokkaanse, Mexicaanse, Italiaanse, Franse en Spaanse keuken boeien mij meer dan de Nederlandse keuken. Waar ik die kosmopolitische voorkeur voor eten en koken vandaan heb, is dan ook (g)een raadsel…

Sinds we in de wijde wereld rondreizen en daar spannende en vooral smakelijke kost aten, kocht ik allerhande kookboeken en probeer van alles uit in de thuiskeuken. In bijna elk land dat we bereisden, schafte ik typische kruiden, specerijen en andere -meestal- droge ingrediënten aan. Zwarte en witte peperkorrels uit Sarawak (Maleisië), kruidnagels uit Bali, citroengras uit eigen tropische tuin op het Eiland van de Goden (schier onuitputtelijke voorraad in de vriezer!), groene cardamompitten uit Sri Lanka, curryblaadjes uit Myanmar, Thaise basilicum uit Thailand, gedroogde krokusdraadjes (safraan) uit Marokko, zongedroogd zeezout uit Chili, gedroogd pepperblad uit Tasmanië (Australië) en veel meer. Onmisbare onderdelen voor wereldse schotels. 

Tegenwoordig kun je (bijna) al het benodigde in stedelijke supermarkten en online aanschaffen. Een gerecht met rechttoe-rechtaan aardappelen/groenten/vlees kan mij alleen boeien als ik daaraan een creatieve draai mag geven. Soms hebben we in Huize Barefoot discussies over mijn gerechtenkeuze. Mijn liefje is mijn geëxperimenteer weleens beu en wil dan graag weer iets uit de oer-Hollandse keuken eten. Een gehaktbal, gekookte aardappel en rode kool. Wat daar mis mee is? Niks. Maar in de bereiding van dit soort gerechten vind ik nu eenmaal weinig plezier... Die moet ze dan zelf maar maken, hetgeen zij zonder morren doet. En goed bovendien. Haar recente verse witte asperges met krieltjes, ham, eitje en botersaus waren vu-ruk-ku-luk! Van de uiteinden, de schillen en andere resten maakte ze een soep die ik zeefde. De volgende dag was dat onze lunch.

Onlangs las ik een aardig artikel in Trouw over een Spaanse moeder die met haar zonen Adriano en Patricio een restaurant in de Haagse Molenstraat opende. Het restaurant heet De Spaanse moeder. Ze maken geen tapas maar juist grote stoofpotten. Carmen Pia leerde koken van haar oma in Catalonië die in de Tweede Wereldoorlog weduwe was en in haar eentje vier kinderen -en vaak extra familieleden- te eten moest geven met weinig geld. Het geheim van haar smakelijke gerechten is tijd. Het draait om slow cooking. Bijna alles wordt op lage temperatuur (onder 100 graden Celsius) langdurig gegaard zodat de ingrediënten alle tijd hebben zich goed te vermengen en het een smakenfeest op je bord wordt. Een goede stoofpot moet minstens vier uur opstaan. Dat ben ik geheel met haar eens; daarvoor schaften wij jaren geleden een grote Crockpot aan die soms wel zeven of acht uur lang staat te pruttelen in de keuken.

Carmen kookt met wijn, port en sherry, onmisbare ingrediënten in haar Spaanse stoofpotten. Hun idee is gebaseerd op de poké bowls, traditionele Hawaiiaanse schotels die sterk werden beïnvloed door de Japanse en andere Aziatische keukens. Het idee is dat je eerst een basis kiest, vervolgens de proteïne en tenslotte de toppings. De basis van de Spaanse moeder is in knoflook gebakken rijst/quinoa/aardappels met peterselie. Daar komt de stoof overheen. Als topping kun je bijvoorbeeld kiezen uit gegrilde paprika of gekarameliseerde ui. Ze beveelt haar Albondigas de Mama van harte aan, de gehaktballen van Ma.

Voor de Nederlandse snacker c.q. stapper heeft dit restaurant de alombekende Kapsalon op de kaart staan die in Den Haag en Rotterdam, na het uitgaan, vaak wordt gegeten. Carmen herkende daarin direct de traditionele Spaanse patatas bravas. Die kun je in elk Spaans restaurant als tapa bestellen. Haar eigen variant maakt ze met handgesneden aardappelen, chorizo, ei, Manchego-kaas en zelfgemaakte sauzen -vaak pikant- naar keuze. Dat gerecht noemt ze De Spaanse kapper’ en blijkt vele klanten over de drempel te trekken. Daarna keren ze vaak naar het restaurant terug om alsnog een stoofpotje van het menu te proberen. Het water liep mij in de mond bij lezing van de beschrijving en de foto. Zo’n poké bowl ga ik binnenkort zelf proberen. De afbeelding geeft voldoende ideeën om eraan te beginnen. Ik schrijf het maar alvast zodat mijn tafelgenoot weet wat voor experiment er nu weer op haar afkomt!

Vorige week bekeek ik de eerste aflevering van de nieuwe Netflix-serie Wafeltje + Mochi. Wafeltje is blauw, groot en heeft oren van koekjes, Mochi is klein, roze en kan alleen onherkenbaar mompelen. De twee poppenfiguren komen uit het Land van Bevroren Voedsel. Voor hen betekent dat ijsblokjes voor het ontbijt, lunch en diner. Dat is pas erg... Aangezien we leven in een tijd van zeespiegelstijging en smeltende ijskappen, moeten die twee als klimaatvluchtelingen een nieuw onderkomen zoeken. (Mijn interpretatie!) Zo komen ze in de Verenigde Staten van Amerika terecht. Ze kijken hun poppenoogjes uit als ze voor het eerst van hun leven een supermarkt binnen wandelen. Wow! Ze weten niet wat vers fruit en verse groenten zijn dus ze vragen het en krijgen antwoord van een pratend winkelschap en een aardige winkelrobot. Hier willen ze blijven! Als ze een baan zoeken, moeten ze maar gaan praten met de bazin. Die werkt op het dak. Zo verschijnt Michelle (Obama) -met schort voor- ten tonele.

Op het dak van het gebouw, in het centrum van een drukke stad, worden fruit en groenten verbouwd. Er staan stalletjes, er wordt gezaaid, geoogst, geplukt en geproefd. Vogels, vlinders en insecten vladderen rond. Hemels! Michelle vraagt welke winkelervaring de beide sollicitanten hebben. Geen. Ze pakt een tomaat en vraagt Wafeltje of hij weet wat dat is? Een clownsneus. (Leuk, toch?) Wat is een tomaat: fruit of groente? Zelfs mijn liefje liet zich door het antwoord verrassen: als iets zaadjes heeft, is het fruit! (Groenten zijn de wortels en stammen van iets dat onder de grond groeit.) 

Michelle vraagt haar jongste werknemers of ze de tomaatjes naar het juiste winkelschap kunnen brengen. De kistjes met tomaten blijken te zwaar voor Wafeltje en Mochi. Ze zien een karretje staan en stappen in. Dat blijkt de Magicar zijn die hen vervolgens door de wolken naar de westkust van de VS brengt. Naar een leuke vrouw die biologische tomaten kweekt. Ze proeven voor het eerst zo’n rood smaakbommetje en zijn er weg van. De Magicar vervoert hen daarna naar een pizzeria in Californië waar uitsluitend dove mensen werken. Daar proeven ze tomaten die op andere wijze zijn bereid. Yumm! 

