In het Vaderland vindt deze week de 86ste boekenweek plaats. Ook de bibliotheken gingen daar weer open. Joehoe! Vanwege de coronamaatregelen werd het oorspronkelijke boekenfestijn (maart) uitgesteld. Aan de vooravond van dit heugelijke feit kookten we voor onze vrienden Hugo & Emmy. Tijdens de dis (witte asperges op z´n Hollands) kwam de vraag naar voren wat literatuur nu eigenlijk is. Waarom wordt het ene boek wel tot de literatuur gerekend en het andere niet?
Persoonlijk
denk ik dat er wel iets steekhoudend is te zeggen over literatuur, al kan dat
op sommige personen academisch overkomen. Een goed boek is in de ogen van een
lezer nu eenmaal een goed boek! Voor mij is literatuur kort gezegd: een geschreven
kunstwerk dat origineel is en diepgang en gelaagdheid heeft. Een literair boek werpt
een nieuw licht op onderwerpen en personages en voegt iets toe aan de ervaring
van de lezer. De rest noemen we lectuur.
Vorige
week keek ik op tv naar een interview met de Grande Dame van de Nederlandse
Literatuur: Connie Palmen (1955). Zo werd ze bij het publiek geïntroduceerd
en ik kan mij wel vinden in die beschrijving. Haar eerste roman ‘De wetten’ dat
in 1991 verscheen, werd de grootste literaire sensatie van het land tot dan
toe. Deze roman gaat over de liefde van een vrouw, Marie Deniet, voor zeven mannen die haar de wereld doen begrijpen.
In dat jaar alleen al werden 400.000 exemplaren van dit boek verkocht.
Die
kleine vrouw met piekhaar, altijd gekleed in een stoer leren jack, werd in één klap beroemd; zelfs een hype. Zij vond het destijds doodnormaal… Zelf zegt
ze over haar debuutroman en de bijbehorende ophef: “Ik werd wie ik was.” Ze
schrijft ‘autobiofictie’ zoals ze het noemt. 30 jaar geleden werd ze dus schrijver
en sindsdien geniet ze er met volle teugen van. Zij vertelde tijdens het televisieinterview
dat alles dat zij in haar leven vóór die eerste roman deed, in het teken stond
van schrijver worden en daarin succesvol zijn: twee academische studies (Nederlands
en filosofie) en heel veel nadenken.
Ik ben
fan van Connie Palmen. Tijdens het interview was elke van haar zinnen een schot
in de roos. Ze formuleert zo mooi, spreekt in prachtige zinnen. Het publiek in
de zaal en wij, kijkers, hingen aan haar lippen. Zij praat niet om de dingen
heen maar benoemt ze precies en zorgvuldig. Ze vindt dat de Nederlandse taal
haar alle middelen geeft om haar gedachten en ideeën te verwoorden en op papier
te zetten. Palmen neemt 3 à 8 jaar de tijd om een nieuwe roman te schrijven. In
1999 schreef ze het boekenweekgeschenk (‘De erfenis’), in 2016 ontving ze de
Libris Literatuurprijs voor haar roman ‘Jij zegt het’ en in 2017 schreef ze het
boekenweekessay ‘De zonde van de vrouw’.
Tijdens
dit interview kwam de interviewer onder andere terug op een eerdere opmerking
van Palmen tijdens een rondetafelgesprek in een praatprogramma. Saskia Noort en
Hugo Borst namen deel aan dat gesprek. Palmen vroeg zich af of er zoiets
bestaat als een literaire thriller, het genre dat auteur Saskia Noort (1967) voortbrengt.
Palmen
is nooit vies van een rel; dit is wat eraan voorafging en vervolgens gebeurde.
“Scheer
je weg, nietsnutten, in het land van de literatuur!” Dat is wat ze zei tijdens
het Boekenbal van 2009 tegen schrijvers Saskia Noort en Kluun. Daarop besloot DWDD-gastheer
Matthijs van Nieuwkerk (programma De Wereld Draait Door is inmiddels ter ziele)
die als Neerlandicus en studiegenoot van Palmen altijd veel aandacht had voor
boeken, Palmen en Noort uit te nodigen voor een vervolggesprek.
