Translate

dinsdag 16 maart 2021

Wat wil het volk?

17 maart is de dag waarop de meeste Nederlanders gaan stemmen voor de Tweede Kamerverkiezing. Vanwege corona werden de stemlokalen deze keer al opengesteld op de 15de en 16de, voor kwetsbare groepen die dan al te grote drukte kunnen vermijden. 
De bijna 93.000 stemmen van Nederlanders in het buitenland werden in goede orde in Den Haag ontvangen. Onze dikke oranje enveloppen gingen vorige maand al op de post. Gisteren hoorde ik dat ruim 8% van de poststemmen ongeldig is; dat komt neer op bijna 2 zetels dus dat doet ertoe! Je moest ook wel het koppie erbij houden. In envelop A hoorde het (anoniem) ingevulde stembiljet. In envelop B moest je de persoonlijke stemkaart en een kopie van je paspoort stoppen. Daarna A in B en hopsakee!

In een recent FD-artikel las ik dat het bij de vorige parlementaire verkiezing nog ging om 81.000 Nederlanders buiten de landsgrenzen. Er was in de afgelopen jaren dus sprake van een flinke uitstroom van landgenoten. Tijdens de vorige stembusgang profiteerde vooral D66 van die stemmen, op de voet gevolgd door de VVD en Groenlinks. Dit jaar zijn het 37 partijen die om onze stem strijden.

Met het grote aantal kiezers dat, als je de politieke verslaglegging mag geloven, morgen zwevend het stemhokje instapt, kan de uitslag nog spannend worden. Dat de VVD de grootste partij blijft, staat vast alhoewel er in diverse polls over een lichte daling in zetels wordt gesproken. Welke partijen dit jaar op plaatsen 2, 3 en 4 eindigen, is geen gesneden koek. Het gaat wel ergens om, de koers van het land staat op het spel. Deze coronacrisis leerde ons nieuwe lessen en bovendien komt 2030 in zicht, het jaar waarin belangrijke klimaatdoelstellingen moeten worden bereikt. Stemmen is deze keer dan ook extra zinvol. 

Zelf bracht ik mijn stem uit op een vrouw van een partij ter linkerzijde van het politiek firmament. Nooit was ik lid van enig politieke partij maar politiek geëngageerd ben ik altijd geweest. Ik stemde dit jaar niet strategisch maar principieel. Voor kansengelijkheid voor iedereen (vrouwen in het bijzonder), eerlijker delen, hogere belastingen voor rijken en grote bedrijven en groen beleggen. Al woon ik jarenlang in het buitenland, Nederland is en blijft mijn vaderland. Het land zit diep in mij en blijft boeien. Weliswaar weg maar nooit losgezongen! De opvallendste zin uit het verkiezingsprogramma van de betreffende partij was ‘samen met velen kunnen we de hele wereld aan’. Te beginnen in Nederland. Zelf voel ik mij overigens wereldburger, Europeaan èn Nederlandse.

Illustratie: Bas van der Schot
Leider en enig lid van de PVV, Geert Wilders (Lijst 2), noemde zijn beweging tijdens de verkiezingscampagne de meest rechtsstatelijke partij van het land. Dat bleef bij mij hangen. De Nederlandse Orde van Advocaten onderzocht onlangs het programma en constateerde dat die club juist de minst rechtsstatelijke partij van Nederland is. De PVV wil namelijk maatregelen nemen die strijdig zijn met de Nederlandse Grondwet. Dat is juist gevaarlijk voor de rechtsstaat... Wel de Partij voor de Vrijheid heten maar die vrijheid niet voor iedereen in Nederland laten gelden. Op een partij met zo’n stelling stem je tot niet met goed fatsoen?! Ik zou willen dat deze partij van de tweede plek kukelt (ten faveure van D66).

Diezelfde NOvA onderzocht ook het programma van FvD, Forum voor Democratie (Lijst 13). Die partij blijkt een bepaalde groep burgers met een reeks voorstellen juridisch dakloos te maken. Statushouders -personen wier asielaanvraag door de Nederlandse staat is ingewilligd- die thans in Nederland verblijven, krijgen volgens dat verkiezingsprogramma hooguit tijdelijke opvang gericht op terugkeer naar het land van herkomst. Klopt evenmin. Dat is niet het enige van die partij dat rammelt. In je partijprogramma stellen dat je vrijheid van meningsuiting wilt bevorderen maar dan als lijsttrekker zelf weglopen als je op tv flink wordt geroosterd door een cabaretier?! Wat een hypocrisie... Ik vrees dat deze onwelriekende partij wel een zeteltje wint. Tja. 