Weer later worden ze getransporteerd naar Washington D.C., alwaar de beroemde Spaanse chef José Andrés hen leert hoe je verse gazpacho bereidt. Mèt verse tomaten maar ook met paprika, ui, olijfolie en azijn. Samen doen ze de Gazpacho Dance. Een vrolijke boel. 

Die chef blijkt José Ramón Andrés Puerta (1969) te zijn. Hij ging als jongeling naar een kookschool in Barcelona en werd leerling in restaurant elBulli. De nu wereldberoemde chef Ferran Adrià was zijn mentor. Als 18-jarige emigreerde Andrés naar de VS met $50 dollar op zak. Hij is inmiddels genaturaliseerd Amerikaan en doet wereldwijd goede dingen. Hij zette onder ander het ‘small plates dining concept’ in Amerika op de kaart. Wij noemen dat hier tapas. Dat zet zoden aan de dijk in het land van de Obese Medemens! Andrés is grootrestaurateur (30 zaken) en oprichter van World Central Kitchen (WCK), een non-profit organisatie die zich toelegt op het bestrijden van honger bij natuurrampen. Ik zag onder andere foto's online van hem en zijn keukenbrigade, kokend in het veld na de dodelijke orkaan Katrina (2005).

Je begrijpt dat het nieuwe Netflix-project van Michelle Obama een creatieve en kleurrijke serie is over gezond eten. Een thema dat haar aan het hart gaat. Als First Lady zette ze zich al in voor gezonde voeding voor families en kinderen, thuis en op school. Deze serie bestaat uit tien afleveringen. De andere gaan over zout, augurken, piepers, rijst, eieren, maïs, kruiden en specerijen, champignons en water. Het programma wordt nu al de nieuwe Sesamstraat van Food TV genoemd. Leuk voor jong en oud.


zaterdag 20 maart 2021

Groen!

Illustratie: Lisa Sheehan
De astronomische lente brak vandaag officieel aan. Tijd voor meer groen om ons heen! De verkiezingen in Nederland verliepen niet helemaal naar wens, wat mij betreft. Bijna alle politieke partijen op links leden zware verliezen of sponnen nul nieuw garen. Ik denk dat het hoog tijd wordt dat links zich verenigt in een brede, progressieve en groene volkspartij. De grootste winnaar was (helaas) Forum voor Democratie. De partij van Bidet ging van 2 naar 8 zetels. De stemmers op deze partij lieten zich, naar verluidt, vooral leiden door hun afkeer van het huidige coronabeleid. Zijn ze dan over vier jaar verdwenen? Voorlopig blijf de partij klein genoeg om geen al te grote stempel op het politieke klimaat te drukken. Met klimaat heeft die club sowieso niets; op dit punt zijn ze namelijk ook ontkenners.

Er is een duidelijke ruk naar rechts te zien in de Nederlandse maatschappij. Rechtse partijen, vanaf het centrum van de politieke macht in gradaties van rechts-populisme naar extreemrechts, harkten deze keer meer zetels bijeen dan ooit: 28. Omgerekend komt dat neer op 3.500.000 stemmen, ruim 20% van het aantal stemgerechte Nederlanders! Op zich niet verrassend -dat zien we immers in veel omringende landen- maar wel zorgwekkend, wat mij betreft. Maar ook dat is democratie. Het beste verkiezingsnieuws vond ik het Kaag-effect: de nieuwe lijsttrekker van D66 (Sigrid Kaag) boekte een flinke zetelwinst en maakte haar partij de tweede van het land. De PVV werd van die positie verdrongen. Een kritische lezer van de Volkskrant legde het verlies van Wilders uit: verrader…-1, verrader…-2, verrader…-3. 

De dag na die verkiezingen stemden we af op de zender NPO Politiek op het moment dat bestaande en nieuwe lijsttrekkers in hun nieuwe opstelling bijeenkwamen. Ik vond dat een interessante kijkje achter de schermen. Kamervoorzitter Arib heette eenieder -de meeste met, een enkeling zonder mondkapje- welkom en begeleidde hen naar hun zitplaats aan de grote ovalen tafel. Sommige nieuwe leden kwamen schoorvoetend binnen, er werd gefeliciteerd, enkelen gingen zitten en bleven zitten, anderen stapten op winnaars en nieuwe collega’s af. Zo kon je zien wie de netwerkers zijn en wie niet. Bidet zat naast Kaag, sprak kort met haar en keek vervolgens op zijn telefoon. De versie die LuckyTV hiervan maakte, is veel en veel grappiger!

Nu maar hopen dat er inderdaad een progressiever en groener Kabinet en een groenere regeringskoers tot stand komt voor de komende vier jaar. (Als ze die termijn overleven. Er komen twee zware parlementaire enquêtes aan…) Het CDA, door de kiezer afgestraft, en diens nieuwe lijsttrekker Wopke, door het ijs gezakt (woordgrap opzettelijk), kan zich beter de Partij van de Dieren gaan noemen. Die partij wenst namelijk helemaal niet in te grijpen in het boerenbestand (hun achterban) terwijl halvering van de veestapel in dit kleine kikkerland toch echt een must is. De echte PvdD-lijsttrekker (Esther Ouwehand) ziet dat belang wèl. De VVD, wederom grootste partij van het land en leidend in de aanstaande kabinetsformatie, staat evenmin te popelen dus het afstemmen van een groenere koers wordt nog een moeilijke opgave. De eerste en tweede partij van het land schoven beiden een vrouwelijke verkenner naar voren; leuke vrouwen met de juiste ervaring.

Gisteren was het hier Vaderdag en werd het feest van Sint Jozef gevierd. In onze autonome regio Valencia was donderdag een vrije dag voor onderwijzend personeel. Onze Spaanse buurvrouw Isa is iemand die voor de klas staat. Onze Spaanse buurman Jésus, die regelmatig timmert, haalde die dag zijn jongste dochter -uit een vorig huwelijk- op om een lang weekend door te brengen en Vaderdag te vieren. Het mag niet maar hij deed het wel. Naar Spaans gebruik is het de dag van de knuffels. De buurman was bepaald niet de enige. Zes tijdelijke buren in onze straat, afkomstig uit Murcia én Madrid, kwamen illegaal de grens over naar hun vakantiehuis aan zee. Alle auto’s werden óf om de hoek vande straat geparkeerd of op de oprit. Weg van nieuwsgierige ogen. Werkelijk álle permanente Spaanse buren (!) hadden dagenlang bezoekers over de vloer. Mijn verwachting is dan ook dat het aantal coronabesmettingen hier binnenkort weer zal oplopen. Soms worden mijn liefje en ik nijdig van dat gebrek aan discipline, al begrijpen we de wens van samenzijn goed. Zo bepalen dit soort lieden ook voor ons, brave borsten, hoeveel en wat we wel en niet mogen. Tja. 