Palmen
beweerde toen -en nog steeds- dat de boeken die Noort schrijft niets met
literatuur te maken hebben. Noort verdedigt zich met dat ze nooit heeft gezegd
dat ze literatuur schrijft. Er staat literaire thriller op haar boekomslagen. Volgens
Palmen is dit bedrog. “Je suggereert dat jouw werk literair is en dat is het
niet.” Auteurs en uitgevers van literaire thrillers doen daarom aan volksverlakkerij
en daaraan is een auteur met zo´n label op de kaft medeverantwoordelijk. Daarmee
geef je toch blijk van een zekere pretentie en die is onterecht. In Palmens woorden
herken ik de klassieke literatuuropvatting.
Het
feit dat de boeken van Saskia Noort als literaire thriller op de markt worden
gebracht is niet door haarzelf bedacht; het is een marketingconcept van de
uitgeverij. Dit etiket is bedoeld om lezers te trekken. Noort zegt echter dat
het combineren van de twee begrippen ter bevordering van het imago en het
verhogen van de verkoopcijfers best kan en mag. Noort verklaart –en ze beweert ook
namens haar uitgever te spreken– dat het woord ‘literair’ betekent dat haar
boeken geen standaardthrillers zijn. (Wat zijn dat nou weer?!…)
De
hele discussie rondom het woord literatuur vindt Noort overigens vermoeiend en
niet meer van deze tijd. Ook een goedgeschreven thriller is literatuur want
alles wat gedrukt is, is dat naar de letterlijke betekenis. En waarom niet alle
boeken die verschijnen gewoon tot de literatuur rekenen om van alle discussie af te zijn? Er zijn genoeg collega-thrillerschrijvers (Esther Verhoef, Charles
den Tex, René Appel, Thomas Ross) die het eens zijn met Noort en die aanstoot nemen
aan Palmens offensief. Volgens hen is er überhaupt geen onderscheid tussen
literatuur en lectuur.
Zelf
ben ik het daarmee oneens. Literatuur is haute couture, lectuur is confectie. Kunst
versus kitsch. Als lezer moet je moeite doen voor literatuur. Lectuur is voor ontspanning; de amusementswaarde van het boek staat
voorop. Noem het hokjesgeest of slaapverwekkend… Iedereen mag daar anders over
denken en vanzelfsprekend staat het eenieder vrij te lezen wat hij of zij wil.
De literaire
thrillers van de veelgelezen en goedverkopende Saskia Noort kunnen mij persoonlijk
niet boeien. Ik deed een aantal serieuze leespogingen maar de taal en stijl staan
mij tegen en de ontknoping zie ik vaak al van kilometers afstand aankomen dus
de spanningsboog is laag. Daarentegen ben ik al mijn hele lezersleven lang
enthousiast over de boeken van Stephen King. Hij is voor mij dé meester van het
spannende boek. Er is niets literair aan maar zijn personages en plots zijn doorgaans
verrassend, origineel en heel spannend.
Maar genoeg
hierover. Als we maar plezier (blijven) beleven aan lezen!
Elke boekenweek gaat gepaard met een essay en een geschenk in boekvorm. Het essay werd dit jaar geschreven door Roxane van Iperen (1976), getiteld ‘De genocide fax’ en het gratis boekenweekgeschenk door Hanna Bervoets (1984); dat is getiteld ‘Wat wij zagen’. Beide werken heb ik nog niet gelezen.
De jubilerende
sponsor van dit jaarlijkse evenement (Nederlandse Spoorwegen) wilde de boekenlezers
van Nederland na 20 jaar een kadootje geven voor bewezen trouw. Als je tussen 29
mei en 30 juni voor €15 aan Nederlandstalige boeken koopt, ontvang je het
gratis boekenweekgeschenk. Op de laatste pagina van dat boek staat een QR-code
die je dan kunt scannen. Als je het geschenk reeds in bezit hebt, kun je naar
de website van de hoofdsponsor gaan en daar het laatste woord van Bervoets´ openingszin
invullen. Daarna zouden de cadeaus als een zachte zomerregen op je neerdalen.
Nu wil
het geval dat ik enkele dagen geleden een interview las met Hanna Bervoets op de website van Onze Taal. (Ze werd geïnterviewd
voor het maart-nummer van het blad.) Daarin kwam de eerste zin van het boek ter
sprake. Die zin luidt “En wat zag je dan allemaal?” Ik tikte het
woord in et voilà… de boekenkist ging open. Hugo de Groot zou het een goede list hebben gevonden. Noem het ironie maar er zat geen enkele
literaire thriller in.
Veel
leesplezier en een hartelijke groet van je community librarian 😉