Momenteel lees ik het boek van Lale Gül (1997), de Turks-Nederlandse auteur van de autobiografische roman ‘Ik ga leven’. Güls debuutroman beschrijft een streng islamitisch gezin in Amsterdam-West met ongeletterde Turkse ouders en drie intelligente kinderen die in Nederland zijn geboren. Al op de Koranschool voelt de jonge Büsra (hoofdpersoon van het boek) zich een zonderling en dat gevoel neemt toe met de jaren. Ze stelt vraagtekens bij bijna alle regels van haar ouders, haar gemeenschap en haar religie. Moeder is orthodox, vroom, een draak en een tiran. Dochterlief is minstens zo fel: ze haat deze verwekker. Daarover trof ik een pakkende uitspraak aan in het boek: ‘de sterkste haat is ontgoochelde liefde’ (p. 240).

Büsra wil leven in het hier en nu en niet worden beperkt door de middeleeuwse opvattingen van haar omgeving. Oudste broer Halil mag alles, zij mag zij niets. Ze wenst zich niet te verloven en niet te trouwen, gaat Nederlands studeren, heeft een stiekeme baan waarvoor ze haar hoofddoek aflegt, maakt zich op, krijgt een witte vriend (‘volksverdunner’ voor zijn eigen Haagse gemeenschap) in een andere stad die ze jarenlang stiekem ontmoet. Het gedrag dat haar ouders haar opleggen, wordt stricter en dwingender in de loop van de tijd. Zelfs haar stemgedrag wordt voorgeschreven. Ze conformeert zich tot op zekere hoogte en blijft thuiswonen, uit solidariteit met haar oma en jonge zusje. (Bovendien vreest ze de eenzaamheid). Ze moet zich elke dag tegenover haar moeder blijven verantwoorden, op elk moment van de dag moet ze laten weten waar ze is en met wie. Dat is geen leven, wat mij betreft. Goed gekozen boektitel!

Na publicatie van haar boek keert iedereen in Güls omgeving zich tegen haar. Ze is afvallige en als ‘nestbevuiler’ wordt ze gehaat en fysiek bedreigd. Ze wordt gezien als de nieuwe Ayaan Hirsi Ali. Het is wel bizar dat elke keer dat iets dergelijks gebeurt, het wereldnieuws wordt. Ik heb veel respect voor de keuzen van beide vrouwen, in hun boeken en hun echte leven. Ook Gül legde haar hoofddoek definitief af. Zij is, net als Hirsi Ali, een kritische denker en een getalenteerde schrijfster. Haar teksten zijn doorgaans messcherp en bij tijd en wijle heel grappig.

In het Parool zegt ze tijdens een interview Ik maak wel duidelijk dat massa-immigratie misschien niet zo handig is. Ik ken geen islamitisch land in de wereld waarvan ik denk: dat is fijn leven daar. Dus ik zal altijd stemmen op een immigratiekritische partij. Ik maak me zorgen over de invloed van de islam en de ­demografische groei.” Desalniettemin stemt zij in Nederland niet op een extreemrechtse partij.

Haar zorgen deel ik. Grote problemen als ongeletterdheid, intolerantie, gearrangeerde huwelijken, gapende ongelijkheid tussen vrouwen en mannen en eerwraak die aan de zuivere islam kleven, werden mij in de loop van de tijd duidelijk; vooral door boeken van dit genre. Gül laat haar hoofdpersoon zeggen (p. 107) dat de islam de laatste collectivistische ideologie is die nog zwaar zit te spartelen tegen de stroom der moderniteit. Zelf heb ik niets met religie (welke dan ook). Geloven vind ik een persoonlijke aangelegenheid waarmee je anderen niet moet lastigvallen. Veel van de, door Büsra in het boek verwoorde bezwaren tegen het geloof deel ik. Maar om nu alle welwillende moslims die de Nederlandse taal spreken en hun constructieve bijdrage leveren aan de maatschappij op één hoop te gooien? Geen onderscheid te maken tussen hen die (willen) deugen en de rotte appels die dat weigeren? Nee. Noem mij naïef of politiek correct maar dat  kan ik niet steunen. Dat druist tegen al mijn principes in...

Mijn verbijstering over het toenemend aantal Nederlanders dat dat wel kan en zo van het democratische padje lijkt af te raken, doet mij regelmatig bevragen wie wij zijn als Nederlanders? Wat typeert ons? En vooral: wat verbindt ons? De vraag beantwoorden is lastiger dan 'm stellen. Dat leerde de toenmalige prinses Máxima -van Argentijnse afkomst- in 2007 toen ze verklaarde dat dé Nederlandse identiteit niet bestaat. Geert Wilders deed haar uitspraak destijds af als goedbedoelde politiek correcte prietpraat”.