Timmerman Jozef (hier wordt hij San José genoemd), de verloofde van de maagd Maria, werd de pleegvader van Jezus. Vrijzinnige christenen zijn geneigd hem de biologische vader van Jezus te noemen want hoe kun je bevallen als je nog maagd bent?!

In de afgelopen dagen hadden we weer een dip in het lenteweer, met af en toe een hevige regenbui (vannacht regende het urenlang) en grijze, druilerige dagen. Onze tuin knapte ervan op. De nieuwe aanplant tiert er welig: de narcissen en blauwe druifjes zijn uit, de zaadjes van kobaltblauwe korenbloemen en zonnebloemen steken inmiddels hun groene puntjes boven de aarde uit. Een van de aloe veras (een cactusachtige vetplant) heeft een beginnende vuurpijl die wel een meter hoog kan worden. Het is de eerste keer dat die bloeit sinds we de plant pootten. De volwassen Spaanse margrieten en ijsbloemen schieten omhoog en de citroenboom heeft al ontelbare baby’s en pubers. Mooi om te zien. 

We hebben inmiddels ook onze eigen huismus die dagelijks vanaf de bloeiende bougainville op ons neerkijkt en de plaatselijke bar bezoekt. Het bolle, pluizige vogeltje laat zich uitgebreid horen en kijkt ons dan aan alsof het wil zeggen “vind je ook niet?!”. Ik herken diens geluid inmiddels. Het is vandaag trouwen de Internationale Dag van de Mus. De merel zingt dagelijks zijn lied. We prijzen ons gelukkig met het aanbreken van de lente! 


Als ik kon, blies ik die grijze zooi aan flarden
Ik haalde de vogels uit het zuiden voor je terug
Ik pleurde een ei in een nest
En ik zei: kom op, je doet je best maar
we moeten lente hebben en een beetje vlug!

Na elke winter is er altijd weer een lente
't Is in de eeuwigheid nog nooit anders gegaan
De eerste merel die fluit
De eerste knoppen schieten uit
En ook al geloof je me niet
Opeens verdwijnt je verdriet
Het is in de eeuwigheid nog nooit anders gegaan.*


In een lokale supermarkt troffen wij onlangs de eerste verse, witte asperges uit Navarra (Noord-west Spanje) aan. Onze vriendin Joan deed boodschappen bij haar plaatselijke Aldi en trof daar het laatste pak aan. Ze appte dat direct aan ons door. (Wij bezoeken namelijk een andere Aldi voor dit doel.) Mijn liefje was nog niet klaar met voorlezen of ik zat al in de auto. Deze supermarkt ligt op ongeveer 5 minuten rijden. Ik stapte naar binnen, keek naar het groentenschap en daar schitterden de witte stengels mij als een prachtig boeket tegemoet. Wat waren ze mooi! Ik wist trouwens niet dat de witte en groene asperge dezelfde soort zijn; alleen de fase van plukken is anders: eerst is de stengel wit en als je die, eenmaal boven de grond, niet plukt wordt’ie vanzelf groen. (Er bestaan hier overigens ook nog lila asperges.)

Normaliter verschijnt het witte goud eerst in Nederland om daarna pas de gouden kopjes hier op te steken. Dit jaar ging dat andersom. Daarmee staken we menig vriend in Nederland de ogen uit. Het weer was in de afgelopen maanden dermate lente-achtig dat ze hun tijd vooruit groeiden. Vanavond eten we dit feestmaal voor de tweede keer in een week. We vieren wat we kunnen en genieten van het lokende groen om ons heen. 


* deze tekst komt uit een lied van Brigitte Kaandorp


dinsdag 16 maart 2021

Wat wil het volk?

17 maart is de dag waarop de meeste Nederlanders gaan stemmen voor de Tweede Kamerverkiezing. Vanwege corona werden de stemlokalen deze keer al opengesteld op de 15de en 16de, voor kwetsbare groepen die dan al te grote drukte kunnen vermijden. 
De bijna 93.000 stemmen van Nederlanders in het buitenland werden in goede orde in Den Haag ontvangen. Onze dikke oranje enveloppen gingen vorige maand al op de post. Gisteren hoorde ik dat ruim 8% van de poststemmen ongeldig is; dat komt neer op bijna 2 zetels dus dat doet ertoe! Je moest ook wel het koppie erbij houden. In envelop A hoorde het (anoniem) ingevulde stembiljet. In envelop B moest je de persoonlijke stemkaart en een kopie van je paspoort stoppen. Daarna A in B en hopsakee!

In een recent FD-artikel las ik dat het bij de vorige parlementaire verkiezing nog ging om 81.000 Nederlanders buiten de landsgrenzen. Er was in de afgelopen jaren dus sprake van een flinke uitstroom van landgenoten. Tijdens de vorige stembusgang profiteerde vooral D66 van die stemmen, op de voet gevolgd door de VVD en Groenlinks. Dit jaar zijn het 37 partijen die om onze stem strijden.

Met het grote aantal kiezers dat, als je de politieke verslaglegging mag geloven, morgen zwevend het stemhokje instapt, kan de uitslag nog spannend worden. Dat de VVD de grootste partij blijft, staat vast alhoewel er in diverse polls over een lichte daling in zetels wordt gesproken. Welke partijen dit jaar op plaatsen 2, 3 en 4 eindigen, is geen gesneden koek. Het gaat wel ergens om, de koers van het land staat op het spel. Deze coronacrisis leerde ons nieuwe lessen en bovendien komt 2030 in zicht, het jaar waarin belangrijke klimaatdoelstellingen moeten worden bereikt. Stemmen is deze keer dan ook extra zinvol. 

Zelf bracht ik mijn stem uit op een vrouw van een partij ter linkerzijde van het politiek firmament. Nooit was ik lid van enig politieke partij maar politiek geëngageerd ben ik altijd geweest. Ik stemde dit jaar niet strategisch maar principieel. Voor kansengelijkheid voor iedereen (vrouwen in het bijzonder), eerlijker delen, hogere belastingen voor rijken en grote bedrijven en groen beleggen. Al woon ik jarenlang in het buitenland, Nederland is en blijft mijn vaderland. Het land zit diep in mij en blijft boeien. Weliswaar weg maar nooit losgezongen! De opvallendste zin uit het verkiezingsprogramma van de betreffende partij was ‘samen met velen kunnen we de hele wereld aan’. Te beginnen in Nederland. Zelf voel ik mij overigens wereldburger, Europeaan èn Nederlandse.

Illustratie: Bas van der Schot
Leider en enig lid van de PVV, Geert Wilders (Lijst 2), noemde zijn beweging tijdens de verkiezingscampagne de meest rechtsstatelijke partij van het land. Dat bleef bij mij hangen. De Nederlandse Orde van Advocaten onderzocht onlangs het programma en constateerde dat die club juist de minst rechtsstatelijke partij van Nederland is. De PVV wil namelijk maatregelen nemen die strijdig zijn met de Nederlandse Grondwet. Dat is juist gevaarlijk voor de rechtsstaat... Wel de Partij voor de Vrijheid heten maar die vrijheid niet voor iedereen in Nederland laten gelden. Op een partij met zo’n stelling stem je tot niet met goed fatsoen?! Ik zou willen dat deze partij van de tweede plek kukelt (ten faveure van D66).

Diezelfde NOvA onderzocht ook het programma van FvD, Forum voor Democratie (Lijst 13). Die partij blijkt een bepaalde groep burgers met een reeks voorstellen juridisch dakloos te maken. Statushouders -personen wier asielaanvraag door de Nederlandse staat is ingewilligd- die thans in Nederland verblijven, krijgen volgens dat verkiezingsprogramma hooguit tijdelijke opvang gericht op terugkeer naar het land van herkomst. Klopt evenmin. Dat is niet het enige van die partij dat rammelt. In je partijprogramma stellen dat je vrijheid van meningsuiting wilt bevorderen maar dan als lijsttrekker zelf weglopen als je op tv flink wordt geroosterd door een cabaretier?! Wat een hypocrisie... Ik vrees dat deze onwelriekende partij wel een zeteltje wint. Tja. 

Momenteel lees ik het boek van Lale Gül (1997), de Turks-Nederlandse auteur van de autobiografische roman ‘Ik ga leven’. Güls debuutroman beschrijft een streng islamitisch gezin in Amsterdam-West met ongeletterde Turkse ouders en drie intelligente kinderen die in Nederland zijn geboren. Al op de Koranschool voelt de jonge Büsra (hoofdpersoon van het boek) zich een zonderling en dat gevoel neemt toe met de jaren. Ze stelt vraagtekens bij bijna alle regels van haar ouders, haar gemeenschap en haar religie. Moeder is orthodox, vroom, een draak en een tiran. Dochterlief is minstens zo fel: ze haat deze verwekker. Daarover trof ik een pakkende uitspraak aan in het boek: ‘de sterkste haat is ontgoochelde liefde’ (p. 240).

Büsra wil leven in het hier en nu en niet worden beperkt door de middeleeuwse opvattingen van haar omgeving. Oudste broer Halil mag alles, zij mag zij niets. Ze wenst zich niet te verloven en niet te trouwen, gaat Nederlands studeren, heeft een stiekeme baan waarvoor ze haar hoofddoek aflegt, maakt zich op, krijgt een witte vriend (‘volksverdunner’ voor zijn eigen Haagse gemeenschap) in een andere stad die ze jarenlang stiekem ontmoet. Het gedrag dat haar ouders haar opleggen, wordt stricter en dwingender in de loop van de tijd. Zelfs haar stemgedrag wordt voorgeschreven. Ze conformeert zich tot op zekere hoogte en blijft thuiswonen, uit solidariteit met haar oma en jonge zusje. (Bovendien vreest ze de eenzaamheid). Ze moet zich elke dag tegenover haar moeder blijven verantwoorden, op elk moment van de dag moet ze laten weten waar ze is en met wie. Dat is geen leven, wat mij betreft. Goed gekozen boektitel!

Na publicatie van haar boek keert iedereen in Güls omgeving zich tegen haar. Ze is afvallige en als ‘nestbevuiler’ wordt ze gehaat en fysiek bedreigd. Ze wordt gezien als de nieuwe Ayaan Hirsi Ali. Het is wel bizar dat elke keer dat iets dergelijks gebeurt, het wereldnieuws wordt. Ik heb veel respect voor de keuzen van beide vrouwen, in hun boeken en hun echte leven. Ook Gül legde haar hoofddoek definitief af. Zij is, net als Hirsi Ali, een kritische denker en een getalenteerde schrijfster. Haar teksten zijn doorgaans messcherp en bij tijd en wijle heel grappig.

In het Parool zegt ze tijdens een interview Ik maak wel duidelijk dat massa-immigratie misschien niet zo handig is. Ik ken geen islamitisch land in de wereld waarvan ik denk: dat is fijn leven daar. Dus ik zal altijd stemmen op een immigratiekritische partij. Ik maak me zorgen over de invloed van de islam en de ­demografische groei.” Desalniettemin stemt zij in Nederland niet op een extreemrechtse partij.

Haar zorgen deel ik. Grote problemen als ongeletterdheid, intolerantie, gearrangeerde huwelijken, gapende ongelijkheid tussen vrouwen en mannen en eerwraak die aan de zuivere islam kleven, werden mij in de loop van de tijd duidelijk; vooral door boeken van dit genre. Gül laat haar hoofdpersoon zeggen (p. 107) dat de islam de laatste collectivistische ideologie is die nog zwaar zit te spartelen tegen de stroom der moderniteit. Zelf heb ik niets met religie (welke dan ook). Geloven vind ik een persoonlijke aangelegenheid waarmee je anderen niet moet lastigvallen. Veel van de, door Büsra in het boek verwoorde bezwaren tegen het geloof deel ik. Maar om nu alle welwillende moslims die de Nederlandse taal spreken en hun constructieve bijdrage leveren aan de maatschappij op één hoop te gooien? Geen onderscheid te maken tussen hen die (willen) deugen en de rotte appels die dat weigeren? Nee. Noem mij naïef of politiek correct maar dat  kan ik niet steunen. Dat druist tegen al mijn principes in...

Mijn verbijstering over het toenemend aantal Nederlanders dat dat wel kan en zo van het democratische padje lijkt af te raken, doet mij regelmatig bevragen wie wij zijn als Nederlanders? Wat typeert ons? En vooral: wat verbindt ons? De vraag beantwoorden is lastiger dan 'm stellen. Dat leerde de toenmalige prinses Máxima -van Argentijnse afkomst- in 2007 toen ze verklaarde dat dé Nederlandse identiteit niet bestaat. Geert Wilders deed haar uitspraak destijds af als goedbedoelde politiek correcte prietpraat”.

In februari van dit jaar werd bijzonder hoogleraar Gedragswetenschappen en Beleid Will Tiemeijer in de Volkskrant geïnterviewd over die nationale identiteit. Het is een gevoelig onderwerp dat geen taboe zou moeten zijn. De verscheidenheid in het land neemt toe en de sociale cohesie lijkt daarmee af te nemen in omgevingen waar die verscheidenheid zich het duidelijkst manifesteert. Dat verlies van maatschappelijke samenhang is ongewenst; dat moet worden tegengegaan. Dat proces moet op zijn beurt in goede banen worden geleid.

We moeten onszelf vaker afvragen wat we verwachten van nieuwkomers maar ook van mensen die hier al honderd jaar wonen. In het Nederlandse  inburgeringsexamen staat onder meer dat de inburgeraar in staat moet zijn ‘om te gaan met de Nederlandse omgangsvormen, waarden en normen’. Maar wat die precies zijn, wordt helaas niet toegelicht. Dat examen gaat wel uitgebreid in op het belang van geschreven regels, zoals je houden aan de Nederlands rechtsstatelijke normen, maar wat daar aan meer alledaagse ongeschreven leefregels bovenop komt, moet de inburgeraar zélf maar uitzoeken.

Bi het zoeken naar die identiteit breekt Tiemeijer geen lans voor de school van de etnische herkomst: Nederlanders zouden volgens die opvatting één bepaald volk met één bepaalde huidskleur en afkomst zijn. Een gevaarlijke uitgangspunt. Van de Tweede Wereldoorlog weten we waartoe dat kan leiden... Hij pleit evenmin voor het constitutioneel pattriotisme: wat ons bindt is loyaliteit aan de Grondwet en verder niets. Dus hij wil geen overheid die uitsluitend stelt dat je je aan de wet moet houden. Hij ziet ook geen heil in de derde variant, die uitgaat van een dominante cultuur: alles zou dan draaien om die ene cultuur met alle bijbehorende tradities, feestdagen, specifieke gedragingen en normen. 


'It's only a joke'
Illustratie: Yuri Veerman
Als je beweert dat Nederlanders mensen zijn die een koekje bij de koffie nuttigen, elkaar driemaal kussen bij een ontmoeting, hossend over straat gaan op Koningsdag, van haring en van schaatsen houden, sluit je meer dan de helft van de bewoners van de Lage Landen uit. Mij inbegrepen. (Alleen dat koekje klopt, in mijn geval.) Een strak vastgelegde nationale identiteit werkt niet, dat werkt inclusiviteit juist tegen.

Tiemeijer stelt een vierde variant voor als alternatief: wat ons bijeenhoudt, is het delen van ruimte en toekomst, in de letterlijke zin. We komen elkaar voortdurend en overal tegen en moeten het samen doen. In die gedachte zit een potentieel voor sterkere verbondenheid. Typisch Nederlands is dat hele kleine stukje aarde waarop we wonen. Dat is wat ons onderscheidt van alle andere bewoners van deze planeet. Daarom noemde hij zijn essay ‘Project Nederland’. Daarin stelt hij voorts dat het beter is over gewenste Nederlandse identiteit te praten dan over unieke identiteit.

Het is dus beter je af te vragen wie wij als Nederlanders willen zijn.

‘Als je een ideaal formuleert van een identiteit, in plaats van een werkelijkheid, dan is het grote voordeel dat het gaat om een aspiratieniveau dat niemand bij voorbaat uitsluit.

Tiemeijer geeft hiertoe een aanzet in vier punten: Nederlanders zijn personen die de Nederlandse taal beheersen, die zorgen voor hun leefomgeving, rekening houden met elkaar en een bijdrage leveren aan de Nederlandse samenleving.

Deze punten zijn niet heel specifiek geformuleerd want het is belangrijk een zekere flexibiliteit en vrijheid te behouden. Bovendien moeten de aspiraties haalbaar zijn. Vanzelfsprekend zijn er ook grenzen aan deze gedachtengang. Het mag geen vrijbrief worden om je oneindig te bemoeien met datgene wat een ander doet. (Dat neemt niet weg dat mensen elkaar op sociale media tot nu toe  voortdurend de maat nemen!) Bovenop de normen die we vastleggen in de wet moeten bepaalde normen door eenieder worden omarmd èn uitgedragen.

Tiemeijers suggesties lijken mij een uitstekende leidraad voor 17 maart en daarna. Er valt heel wat te kiezen!


vrijdag 12 maart 2021

Boekenboel

Met de jongetjes in Bali bespreken we wekelijks het Woord van de Week. Ieder moet er eentje kiezen en toelichten. Dat doen we om hen aan de praat te krijgen in het Engels. Deze week hoefde ik over mijn woord niet lang na te denken: boeken! In het korte leven van Damai spelen lezen en boeken een grotere rol dan in dat van de 14-jarige Yuda. Door lezen te stimuleren, hopen we vooral dat hun wereld en hun woordenschat groter worden en dat ze nieuwsgierig worden naar Het Andere en de ander. Ik hoorde deze week dat het leesplezier onder Nederlandse kinderen in de onderste regionen van Europa bungelt. Nergens op dit continent haten 15-jarigen het lezen meer dan in mijn vaderland. Waar ging het fout?!

Zelf beschouw ik een dag zonder boek als een verloren dag. Boeken zijn essentiële producten voor de mens, wat mij betreft. Net als eten en drinken. Tijdens deze coronacrisis zouden die dus te allen tijde en onder alle omstandigheden verkrijgbaar moeten zijn. Dat idee werd helaas maar mondjesmaat gedeeld: de boekhandels gingen dicht. In het recente boek van Van Dis trof ik aan dat lezen ‘uitgestelde zelfmoord’ is. Dat is geen uitspraak van hem, ik kwam 'm eerder tegen. Ik wil het niet te dik aanzetten maar als ik tijdens deze pandemie niet zoveel had kunnen lezen, was het mij minder goed vergaan...

In Nederland zou nu de jaarlijkse Boekenweek plaatsvinden. Die wordt, vanwege corona (what else?), naar later in het jaar geschoven, hopend dat we dan -vooropgezet dat mensen grootscheeps zijn gevaccineerd- weer in groten getale naar de boekhandel kunnen om leesvoer te kopen, handtekeningsessies en lezingen van auteurs bij te wonen. Dat zou goed zijn voor de boekenbranche. De fysieke boekhandel in Nederland zag vorig jaar een substantiële omzetdaling, men poogde met online-verkopen de schade nog enigszins te beperken. In Spanje zag het er vorig jaar iets beter uit: de boekhandels verloren hier slechts 5 à 6% van hun omzet ten opzichte van het voorgaande jaar. (Dat stond in El País van december 2020.)

In crisistijd kun je tegenwoordig als lezer altijd boeken online kopen of bestellen, zowel papieren als digitale exemplaren. In de afgelopen maanden vonden veel mensen het prettiger vanuit huis te winkelen dan in persoon. Tijdens minder stricte lockdowns werden/worden papieren boeken door bezorgdiensten en personeel van boekhandels afgeleverd of door klanten opgehaald op een vantevoren afgesproken tijdstip. Als ik voorheen naar de boekhandel ging, kwam ik doorgaans met meer boeken thuis dan er op mijn wensenlijstje stonden. Zelf word ik erg hebberig in een vakboekhandel. 

Toen we aan de Costa Blanca neerstreken, was het schier onmogelijk Nederlandstalige boeken in Spaanse boekhandels te vinden en moeilijk qua  Engelstalige literatuur. Spaanse literatuur was er in overvloed, Spanjaarden zijn verwoede lezers, maar destijds kon ik dat nog niet lezen. Nu zou ik dat, met geduld en doorzetting, wel kunnen maar in de tijdspanne waarin ik één werk in het Spaans uitlees, kan ik er drie of vier in Engels of Nederlands verorberen. Dat is dus een no brainer voor een veellezer als ik.

Om de oorspronkelijke boekenweek niet ongemerkt voorbij te laten gaan, is deze week elke avond het programma Eus' Boekenclub te zien op NPO2, geleid door Özcan Akyol (affectueus bekend als Eus). Er zijn geen vaste boekenprogramma’s meer op tv te zien en persoonlijk vind ik dat een groot gemis. Het programma VPRO Boeken stopte vorig jaar na het overlijden van de presentator. Dit jaar komt daarvoor in de plaats het programma Brommer op Zee (vanaf 18 april, ook op NPO2). De titel is een zin van auteur Maarten Biesheuvel die eveneens vorig jaar overleed. Als ik de makers van het nieuwe programma mag geloven, zijn de ambities groot. Het wordt een BENE- (zonder LUX) duopresentatie. We gaan het zien.

Het boekenprogramma van Eus probeert in een half uur een nieuw concept uit: een literair boek recenseren in de studio door Bekende Nederlanders (met diverse achtergrond, leeftijd, etc.), in aanwezigheid van de auteur van het betreffende boek. Leuk! De eerste uitzending ging over ‘Otmar’s Zonen’ van Peter Buwalda. Die moest nog een beetje op gang komen, vond ik. Naast de recensie is er een gesprek tussen voor- en tegenstanders van een thema gelieerd aan lezen en boeken, is er muziek en Stefano Keizers is een soort tafelheer. We hebben weliswaar geen Boekenbal dit jaar, het werd alsnog een vrolijke boel! Het zijn 30 volle minuten en dat gaat wel ten koste van de diepgang…

De andere boeken die centraal staan bij Eus deze week: ‘De kaasfabriek’ (Simone van der Vlugt), ‘Ik ben er niet’ (Lize Spit), ‘De meeste mensen deugen’ (Rutger Bregman) en ‘KliFi’ (Adriaan van Dis). Op het boek van Van der Vlugt na (die ik als schrijfster zeker kan waarderen), las ik ze allemaal.

Persoonlijk keek ik het meest uit naar de (laatste) uitzending van vanavond met Van Dis (1949). Ik ben een fan van deze auteur. Zijn recentste boek heeft als ondertitel ‘Woede in de republiek Nederland’. Het verhaal speelt zich af rond 2030. De Oranje’s zijn vertrokken, er staat een enge populist met dictatoriale trekjes aan het roer van de Lage Landen en het water staat de Hollanders aan de lippen door de gestegen zeespiegel. Door klimaatverandering vluchtten mensen uit warme en drogen delen van de wereld naar het koude, rijke Nederland.

Dan barst daar de eerste orkaan los en volgen we het relaas van de drenkelingen. De auteur biedt ons een kijkje in de toekomst, we gluren met hoofdpersoon Jákob over de rand van de afgrond. Vooral het wereldweerbericht deed mij gniffelen. Stranden zijn geofferd aan zee, octopussen schuilen in rivieren. Het mannelijk zaad verdort. Het StaatsMuseum heeft een paar Friese doorlopers aangekocht. Topjaar voor Groenlandwijn. Dit bij tijd en wijle speelse boek van zware thema’s maar lichte toon stemt tot nadenken. Aanrader. Ik vind het overigens jammer dat er slechts één recent boek in het boekenprogramma van Eus aan de orde kwam. Hierbij dan ook nog wat leestips.

Zo is daar tevens ‘De stem’ van Jessica Durlacher (1961). Ook van haar ben ik fan maar zij schrijft aanzienlijk minder dan Van Dis. Haar pennevruchten zijn doorgaans het lange wachten waard. Over dit boek piekerde ze tien jaar en daarna duurde het nog drie jaar om te worden geschreven.

Twee weken geleden las ik een interview met de auteur in de Volkskrant en daardoor raakte ik geïntrigeerd door het boek. Het is namelijk geënt op de vriendschap die tussen Durlacher/De Winter (echtgenoot van) en Ayaan Hirsi Ali ontstond in 2005. 

De roman begint in New York op 11 september 2001. Daar trouwt het Nederlandse stel Zelda en Bor volgens de Joodse wet, in aanwezigheid van hun kinderen. Terwijl ze in het huis van de rabbijn zijn (33ste verdieping, hartje stad) zien 9/11 onder hun neus gebeuren en moeten ze vluchten van de plek des onheils. Jaren later neemt het Joodse gezin in Nederland een Somalische vrouw in huis die oppas wordt voor de twee jongste kids. Deze Amal is leergierig, intelligent en blijkt prachtig te kunnen zingen. Tijdens de finale van een nationale zangwedstrijd (De Stem) -die ze wint- werpt ze haar sluier af. Daarmee wordt ze het mikpunt van bedreigingen door moslimextremisten.

Klinkt bekend in de oren, nietwaar? De roman is geïnspireerd op een intense periode waarin Durlacher dol was op Ayaan Hirsi Ali, en vice versa (aldus het interview). “Maar verder is alles verzonnen.” Auteur Durlacher nam inderdaad flink wat literaire vrijheden maar de lijn van het verhaal scheert heel dicht langs de werkelijkheid. Het is veel meer dan een spannend verhaal over goed en slecht. Aanrader.  

Het zal niemand verwonderen dat ik zo terechtkwam bij het nieuwste boek van Ayaan Hirsi Ali (1969) zelf. Het is getiteld ‘Prey: Immigration, Islam, and the Erosion of Women's Rights’. Durlacher zegt in het interview het volgende: “Ze [Ayaan] heeft een missie. Dat zie je ook aan haar. De lol is wel uit haar gezicht, valt me op in televisiebeelden.’ […] Wat ze vroeger had... dat stralende... Ayaan heeft nu iets vermoeids. Zo’n strijd vreet je op. Ze is een vechter. Helder, duidelijk, geen speld tussen te krijgen. En soms erg kort door de bocht.” 

Hirsi Ali’s boek gaat over massamigratie, seksueel geweld en de rechten van vrouwen in Europa. Jonge mannelijke migranten uit orthodoxe moslimlanden zouden een gevaar zijn voor vrouwen in ons deel van de wereld. De auteur gebruikt misdaadgegevens, krantenartikelen, resultaten van sociaal-wetenschappelijk onderzoek en spreekt met enkele wetshandhavers. Het boek zou generaliseren (hetgeen Hirsi Ali toegeeft), oversimplificeren en geen diepgravende analyse van het probleem zijn. Ze geeft ruimhartig toe dat de gegevens heel beperkt zijn maar ze blijft bij haar beweringen. Boekrecensent Jill Philipovic van The New York Times sloot haar recensie af met “Like the fundamentalist religious views she and I both detest “Prey” is too absolutist to be credible.” Ga ik het lezen? Kweenognie...

En tot slot: ook las ik het boek van Jan Brokken (1949), getiteld ‘De tuinen van Buitenzorg’. In dit geval gaat het om biografische non-fictie. Het is een mooie reconstructie van de vroege huwelijksjaren van zijn ouders Olga en Jan in Nederlands-Indië. Hij wordt in 1935 als zendingstheoloog uitgezonden om onderzoek te doen naar de islamitische bekeringsbeweging op Saleier, een eilandje ten zuiden van Celebes. De jonggehuwden verblijven de eerste maanden op Java, daarna verhuizen ze naar Celebes, het huidige Sulawesi. (Vanwege mijn eigen rondreis door deze Indonesische provincie in 2014 las ik dat met veel interesse.) Han is vaak op reis, Olga (pianospeelster) blijft thuis en houdt zich vooral bezig met het leren van lokale talen als Makassaars en Boeginees, genieten van natuur, cultuur en de contacten met de lokale bevolking (via haar naaikrans). De Joods-Litouwse componist Godowsky, musicoloog Paul Seelig, taalgeleerden dr Matthes en professor Cenze, die ze daar leert kennen, spelen een grote rol in hun leven en dus ook in deze biografie.

Het boek, dat tot stand kon komen door de gedetailleerde brieven die Olga aan haar zus Nora schreef, is vooral een zoektocht naar de levendige vrouw die toen zijn moeder nog niet was. Jan Brokken werd in Nederland geboren, zijn broers Boris en Michiel op Celebes. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd vader Han van zijn gezin gescheiden. Allen kwamen in een jappenkamp terecht. Moeder Olga liep trauma’s op en, eenmaal terug op vaderlandse bodem (1947), veranderde in de gereserveerde domineesvrouw van Rhoon die hij zijn moeder ging noemen. Brokken is meesterverteller van zijn eigen familiegeschiedenis. Aanrader.


maandag 8 maart 2021

Niet iedere dag is vrouwendag

Dit wordt een longread van ongeveer 10 minuten. Langer is niet per se beter maar dit onderwerp doet ertoe. Er zijn vandaag in Spanje nergens marsen toegestaan voor Internationale Vrouwendag. Precies een jaar geleden, toen het coronavirus al onder mensen rondging, werd nog een groot demonstratie in Madrid georganiseerd waar hoogstwaarschijnlijk veel vrouwen met het coronavirus besmet raakten. In die grote groep die de straat op ging, van piepjong tot stokoud, vielen uiteindelijk ook doden te betreuren. Zoiets noemt men tegenwoordig een ‘superspreading event’. Het afblazen van de mars van vandaag is daarom een logisch besluit, al is het jammer. 

Het thema van 2021 is ‘Women in Leadership’, vrouwelijk leiderschap. In het Spaans houdt men het op ‘Mujeres líderes: Por un futuro igualitario en el mundo de la Covid-19’. Vrouwelijk leiderschap: voor een gelijkwaardige toekomst in de wereld van covid-19. 

Is dat toevallig of niet?! Daarover wilde ik juist gaan reppen! 

Een flink aantal weken geleden ontving ik een filmpje van een vriendin via Whatsapp. Dat inspireerde. Het begon met dramatische muziek en een tekst die erop neerkwam dat, terwijl bijna de hele wereld in opstand leek te komen tegen verandering en restricties, er zich een langzame maar belangrijke revolutie voltrok op de achtergrond: de opkomst van de vrouwelijke premier, minister-president of president wereldwijd. 

Duitsland, Bangladesh, Barbados, Denemarken, Estland, Ethiopië, Finland, Gabon, Georgië, Griekenland, Litouwen, Moldavië, Namibië, Nepal, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Taiwan, Schotland, Servië, Singapore, Slovakije, Trinidad & Tobago en IJsland. Al deze landen hebben inmiddels een vrouw die er politiek de scepter zwaait. Daarna volgden gezichten van Amerikaanse vrouwen in het filmpje, te beginnen met de eerste vrouwelijke Vice-President (Kamala Harris).

Het was een krachtige boodschap. Mij viel daarna op dat er momenteel geen land in Zuid-Amerika is met een vrouwelijke president. Argentinië, Chili, Nicaragua, Panama, Brazilië, Bolivia, Ecuador en Costa Rica hadden er allen ooit een maar die verdwenen in de afgelopen decennia. In Spanje staat evenmin een vrouw aan het hoofd van de regering maar het kabinet bestaat wel voor de helft uit vrouwelijke ministers en staatssecretarissen. Op internationale vrouwendag stelt men hier dat feminisme de genezing is... tegen het virus dat machismo heet!

Doordat in Nederland de post van staatssecretaris van Sociale Zaken niet werd opgevuld, is sprake van een historisch feit: voor het eerst in de Nederlandse parlementaire geschiedenis is het percentage mannen en vrouwen in het -weliswaar demissionaire- kabinet nu 50/50. Ik vind het belangrijk genoeg om te vermelden. In 2017 gaf premier Rutte nog aan de man/vrouw-verdeling in het kabinet van secundair belang te vinden. Er staat dit jaar ook een historisch aantal vrouwelijke lijsttrekkers op de stembiljetten voor de aanstaande Tweede Kamerverkiezingen: 10 van de 37 partijen. Mijn liefje en ik stemden reeds via de post. Allebei op iemand anders en van verschillende partijen maar wel met overtuiging op een vrouw.

Vorige week las ik op dezelfde dag in de Volkskrant een interview met Sigrid Kaag en een messcherpe column van Sheila Sitalsing. Vooral bij het lezen van de column gingen mijn nekharen recht overeind. Die was getiteld ‘Vrouwenhaat gaat terug tot Eva en de appel’ (een opvatting die ik al jaren hanteer). Sitalsing herinnerde de lezer eraan dat het vandaag precies een jaar geleden is dat Kathalijne Buitenweg (Groenlinks) aandacht vroeg voor onlinevrouwenhaat. Vervolgens somde de columniste een rijtje ongevraagde adviezen, recensies, biografische schetsen (die vond ik het allerergst!) en intenties van dappere ridders van het vrije woord die zelf liever anoniem blijven. Het waren stuk voor stuk walgelijke teksten, de ene nog erger dan de andere. Ook Sitalsing krijgt wekelijks haar portie vrouwenhaat over zich heen gestort en besloot contact te zoeken met een van hen, een man die zich bleek te verstoppen achter een hondenplaatje. Waarom (zoveel drek uitstorten en waarom) anoniem? Zijn antwoord: vanwege de intolerantie en omdat zijn veiligheid niet is gegarandeerd... Tja.  

Buitenweg bedacht destijds de hashtag #ikspreekmijuit omdat ze zag dat het effect heeft. Niet de grofste vorm van intimidatie is het ergst, wat Sitalsing betreft, maar de zogenaamd redelijke adviezen die mannen aan vrouwen niet kunnen laten: “niet klagen [vrouwtje], dat staat je niet”. Een jaar na #ikspreekmijuit is op Twitter de hashtag #kutkaag trending.

Afgelopen week publiceerde weekblad De Groene Amsterdammer de uitkomsten van onderzoek dat het samen met de Utrecht Data School deed naar de hoeveelheid seksisme die vrouwelijke politici krijgen te verduren. Men ondervroeg onder andere twaalf prominente politici, van links tot rechts. Hoe worden vrouwelijke politici aangesproken op sociale media, in vergelijking met hun mannelijke collega’s? Hoeveel haat ontvangen vrouwelijke (kandidaat-) Kamerleden dagelijks, en waarop is die haat gericht? Wat gebeurt er op het moment dat je als vrouw de politieke arena wilt betreden? Welke onderwerpen komen aan bod in interviews met vrouwelijke en mannelijke volksvertegenwoordigers?

In totaal werden 1.268.889 tweets aan politici verzameld en geanalyseerd. Ongeveer een vierde daarvan, 339.932 tweets, werd verstuurd aan vrouwelijke politici; het meerendeel (928.957) aan mannelijke politici. Daarnaast analyseerde het team 245 interviews met Nederlandse politici. Het betrof kabinetsleden en (kandidaat-)Kamerleden, plus de burgemeesters van de vier grootste steden. (De enige vrouw onder hen, Femke Halsema, ligt al jarenlang onder vuur van nare mannen op sociale media en in sommige kranten.)

Qua tweets onderscheidde het onderzoek a) haatdragend b) agressief of c) geen van beide. Indien er wel sprake was van haatdragende of agressieve tweets onderscheidde men vervolgens vijf categorieën: gender, etniciteit, religie, leeftijd/lichaam en overig. Een tweet waarin een politica voor ‘moslimhoer’ wordt uitgemaakt, scoort dus op twee punten. De winnares in aantallen agressieve en haatdragende tweets aan haar adres is Sigrid Kaag: ruim 13.000, in minder dan vijf maanden. Dat komt neer op elke 15 minuten één. Dat liet ik even bezinken… Daarna ontstak een grote woede in mij!

Wie is deze, zo door -bepaalde- mannen gehate vrouw die in 2017 aan het Haagse firmament verscheen? Voordat ze haar mond kon opendoen, werd ze uitgemaakt voor ‘terrorismevereerder’ door de Nederlandse afdeling van Netanyahu’s Likoed-partij. Haar kinderen zouden ‘pro-terreur’ zijn opgevoed. Waar ze het vandaan halen is (g)een raadsel. Kaag is getrouwd met Anis al-Qaq, Palestijn, tandarts en voormalig Fatah-politicus (inmiddels atheïst). Samen hebben ze vier kinderen.

Vooral de Telegrof, de krant van wakker en gladakker Nederland heeft sinds Kaags terugkeer de pik op haar. Sommige journalisten van die krant zetten aan tot agressie (haat?) tegen haar, wat mij betreft. De heren Bidet en Wilders volgen gewillig in dat voetspoor. Kaag en haar gezin kregen een ware shitstorm over zich heen op sociale media. Die duurt voort tot op de dag van vandaag. Qua persoonlijke keuzen zegt ze niemand iets te hoeven uitleggen en daarin geef ik haar groot gelijk. Wie je kiest als partner en hoe je je persoonlijke leven inricht, gaat niemand iets aan. Zij was het die op dat moment de vinger legde op de zere plek van de Hollandse bekrompenheid: “een mannelijke minister was dit nooit overkomen.”

De kop van het recente interview met de lijsttrekker van D66 in de Volkskrant was ‘We denken dat we tolerant zijn en mannen en vrouwen gelijk behandelen. Dat is niet zo.’ Op zich is deze -terechte- opmerking voor menigeen al een reden een hekel aan haar te hebben. Ze is stellig maar met een reden. In aanloop naar deze verkiezing wordt in de Volkskrant elke dag een lijsttrekker ondervraagd. Telkens volgens hetzelfde stramien: wat als u op 18 maart (de dag na de parlementaire verkiezing) wakker wordt en uw partij heeft 76 zetels?

“Eerst mezelf knijpen: is dit een slaapdroom of zo? Het tweede wat ik ’s ochtends altijd doe, is een kopje thee maken met melk erin. Dan Rutte een bloemetje sturen, met een biografie van een oude componist. Daarna: zo snel mogelijk gratis kinderopvang invoeren. Dat is ontzettend belangrijk voor de vroege taalontwikkeling van kinderen. Ook biedt het een oplossing voor ouders die willen werken maar dat nu niet kunnen. Daarnaast is het een concreet antwoord op de toeslagenaffaire.”

Illustratie: Mirjam Visser (voor FD)

Sigrid Kaag (1961) pleit in dat gesprek voor: een progressief kabinet, heldere keuzes (in plaats van de compromis als kleinste gemene deler), herstel van de controlerende functie van de Kamer, meer leiderschap in de politiek (politiek moet leidend zijn!), de Ministerraad ontdoen van zijn onterechte ‘managementfunctie’, afschaffen van het wekelijkse coalitieoverleg, waarden weer centraal maken, aanpakken van onlinehaat, mannen zich eveneens doen uitspreken tegen misogynie (niet alleen online) en techgiganten dwingen daarin hun verantwoordelijkheid te nemen.

“Leiderschap is niet: achter de troepen aanlopen als er draagvlak is. Leiderschap is zeggen: dit is de beste manier. Laat je daarop afrekenen, volg niet alleen de peilingen.” Ze neemt daarin een voorbeeld aan Angela Markel en Jacinta Ardern, vrouwelijke premiers die niet altijd doen en zeggen wat mensen willen horen.

Kaag vertelt over de ophef die ontstond nadat ze tot lijsttrekker werd verkozen en haar andere ambitie duidelijk verwoordde: de eerste vrouwelijke premier van Nederland worden. De halve wereld viel over haar heen. Zelf vind ik het echt niet gek dat ze dit wil. Hoe kunnen we immers nog uitleggen dat Litouwen, Namibië en Nepal wel vrouwelijke premiers hebben maar Nederland nog steeds niet?!

Haar wordt voortdurend verweten dat ze elitair is (het gezin waarin ze opgroeide, behoorde zeker niet tot de elite), dat ze als voormalig topdiplomaat weinig zou ophebben met Nederland en dat Den Haag te klein voor haar zou zijn. Sigrid Kaag bereikte op eigen kracht een carrière waarin ze met sukses imposante banen bij de Verenigde Naties vervulde, meer dan 20 jaar lang.

De politieke standpunten van haar partij zijn: verhoging van het minimumloon, gratis kinderopvang (vier dagen in de week) voor elk kind, een studiebeurs voor kinderen van ouders met een jaarinkomen lager dan €70.000, één miljoen nieuwe woningen vóór 2030, meer rechters en meer geld voor sociale advocatuur, vermindering van de CO2-uitstoot in Nederland en Europa met 60% en 70% vóór 2040. Dat getuigt toch juist van een vrouw met verantwoordelijkheidsgevoel die naast durf en visie ook solidariteit en medemenselijkheid betoont?!

Het is duidelijk voor eenieder die het wil zien: zij heeft de gunfactor niet. Maar er is werkelijk niets mis met haar persoon, haar verhaal en haar ideeën. Waar een man al snel als daadkrachtig wordt neergezet, als iemand die ergens voor staat, worden vrouwen van datzelfde kaliber met dezelfde boodschap als heksen of kenaus weggezet. Het is dat D66 niet mijn politieke partij is anders had ik zeker op haar gestemd. Desalniettemin vind ik haar een uitstekend voorbeeld om te volgen, iemand met meer inhoud en visie dan Mark Rutte!

Zolang er Nederlandse politici zijn die in alle ernst verkondigen dat vrouwen die zijn verkracht en zwanger blijken te zijn, bedenktijd moeten krijgen voordat zij tot abortus overgaan (zoals nummer 4 op de kieslijst van de ChristenUnie) en in Nederland elke acht dagen een vrouw wordt vermoord omdat ze vrouw is en dit in het land nauwelijks een onderwerp is -in tegenstelling tot Spanje-, weten we dat wij, feministische vrouwen, nog een ellenlange weg te gaan hebben voordat gelijkheid tussen de seksen een feit is.