In februari van dit jaar werd bijzonder hoogleraar Gedragswetenschappen en Beleid Will Tiemeijer in de Volkskrant geïnterviewd over die nationale identiteit. Het is een gevoelig onderwerp dat geen taboe zou moeten zijn. De verscheidenheid in het land neemt toe en de sociale cohesie lijkt daarmee af te nemen in omgevingen waar die verscheidenheid zich het duidelijkst manifesteert. Dat verlies van maatschappelijke samenhang is ongewenst; dat moet worden tegengegaan. Dat proces moet op zijn beurt in goede banen worden geleid.

We moeten onszelf vaker afvragen wat we verwachten van nieuwkomers maar ook van mensen die hier al honderd jaar wonen. In het Nederlandse  inburgeringsexamen staat onder meer dat de inburgeraar in staat moet zijn ‘om te gaan met de Nederlandse omgangsvormen, waarden en normen’. Maar wat die precies zijn, wordt helaas niet toegelicht. Dat examen gaat wel uitgebreid in op het belang van geschreven regels, zoals je houden aan de Nederlands rechtsstatelijke normen, maar wat daar aan meer alledaagse ongeschreven leefregels bovenop komt, moet de inburgeraar zélf maar uitzoeken.

Bi het zoeken naar die identiteit breekt Tiemeijer geen lans voor de school van de etnische herkomst: Nederlanders zouden volgens die opvatting één bepaald volk met één bepaalde huidskleur en afkomst zijn. Een gevaarlijke uitgangspunt. Van de Tweede Wereldoorlog weten we waartoe dat kan leiden... Hij pleit evenmin voor het constitutioneel pattriotisme: wat ons bindt is loyaliteit aan de Grondwet en verder niets. Dus hij wil geen overheid die uitsluitend stelt dat je je aan de wet moet houden. Hij ziet ook geen heil in de derde variant, die uitgaat van een dominante cultuur: alles zou dan draaien om die ene cultuur met alle bijbehorende tradities, feestdagen, specifieke gedragingen en normen. 


'It's only a joke'
Illustratie: Yuri Veerman
Als je beweert dat Nederlanders mensen zijn die een koekje bij de koffie nuttigen, elkaar driemaal kussen bij een ontmoeting, hossend over straat gaan op Koningsdag, van haring en van schaatsen houden, sluit je meer dan de helft van de bewoners van de Lage Landen uit. Mij inbegrepen. (Alleen dat koekje klopt, in mijn geval.) Een strak vastgelegde nationale identiteit werkt niet, dat werkt inclusiviteit juist tegen.

Tiemeijer stelt een vierde variant voor als alternatief: wat ons bijeenhoudt, is het delen van ruimte en toekomst, in de letterlijke zin. We komen elkaar voortdurend en overal tegen en moeten het samen doen. In die gedachte zit een potentieel voor sterkere verbondenheid. Typisch Nederlands is dat hele kleine stukje aarde waarop we wonen. Dat is wat ons onderscheidt van alle andere bewoners van deze planeet. Daarom noemde hij zijn essay ‘Project Nederland’. Daarin stelt hij voorts dat het beter is over gewenste Nederlandse identiteit te praten dan over unieke identiteit.

Het is dus beter je af te vragen wie wij als Nederlanders willen zijn.

‘Als je een ideaal formuleert van een identiteit, in plaats van een werkelijkheid, dan is het grote voordeel dat het gaat om een aspiratieniveau dat niemand bij voorbaat uitsluit.

Tiemeijer geeft hiertoe een aanzet in vier punten: Nederlanders zijn personen die de Nederlandse taal beheersen, die zorgen voor hun leefomgeving, rekening houden met elkaar en een bijdrage leveren aan de Nederlandse samenleving.

Deze punten zijn niet heel specifiek geformuleerd want het is belangrijk een zekere flexibiliteit en vrijheid te behouden. Bovendien moeten de aspiraties haalbaar zijn. Vanzelfsprekend zijn er ook grenzen aan deze gedachtengang. Het mag geen vrijbrief worden om je oneindig te bemoeien met datgene wat een ander doet. (Dat neemt niet weg dat mensen elkaar op sociale media tot nu toe  voortdurend de maat nemen!) Bovenop de normen die we vastleggen in de wet moeten bepaalde normen door eenieder worden omarmd èn uitgedragen.

Tiemeijers suggesties lijken mij een uitstekende leidraad voor 17 maart en daarna. Er valt heel wat te kiezen!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten