Translate

donderdag 29 juli 2021

Lege tribunes en soms lege handen

't Is mij wat in Tokio! Dat de IOC dit allergrootste sportevenement ter wereld in coronatijd liet doorgaan, lijkt vooral door financiële belangen te zijn ingegeven. Het gaat om vele miljarden. Voor het gastland zou afstel een schadepost zijn van 4.5 triljoen Japanese yen, 34 miljard (een getal met negen nullen). De Japanse bevolking had liever dat verlies genomen dan deze Zomerspelen te laten doorgaan. Een kwart van de inwoners is nog maar gevaccineerd dus de angst voor verdere verspreiding van het deltavirus lijkt gegrond. Maar de organisatie besloot anders. Olympiërs moeten hun prestaties nu leveren met zo goed als lege tribunes en heel veel restricties in het land van de strenge regels.

Zelf zit ik deze sportzomer niet bepaald aan de buis gekluisterd. De Tour de France ging geheel aan mij voorbij, het Europese Kampioenschap mannenvoetbal was voor Oranje van dusdanig korte duur dat ik ook daarop snel was uitgekeken. Naar de prestaties van de Nederlanders op de huidige Olympische Zomerspelen kijk ik wel maar selectief; mij boeien vrouwenvoetbal, vrouwenhockey, zeilen, surfen en alles van het zwemmen (mannen en vrouwen). Het is een handjevol van de 33 disciplines waarin wordt gestreden dus niet alle interessante wedstrijden kan ik live zien. 

Ik ben met name verheugd over de uitstekende prestaties van de Nederlandse zwemmer Arno Kamminga (1995). Deze laatbloeier, hij begon pas met topsport in 2019, en voormalig luie zwemmer die de kantjes eraf zwom (volgens zijn trainster) verbaasde zichzelf, vriend en vijand met een zilveren medaille op de 100 meter schoolslag. Daarmee werd deze voormalige reddingszwemmer een waardig opvolger van Pieter van den Hoogenband, nu chef-de-mission van TeamNL. Vanochtend stond hij in de finale van de 200 meter schoolslag en haalde hij die truc nogmaals uit. Weer zilver! Kamminga vergelijkt zich graag met de Japanse schoolslaglegende Kosuke Kitajima die tijdens de Spelen van Peking regeerde op beide afstanden. En morgen is het voor de Oranje Leeuwinnen erop of eronder: ze gaan dan voetballen tegen de Amerikaanse wereldkampioenen. Fingers crossed!

Het toernooi is nog maar enkele dagen oud maar grote teleurstellingen zijn er ook al. Enkele sporters testten positief op corona en werden in allerijl door Japanse officials naar quarantainehotels afgevoerd. Ze kregen soms slechts 30 minuten de tijd om hun spullen bijeen te rapen. Daar leden de meesten die dit overkwam, aanvankelijk in stilte, volledig afgezonderd van de rest. Ieder van die Olympiërs was voor vertrek uitvoerig getest en onbesmet bevonden; ieder van hen kreeg groen licht om naar Tokio af te reizen. Ieder van hen zat op dezelfde KLM-vlucht. Het is echter niet duidelijk of ze aan boord van dit vliegtuig besmet zijn geraakt.

Wat inmiddels wel bekend is, is dat geen van de KLM-crew op die vlucht voor vertrek op corona werd getest. Dat noem ik een gotspe... Had niemand van personeelszaken van KLM kunnen bedenken dat het belangrijk is dat wèl te doen? Er staat toch immers veel (letterlijk) op het spel?! De meeste sporters beulden zich in de afgelopen vijf jaar af om zich te kwalificeren voor dit grote toernooi. Soms onder barre omstandigheden. Voor sommigen is dit de laatste kans op een  medaille, voor anderen de eerste keer dat ze aan het evenement mogen deelnemen. Memorabel van hier tot Tokio! Ik begrijp dan ook niets van het beleid van onze nationale trots op vleugels. Het laatste woord is hierover nog niet gesproken.

Vooral bij het roeien is het percentage pechvogels groot. Gezond verklaarde Nederlandse roeiers worden nu door sommige collega´s uit andere landen met de nek aangekeken en zelfs uit gemeenschappelijke ruimten geweerd. Een van hen verhaalde in een krantenartikel dat ze nu beter begrijpt wat stigma en discriminatie inhoudt... Misschien juist wel hierom waren de teams uit deze tak van sport goed voor een oranje medailleregen.   

Men schijnt nóg meer te moeten afzien op een sneu hotelkamertje in je dooie eentje terwijl concollega´s zich op steenworp afstand in het zweet werken voor Eeuwige Roem. Sommige van de besmette sporters hebben niet eens een raam in hun gevangenis. De Nederlandse Olympische organisatie tekende officieel bezwaar aan bij de Japanse organisatie, tegen de omstandigheden en de onmenselijke behandeling. Er lijkt nu enige verlichting te komen. Zo krijgt men in quarantaine sindsdien ook ander dan Japans voedsel voorgezet.

Andere teleurstellingen waren er in de vorm van tegenvallende resultaten. Sommige Nederlandse Olympiërs slepen torenhoge verwachtingen met zich mee naar de andere kant van de aardbol; dat was vooral aan de orde bij de wielrenners en de turnploeg. Het is zelfs bij sport op dit niveau soms: de ene dag ben je top, de andere dag een flop.

Gisteren pakte echter heel goed uit qua medailles: 8 stuks op één dag. Het gaat de boeken in als Waanzinnige Woensdag want nooit eerder bereikte mijn vaderland dat recordaantal in zo´n kort tijdbestek. (Het oud record stamt uit 1928 en stond op 7.) Het andere goede nieuws is dat medaillewinnaars sinds eergisteren van de Japanse organisator op de foto mogen zonder mondkapje. Tja. 

Onlangs leerde ik dat het Nederlandse woord ‘soms’ in het Japans ‘tokidoki’ is. Dat wist cabaretier, columnist en boekenschrijver Paulien Cornelisse mij te vertellen. Tijdens haar studie Psychologie (UvA) studeerde ze een jaar lang Japans aan de universiteit van Hiroshima. Zo leerde ze de taal kennen en viel ze als een blok voor dit land. Het woord tokidoki werd haar favoriete Japanse woord en daarom heet haar televisieprogramma (VPRO) zo. Ik dacht dat het een zelfverzonnen variant op okidoki was! In het kader van de zomerspelen in Tokio worden beide series herhaald.

Cornelisse staat bekend om haar onderkoelde, droge humor en haar gevoel voor absurditeit. Een van de grappigste momenten die ik zag, is wanneer ze in haar eentje met een plastic tasje onder de arm naar een solo-karaokekamertje gaat en daar keihard en soms ietwat vals gaat meezingen met de hit ‘Sukiyaki’ van de Japanner Kyu Sakamoto. Het nummer werd in 1961 in Japan uitgebracht en kwam pas in 1963 met stip de Nederlandse hitparade binnen. Een geweldig nummer van een prachtige zanger, dat daarna dagenlang in mijn hoofd rondzong. 

Mij boeien deze soms vervreemdende dingen, al zegt de maakster zelf dat Japan geen rariteitenkabinet is. Zij is in ieder geval dol op het Land van de Rijzende Zon. In aflevering 2 van seizoen 2, getiteld ‘Rei-Wa’ (vreugdevolle harmonie) zag ik Cornelisse zitten op een stenen verhoging in een zentuin. In die hele tuin is geen flintertje groen van plant of boom te bespeuren. Ze kijkt uit op grind waarin met een speciale hark banen en cirkels zijn getrokken. De banen staan voor de zee, de cirkels voor de golven. Maar dan op het droge in het centrum van een miljoenenstad, uitgevoerd in grauwgrijs. Je kon er als kijker op wachten dat ze een gortdroge opmerking maakt. De achterwand van de tuin vertoonde namelijk een grote gele vlek. Die weerhoudt een Nederlander ervan zen te worden. Die moest eerst netjes worden weggewerkt voordat de camera het beeld vastlegt. (Is dat de Japanner in onszelf?) Ik houd veel van Azië maar ik zou niet in Japan willen leven; veel te veel gedragsregels.

Om ook in Huize Barefoot tijdelijk in Japanse sferen te vertoeven, bereidde ik eerder deze week tonijn op Japanse wijze: tataki. Mij kun je zonder gewetensvroeging twee weken op water en Japans eten zetten! Dit is een van mijn favoriete bereidingswijzen voor bijna rauwe vis. Bedek een dikke moot tonijnbiefstuk aan beide kanten met geroosterde sesamzaadjes en rooster dat ongeveer vijftien seconden aan elke kant, in een gloeiendhete pan. Het binnenste van de vis moet dieprood blijven. Vervolgens overgiet je de vis ruimschoots met hete olie, gemaakt van stukken verse gember (met schil). Verse koriander erbij en… oishii! Dat spreekt Paulien niet tegen. Wij aten er een klein maar fijn noodlegerecht bij. Mijn liefje slurpte het op, naar goed Japans gebruik; als teken van dank aan de kok. Arigatō, koibito!

Momenteel lees ik ook het boek ‘De man die Nagasaki overleefde’, van Gregor Vincent (Witteveen). Ik had ook een talengids of audioboek kunnen kiezen maar dit leek mij een interessantere keuze: wereldgeschiedenis en autobiografie ineen. Bovendien gaat het over strijd, al is die in dit geval zeer ongelijk. In een recent Volkskrant-artikel over hoe we meer kunnen lezen -onnodig advies voor mij- trof ik een zinnetje aan dat mij bijbleef. Boeken lezen is vermoeiender voor je brein dan kijken of luisteren omdat je in je hoofd voortdurend letters aan het decoderen bent. Zo ervaar ik dat nooit als veellezer. Dat ben ik mij ook niet na elke omgeslagen pagina bewust... en gelukkig maar.

Dit is het waargebeurde verhaal van de Nederlandse soldaat Dick Büchel van SteenbergenAls je zijn portret op de boekomslag ziet, zou je niet denken dat het om een Hollander gaat. Hij zou zo voor een Japanner kunnen doorgaan; excusez-le-mot. Hij groeit op in Bandung in Nederlands-Indië met zijn ouders en vier broers; een hecht en liefhebbend gezin. Die ontvangen warmte en liefde zullen hem door veel gruwelen en ontberingen helpen. 

Het boek van Vincent begint met de Japanse aanval op Pearl Harbor (1941) vanuit twee perspectieven: het Japanse en het  Amerikaanse. Zo begint hun beider deelname aan de Tweede Wereldoorlog in Oost-Azië. De Japanners vallen in 1942 Nederlands-Indië binnen. Ze bezetten Java en Büchel van Steenbergen wordt als jonge KNIL-soldaat krijgsgevangen gemaakt.

Al vroeg na zijn gevangenschap neemt hij een wijs besluit: ‘blijf op de achtergrond, ga op in de massa, in de grauwheid van duizenden anderen’. Hij concentreert zich op de dagelijkse noden: voedsel, onderdak, kleding, emotionele stabiliteit. Hij analyseert de Japanse overheerser en probeert hun cultuur te begrijpen (onder andere hun onvoorwaardelijke verering van en trouw aan de keizer), past zich aan en overleeft mede daardoor zes concentratiekampen, twee helse tochten over zee en de bom op Nagasaki. 
Op niet meer dan 1.800 meter afstand van de 25-jarige jongeman die als krijgsgevangene werkt op de toenmalige Mitsubishi-werf, viel in augustus 1945 de zogenaamde ‘Fat Man’ neer, de allesvernietigende atoombom die de Japanners op de knieën dwong. Büchel van Steenbergen aanschouwde de verblindende lichtflits en wist toch het vege lijf te redden. 

Toen hij de 90 al ruim was gepasseerd, maakte hij met twee van zijn dochters een reis naar Japan. Deze indrukwekkende man met zijn bijzondere levensverhaal overleed in 2019, op 99-jarige leeftijd, in het Nederlandse Aalst.

 

zondag 25 juli 2021

130 kilometer voor één haring

We gingen onlangs op weg naar een nieuwe supermarkt in Albir, ten noorden van Benidorm. We kennen die kustplaats van bezoeken aan mijn schoonvader die daar met zijn tweede vrouw, de Duitse Christel, samenwoonde. Zij overleed enkele jaren geleden aan de gevolgen van dementie, in een verzorgingsvilla in de buurt van Hamburg. Alhoewel ik haar een interessante vrouw vond met een bijzonder levensverhaal, werd ze nooit mijn tweede schoonmoeder. We maakten de vroege ontwikkeling van haar dementie aan den lijve mee en daaraan denk ik weleens terug. Niet gemakkelijk om iemands gedrag zo geleidelijk maar drastisch te zien veranderen. Johanna, de moeder van mijn liefje, was en bleef mijn enige, echte schoonmoeder. (Zij overleed toen wij in Engeland woonden en werkten.) Mijn oersterke 95-jarige schoonvader Henk keerde naar Nederland terug en woont nog steeds semi-zelfstandig, al heeft hij ontelbare fysieke ouderdomsklachten. Desalniettemin doorstond hij vorig jaar een coronabesmetting zonder van één symptoom last te hebben...

Albir heeft ruim 20.000 inwoners; een groot deel daarvan is Noors, Duits, Belgisch en Nederlands. Daarom is het niet verwonderlijk dat daar een Belgisch-Nederlandse supermarkt de deuren opende. De winkel heet ‘Super De Buren’ omdat de eigenaren een Belg met zijn Nederlandse echtgenote zijn.

In de aanloop naar dit bezoek lazen we advertenties over de supermarkt, die zichzelf liever ‘Delishop’ noemt, in gratis Nederlandse krantjes. Er kwam een keer een filmpje van de verbouwing en een interview met de nieuwe eigenaren langs op de telefoon. Het is niet de eerste Nederlandse supermarkt in die contreien. In Albir had (heeft?) de eigenaar van supermarktketen Jumbo een vakantiehuis en dat was aanvankelijk de aanleiding om er zo´n super te openen. Daarna kreeg de winkel een nieuwe naam maar ik weet niet of ook het eigenaarschap wisselde. Wij kwamen er al jaren niet meer.

Dat veranderde onlangs. We onderzochten of de nieuw geopende supermarkt ook haring verkoopt want dat is een van de Hollandse lekkernijen die we hier missen. Het is niet dat het leven ondragelijk is zonder nieuwe maatjes maar we zouden er wel eentje aan de staart willen wegwerken... We lazen tevens dat de ambassadeur van Nederland in Spanje (de 57-jarige Jan Versteeg) als eregast bij de recente opening aanwezig was. Dat zette de toon. 

Voorpret is dubbele pret maar we kennen onszelf: als we voor zoiets op pad gaan, zijn de verwachtingen torenhoog gespannen. Als dat maar goedgaat?! Wij reden vroeg van huis, met een grote koelbox vol ijskoude elementen. We stelden samen een boodschappenlijst op met typisch Nederlandse producten: opperdoezen, andijvie, boerenkaas, vaatdoekjes en meer. Verse haring stond vanzelfsprekend met stip op 1!

We reden onder andere langs de onlangs geopende, hoogste woontoren van Benidorm. Het is een flatgebouw van 198 meter hoogte, genaamd het Intempo-gebouw. Het bestaat uit twee goudkleurige pijlers met een soort diamant in de top die de pijlers verbindt. Het gebouw werd tien jaar later dan gepland opgeleverd en de bouw was niet onomstreden. De liften gingen in eerste instantie niet tot bovenin de toren. De twee penthouses bovenin hebben een woonoppervlakte van 300m en gingen voor ruim een miljoen euros van de hand. De bovenste twee lagen zijn voorzien van een dakzwembad en een terras met jacuzi´s en een cocktailbar. Je kon het gevaarte vanaf de AP-7 niet missen. Ik keek met belangstelling hoe de zon reflecteerde op het hoge gebouw. Een mooi ding maar zelf zou ik er niet willen wonen. Sowieso niet in Benidorm -alhoewel Levante ouder, rustiger en groener is dan Poniente.

Benidorm is een van de steden in de autonome regio Valencia waar het bestuur onlangs vroeg om extra politie voor de handhaving van de opnieuw ingestelde avondklok vanwege toenemende coronabesmettingen. Men wil zo de typisch Spaanse super corona spreading events onder jongeren, de zogenaamde ‘botellones’, voorkomen. Dit soort gezelschapsfeesten zijn vaak drinkgelagen waarbij de jonge deelnemers zich niet houden aan de regels van social distancing met alle gevolgen vandien. Dit deel van Spanje kleurde inmiddels donkerrood, volgens de Europese RIVM. Tja.

Bij de Sea Food Market van Super De Buren at ik een haring aan de staart en eentje in stukjes gesneden (€2,20 per stuk) met uitjes en een Hollands vlaggetje erop. Dat is een mooie traditie die we in het buitenland graag in ere houden. 

Deze visboer bleek niet zo goed in het fileren als Haagse Robbie van ‘De lekkerste haring achter de duinen’. Vriendin Bernadette ging daar laatst een haring happen en vroeg Robbie of hij op de foto wilde voor zijn twee ex-vriendinnen uit Den Haag. Bij hoge uitzondering deed hij dat. Hij ziet er goed uit, net als zijn onberispelijke haringen! De Spaanse varianten waren malse, dikke vissen met een heel goede smaak. Hollands Glorie. Eveneens kochten we daar twee sliptongen en twee aantrekkelijk ogende Noordzee-kabeljauwfilets. De sliptongen bereidde ik diezelfde avond nog in de boter. Heerlijk mals, zonder bijsmaak van de vistank.

Ernaast bevond zich de kaasafdeling van de winkel. Daar schaften we twee stukken oude boerenkaas aan, uit de Beemster. Eveneens een schot in de roos en de 260km die we die dag zouden afleggen, dubbel en dwars waard!  

In een radio-interview vertelden de nieuwe eigenaren dat ze naast een  supermarkt ook graag een buurtfunctie bieden waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, onder het genot van een kopje koffie en oer-Hollandse appeltaart. Of met een Belgisch biertje en een toastje préparé (filet americain) in de namiddag. Voor dat doel openden ze een deli. Ze zeggen graag samen te werken met lokale aanbieders, zo wordt de koffie geroosterd in Alicante. Tegelijkertijd zijn ze trots op hun Nederlandse en Belgische afkomst en producten.

En daar wringt de schoen, wat mij betreft. Ik denk dat het belangrijk is dat je een keuze maakt. Wil je een Belgisch-Nederlandse winkel zijn of een Europese mix? (Daarvoor hebben we supermarkt Costablanca al, veel dichter bij huis…) Bij binnenkomst zagen we veel groene salades van Spaanse origine in de schappen liggen en relatief weinig typische seizoensgroenten uit België en Nederland. Wat mij hogelijk verbaasde, is dat er 5-kilozakken Hollandse (doodsnee) aardappelen hoog opgetast liggen. Moet je je daarmee in de kijker werken? Spanje zelf kent uitstekende aardappelsoorten die we wekelijks met plezier gebruiken. Als Super De Buren -zeker als Delishop- doe je er beter aan bijvoorbeeld de Opperdoezer Ronde, de koningin van de aardappel en bovendien nu in seizoen, aan je klanten aan te bieden.

Er is een enorm assortiment Oosterse ingrediënten in deze winkel te vinden. Een volle zak gedroogde djeroek poeroet (kaffir limoenbladeren à €0,70) was een welkome vondst. Ze zijn namelijk onmisbaar in Indonesische gerechten die we in Huize Barefoot graag bereiden. De uitgebreide stellage met honden- en kattenvoer is wat mij betreft volkomen overbodig. Dat soort producten tref je in elke Spaanse supermarkt aan.

Het huidige concept van Super de Buren lijkt dus te hinken op twee gedachten en daardoor is het begin niet al te best. De delishop van Olivier en Ghislaine doet zijn naam geen eer aan, wat mij betreft. We zullen dan ook niet snel terugkeren; zeker niet buiten het haringseizoen. Het personeel was uiterst vriendelijk, daar niet van. Vooral de dame van de kaas liep de benen uit haar lijf voor ons. Laten proeven, precies afsnijden zoals wij het wensen, luchtdicht verpakken, ruim voldoende pakpapier meegeven en dat alles met een grote glimlach en een grap.  

Toen we vrienden appten over ons haringavontuur in Albir zei eentje onderkoeld “da´s best ver rijden voor een dooie vis…” Toen we die persooon daarop informeerden over de kilo´s kaas die we tevens kochten, was zijn reactie nóg sprekender: “oh, dan valt het mee!” Mijn liefje en ik schoten in de lach. Typisch X, Master of Irony. Het lijkt op de foto alsof haring 1 nog in mijn hamsterwangen zit... om lang te koesteren? We namen er nog maar twee mee voor thuis. We reden overigens zonder nieuwe vaatdoekjes terug.

 

woensdag 21 juli 2021

Mijnenveld

Het is niet vaak dat ik denk aan de kans op overstroming, al leven we aan de uitloop van een langgerekt stadje en op loopafstand van de Middellandse Zee. De beelden van de ernstige overstromingen die zich onlangs voordeden in het rivierengebied in het westen van Duitsland en in Zuid-Nederland vind ik vreselijk om te zien. Alsof de coronagolf al niet erg genoeg is. Mijn hart gaat uit naar hen die het overkomt en de personen die het niet kunnen navertellen.

Evenmin denk ik vaak aan aard- en zeebevingen, al wonen we op een breuklijn. In ons leven kregen we meermalen en op verschillende plekken te maken met bevingen, lichte en zwaardere. Ook hier (Costa Blanca) komen ze voor, doorgaans hebben ze geen kracht boven 3 op de schaal van Richter. De laatste aardbeving, die ik mij goed herinner, was in de huidige woonplaats. Het leek alsof er een metro onder ons huis doorreed, zowel qua geluid als trilling.

Mijn tweede Vaderland is een land van eilanden in zee en hoge bergen, in het noorden als het zuid. In de afgelopen dagen mijmerde ik over hoe die ontstonden. De buitenste schil van de aarde bestaat uit losse platen (aardschollen) die als stenen vlotten ronddrijven op de stroperige mantel die eronder ligt en continenten met zich meevoeren. Waar een aardschol opbreekt, komt vloeibaar gesteente uit de diepte omhoog om aan het aardoppervlak tot nieuwe bodem te stollen. Zo ontstaan eilanden. Waar aardschollen naar elkaar toe bewegen, is juist ruimte tekort. Dan duikt de plaat met de zwaarste rand onder de lichtere plaat om uiteindelijk te botsen en tot stilstand te komen. Afschraapsels van de plaat die er onderdoor beweegt, hopen zich op tegen de kreukelzone die zich vormt in de bovenste plaat. En zo ontstaan bergen. Dat en veel meer las ik recent in een interessant artikel over tektoniek in de Volkskrant. 

Het onderwerp berg kwamen niet uit de lucht vallen. Recent maakten we een uitstapje naar een gebied in de provincie Murcia, genaamd ‘Sierra (Minera) de Cartagena’. Deze bergketen maakt deel uit van de Cordilleras Béticas waarvan ook de Sierra Nevada (bijna 3.5km hoog) onderdeel is. Tektoniek en magma-activiteit leidden meer dan 10 miljoen jaar geleden tot het ontstaan van Campo de Cartagena en Mar Menor. De oudste fase in de ontwikkeling van deze Sierra zou verantwoordelijk zijn voor de vorming van minerale afzettingen. Zo vormden zich daar miljoenen tonnen metaal (vooral lood en zink) in de grond.

De toevoeging ‘minera’ duidt op mijnbouw die in dat gebied al vroeg plaatsvond: in de tijd van de Romeinen. Zij kwamen in de eerste eeuw van onze jaartelling naar deze regio en noemden de huidige baai van Portmán destijds Portus Magnus’, de grote haven. Deze baai, die een belangrijke functie vervulde in het Romeinse Rijk, lag tussen de toenmalige ijzermijnen en de Middellandse Zee en kreeg van daaruit een waterverbinding met Rome, de hoofdstad van het Romeinse Rijk.

Tijdens de industrialisatie in de 19de eeuw nam de vraag naar mineralen toe. Spanje is een van de meeste gemineraliseerde landen ter wereld. (Generaal Franco financieerde zijn oorlog met name met inkomsten vanuit de mijnbouw.)

Door de komst van arbeidsmigranten naar Spanje ontstond ‘La Unión’, een onafhankelijk knooppunt van mijnbouw in de regio Cartagena. Tijdens ons recente uitje reden we die stad binnen. Die verbaasde ons door zijn omvang en fraaie uiterlijk. Vooral het stadhuis was een bezichtiging waard. Overal waar je keek, zag je verwijzingen naar de lokale mijnbouwgeschiedenis. Men is er trots op. In het centrum zag ik veel bars en restaurants die namen dragen, gerelateerd aan de mijnbouw. De stad van nu blijkt bovendien een rijk sociaal leven te hebben. Er zijn veel organisaties die zich om het lot van voormalige mijnwerkers en hun families bekommeren. In het noorden van Chili, waar we in 2019 rondreisden, hét wereldwijde gidsland voor wat betreft kopermijnbouw, zagen we grote armoede in de meeste mijnwerkersgemeenschappen; hier niet. Mijnwerkers woonden daar in zeer povere behuizing, vaak niet meer dan een hut met een dak van golfplaten. Hier evenmin.

Tussen 1957 en 1990 vond in de Spaanse Sierra Minera grootschalige mijnexploitatie in de open lucht plaats. Het bedrijf Peñarroya zette pal aan de baai van Portmán een wasserij op (Lavadero Roberto) voor het reinigen van de gewonnen mineralen, met een directe afvoer naar zee.

Daarmee begon het dumpen van 7.000 ton giftig afval per dag, bestaande uit een mix van water, zand, zink, cadmium, lood en zelfs radioactief afval. Aanvankelijk gaven de autoriteiten een vergunning af voor aanzienlijk minder afval in de baai en ook de precieze aard ervan was onbekend. Er stonden namelijk criminelen aan het hoofd van dat bedrijf. Zij konden jarenlang hun gang gaan, geholpen door corrupte ambtenaren uit Cartagena-stad. De consequenties waren desastreus: het zandstrand van Portmán kleurde langzaamaan pikzwart en de visserij kwam tot volledige stilstand. In die periode werd ongeveer 57 miljoen ton afval gestort in die baai. Het stadsbestuur van ‘La Unión’ deed destijds wat het kon om de giftige lozingen te stoppen maar dat lukte niet. Het dumpen stopte pas na 1990 onder grote maatschappelijke druk. De onoverkomelijke schade was toen al een feit.

Wij waren op weg naar Lago Rojo’, het rode meer dat in het hart van de Sierra Minera ligt (rechts op de foto). Een fotogeniek uitje met een duistere rand, welteverstaan. De rode kleur komt van het mineraal pyriet, ook wel ‘klatergoud’ genoemd dat er voorkomt. We passeerden een grote plas met donkeroranje water en knalgele kanten. Niet om je teen in te steken maar fotogeniek was het wel. 
Op de route naar het meer maakten we tevens een stop vanwaar we goed zicht hadden op de baai van Portmán. Daar liggen thans viskwekerijen waarvan de gekweekte vis op dat moment door schepen werd opgehaald. Al verbeterde de ecologische situatie ter plaatse, de baai blijft tot op de dag van vandaag een gebroken ecosysteem. Zo´n visje eten wil je niet eten!

Direct aan die baai ligt de verlaten, grote boosdoener: wasserij Roberto. Dat klinkt veel onschuldiger dan het is. De hele omgeving van de Sierra Minera straalt verlatenheid uit. Afgebroken schoorstenen, fabrieken, ovens en woningen, verlaten takels en andere hijsinstallaties, volle begraafplaatsen met overleden  mijnwerkers. Generaties. De vele machines die daar staan zijn nog intact; alsof de mijnwerkers een boterhammetje bij moeders de vrouw gingen eten en zo naar hun werk kunnen terugkeren. Zo´n desolate plek vind ik triest maar ook interessant.

Een flink aantal heuvels in het hart van de Sierra Minera is nep, ze zijn gevormd door opgegraven zand en ander materiaal uit de mijnen. Ook hier verraden de kleuren van de aarde de mineralen die er in de bodem zaten (zitten). Het rode meer bleek bij nader inzien niet zo rood. Bovendien kun je er niet meer naartoe wandelen. De route werd in de loop van de tijd tè gevaarlijk (afbrokkelende hellingen) dus de lokale overheid plaatste er een hek omheen. Als nieuwsgierige aagjes reden we op de route spontaan door een openstaand hek en liepen illegaal om één zijde van het meer heen.

Af en toe dacht ik iets interessants op de grond te zien liggen dat ik opraapte. Het eerste brokje steen had veel weg van versteend hout maar zal waarschijnlijk banded ironzijn, het tweede leek had een dun zilverkleurig laagje, de derde vondst leek op papierlagen of had iets weg van een trilobiet (maar is het niet) en het vierde raapsel leek op geplooid doek. Ik heb zeker interesse in geologie maar heb er geen verstand van. Ook uit Chili nam ik een collectie opvallende stenen mee. Terwijl ik raapte en rondkeek, dook een zware truck op uit de diepte van de mijnput. Eenmaal boven, maakte de chauffeur een armgebaar. Mijn liefje zwaaide enthousiast terug. Hij bleek niet te zwaaien maar wachtte ons bij het hek op; hij ging het terrein afsluiten. Oeff, net op tijd… Never a dull moment!

Een volgend uitje in dit gebied zal gaan naar Cueva Victoria, bijgenaamd het Juweel van het Pleistoceen. In die grot -een voormalige mijn- kun je nu al een excursie maken om te beleven wat en hoe men daar opgroef. Maar in dieper gelegen delen trof men vondsten van een andere orde aan. Je vindt daar onder andere bewijs van de komst van de eerste mens vanuit Afrika naar het Europese vasteland. Men vond daar eveneens een fossiele baviaan Theropithecus oswaldi van vier miljoen jaar oud, de enige van zijn soort in de wereld. De wanden van deze grot zouden zijn bezaaid met fossiele resten van andere dieren. Hierdoor ontving het gebied het predicaat Geosite. Iets om naar uit te kijken.

 

zondag 18 juli 2021

Vikingos del espacio

De regelmatige lezer herinnert zich wellicht dat ik dagelijks mijn Spaanse taalvaardigheid oefen en test met de gratis taalapp Duolingo; gemiddeld een uur per dag. Dat is een minimale inspanning voor iemand die graag wil inburgeren. Inmiddels ligt de 713de aangesloten lesdag achter mij. Mijn liefje doet dat al 838 dagen achtereen. Bazin boven bazin! Ik oefen minstens zo lang als zij maar op een nacht, meer dan twee jaar geleden, schrok ik wakker en bedacht mij dat ik de voorgaande dag vergat te oefenen. De volgende ochtend ontdekte ik de straf die erop volgde: de dagteller stond weer op nul. Jammer maar helaas. Ik lag en lig er niet wakker van. Inmiddels voerde Duolingo wel een optie in waarmee de schade wordt beperkt als je een dagje, per ongeluk of expres, overslaat.

Beiden zijn we enthousiast over het programma omdat het zich regelmatig vernieuwt en zo poogt studenten-van-de-lange-adem bij de les te houden. Al is oefenen leerzaam, een toegewijde student wil ook afwisseling 😁… Baas Duo, een slimme uil, geeft zijn vrienden in het programma bij tijd en wijle een nieuwe look, een nieuwe stem en nieuwe opdrachten. Zo blijft het onderhoudend. Duolingo kent herhalingsoefeningen (grammatica en idioom), verhalen, wedstrijdjes tegen de klok en nieuwe opdrachten op vijf niveaus. Telkens als ik -en miljoenen anderen- aan het einde van de Spaanse taalapp dreig te raken, komen er nieuwe uitdagingen. Dat gaat goed!

Een van de Spaanstalige verhalen waarnaar je moet luisteren en die je moet aanvullen en samenvatten, gaat over de verzonnen film ‘Vikingen van het heelal’. De meiden Lily & Zari staan te popelen om naar de bios te gaan. Oscar, hun leraar Moderne Kunst, vindt het ver beneden zijn niveau. Totdat hij door hen wordt opgemerkt in de lange wachtrij voor de cinema, met een Vikingkostuum aan. Een grappige dialoog ontspint zich. Van dit kaliber vind je vele oefeningen.

Aan die taaloefening moest ik denken toen we vrijdagavond jongstleden in de straat naar de donkere hemel stonden te kijken. Buurman Jan, de Viking in ons midden (hij is immers van Deense origine), meldde aan het begin van de avond in een Spaanstalige whatsapp dat we die avond het Internationale Ruimtestation (ISS) zouden kunnen zien overvliegen. Het gevaarte zou tussen 22:06 uur en 22:13 uur in een baan van zuidwest naar noordoost te zien zijn. Om 22:08 uur zou de satelliet het dichtst langs de maan vliegen. Nou, dat was niet tegen dovevrouwsoren gezegd! 

Dit bemande ruimtestation werd 22 jaar geleden gelanceerd en is de grootste in zijn soort die in het heelal rondvliegt. Het beweegt in een lage baan om de aarde: gemiddeld op 400 kilometer hoogte. Het ISS cirkelt in ongeveer 93 minuten om de aarde, oftewel bijna 16 keer per dag. De bewoners van het station zien ons dus dagelijks veelvuldig maar ik zag het ding nog nooit met eigen ogen. De telelens werd uit de kast gehaald, ik hield een scherpe blik op de klok. Rond 22:00 uur stapten wij en buren Jan & Bente (met hun hond) verwachtingsvol de straat op. Het was een wolkenloze avond, een bijna halve maand lichtte het gebied bij.

Mijn liefje legde aan onze Spaanse overburen uit wat er stond te gebeuren aan het firmament. Iedereen van de drie aanwezige generaties raakte enthousiast, zelfs het 2.5-jarige kleinkind Marco. Langzaam maar zeker verzamelden zich meer buren op straat. Het werd een gezellige boel maar iedereen bleef op gepaste afstand van elkaar. Op uur U richtten alle ogen zich op het gebied rond de maan. Vikingo Jan was de eerste die met zijn vinger naar de maan wees, zelf ontwaardde ik een lichtflits in de buurt ervan. Was dat de reflectie van het maanlicht op het Space Station? Daar bewoog zich iets snel ter rechterzijde van dit hemellichaam.

Het station vliegt ruim 27.000 km per uur maar toch duurde het relatief lang voordat het uit het zicht verdween. Als we aan zee hadden gestaan, was deze vliegende schotel nog langer in beeld gebleven. In het eerdere bericht las ik dat er momenteel zeven astronauten aan boord zijn. Een gek idee, toen ik dat oplichtende streepje in de duisternis zag bewegen… Een van hen is vrouw, de Amerikaanse NASA-astronaut Megan McArthur (1971). Een van de opvallendste gegevens die ik over haar las, is dat zij is gepromoveerd in Oceanografie. Zij gaat dus high èn low!

Het station is groot genoeg om het zonder telescoop te zien: 75 meter wijd en 109 meter lang; als een vliegend voetbalveld. Desalniettemin was het niet eenvoudig een goede shot van het razendsnelle ruimteschip te maken maar de foto van het oplichtende stipje tussen de dakpannen van het huis maakte veel goed voor mij als kijker. Het station zelf beschikt over een zogenaamde cupola, een klein raam waardoor één astronaut per keer foto´s van de aarde kan maken. Wat zullen die spectaculair zijn! 

Het ISS vloog dus letterlijk over onze hoofden; dat werd later nog eens bevestigd toen ik keek naar deze website waar de live streaming van de vlucht voortdurend is te zien. Die volg ik nu regelmatig. Het station legt verschillende routes af, weet ik inmiddels. Op vrijdagavong ging de curve van het ISS echter precies over de stip waar wij ons bevinden. Een half uur nadat wij het gevaarte zagen, vloog het al boven Azië. Dat is dé manier om naar Bali te reizen… wij doen er doorgaans 24 uur over! Op de NASA-site worden vanaf 21 juli (en alle dagen daarna) weer live uitzendingen getoond vanaf dit internationale station. Soms is er geen verbinding omdat men aan boord dan wetenschappelijk onderzoek doet. Op de 21ste wordt McArthur live geïnterviewd.

We bedankten de Viking van het Heelal hartelijk voor zijn oplettendheid en voor het feit dat hij zijn interessante weetje tijdig met ons deelde. Mange tak!


zaterdag 17 juli 2021

53%

Als twee mensen samen zijn, dan zijn ze niet met hun tweeën maar met hun zessen: wie elk van hen is, wie elk van hen denkt te zijn en wie elk van hen denkt dat de ander is...’ Dat zei António Guterres eens in het openbaar, de Portugese Secretaris-generaal van de Verenigde Naties. In een oud interview met The Guardian trof ik het aan. Hij kreeg het inzicht van zijn eerste vrouw die psychiater was. Dat helpt hem nog steeds bij zijn VN-werk want het principe zou ook van toepassing zijn op landen.

Ik trof deze uitspraak als motto aan in een boek dat ik recent las, getiteld De dubbele waarheid van Roelof Smit (1985). Het gaat om een zogenaamd omkeerboek: hetzelfde verhaal wordt tweemaal verteld, vanuit twee perspectieven en los van elkaar. Het was een aardig boek maar niet goed genoeg om hier uitgebreid te worden besproken, wat mij betreft. Het is een verhaal over twee kanten van eenzelfde gebeurtenis; dat van Ruben en Milan. Wiens schuld is het wanneer seks op een misverstand berust en geen van de twee er echt zin in had? De twee zeer verschillende homoseksuele jongens brengen een nacht met elkaar door, die ze heel verschillend beleven. Een nacht die de levens van de beide jonge mannen gaat beheersen door #metoo, advocaten en sociale media. Dit boek lees je in één zucht uit maar je blijft daarna als lezer wel achter met de vraag: hoe zat het nu precies die nacht? Dat vind ik er dan wel weer knap aan. 

Mijn liefje deed onlangs een enquête in de Volkskrant over hoe de taken in het eigen huishouden zijn verdeeld. Dat wist ik niet totdat zij mij tussen neus en lippen meedeelde dat zij 53% van ons huishouden voor haar rekening neemt. Ze poneerde het nogal stellig en ik trok mijn wenkbrauwen op. Mijn eerste gedachte was dat dit percentage niet kon kloppen en dat zei ik haar ook. Daar bleef het op dat moment bij. Totdat we woorden kregen over iets anders. Ik kan mijn gal nogal spuien over dingen, ben nooit een binnenvetter geweest; in tegenstelling tot mijn liefje. Als iets mij dwarszit, gooi ik het eruit. En dat niet alleen: dan wordt de rest van de wereld, van egoïsten en aso´s, erbij gehaald. Zelf kon ik al stekelig reageren en corona verminderde dat niet. Een paar van mijn vrienden hebben er ook last van… 

Het tomeloze hondengeblaf in de buurt was de directe aanleiding van mijn boze bui. Aangezien veel Spanjaarden weer naar hun vakantiehuizen aan de kust kwamen, kwamen ook hun talloze viervoeters mee. Nu heb ik helemaal geen hekel aan honden. Naast ons woont een van de leukste dieren die ik er bestaan: hond Chilli van onze Deense buren. Die blaft ook weleens maar dat is dan logisch (bezoek, de bel) en is in enkele seconden voorbij. Als ze een wandeling met haar baasje of vrouwtje gaat maken of als ze terugkomt van haar ronde en wij ook buiten zijn, is dat altijd goed voor een uitgebreide aai over haar lieve kop. Ik roep haar naam altijd enthousiast en dan kronkelt haar lijfje van links naar rechts. Fun voor twee! 

De Nederlandse auteur Arthur Japin schrijft momenteel aan een boek over honden, getiteld Honden voor het leven. Het verhaalt over de hond die hem opvoedde en de twee puppy´s die zijn kijk op het leven bepalen. Een boek met grote thema´s als liefde, hoop, moed en vriendschap. Het verschijnt in september.

In voorgaande jaren hadden we in de straat te maken met chihuahua Thor die buren tot diep in de nacht wakker hield met zijn neurotische geblaf. Aan die hond was echt een steekje los, al realiseer ik mij dat ook een viervoeter een product is van de opvoeding. (Of beter gezegd: het ten enenmale ontbreken ervan.) Ik sprak Spaanse hondenbezitster Cristina erop aan. Destijds beaamde zij tegenover mij dat haar huisdier ietwat nerveus’ was. Dat bleek dé understatement van die zomer! Het dier blafte zodra zij de deur achter zich dichttrok om naar haar werk te gaan (ze is arts in een plaatselijk ziekenhuis). Het dier zat dagelijks urenlang alleen op de patio achter het huis en deed daar zijn behoeften. Hij mocht niet in huis want dan vernielde hij de boel. Deze hond sloeg bij het minste of geringste aan en kon erg lang doorblaffen. In augustus 2019 blogde ik voor het eerst over deze kleine terrorist. 

Maar er is inmiddels goed nieuws te melden van het Thorfront! Afgelopen winter verhuisde Cristina met echtgenoot en hond naar elders. Onlangs zag ik de jonge ouders met een gloednieuwe baby op de arm de straat in wandelen. Zonder hond. De kleine jongen heet Marino, Spaans voor van de zee. Hij is met grote zekerheid in deze straat verwekt. Ik vermoed dat de neuroot op vier pootjes het veld moest ruimen... Niet van de zee en ook niet meer van de wereld? Jaarlijks worden in heel Spanje meer dan 100.000 huisdieren in de steek gelaten, net voor de zomer aanbreekt. Het laatste nieuws hieromtrent is dat er elke 18 minuten in Spanje een hond wordt achtergelaten. Zo komt een deel ervan in de reeds overvolle asiels terecht. 

Waaraan ik dus een enorme hekel heb -en daarin ben ik zeker niet de enige- is dat menig Spaans hondenbaasje zijn huisdier(en) maar laat blaffen, zonder dat er tegen dat gedrag wordt opgetreden. Dat doet mijn bloed regelmatig kolken. Ik probeer die opwinding echt te beteugelen maar soms lukt dat eenvoudigweg niet. Dan komt er stoom uit mijn oren, wil ik de betreffende hondenbezitter het liefst door een grote pitbull laten opkauwen. Dat leidde vorig jaar tot een verhitte discussie met een eigenaresse van twee kleine keffers die van geen ophouden wisten terwijl zij in alle rust op haar strandstoel voor het huis zat. (Ze zijn er deze zomer alweer.) Inmiddels kan ik de honden in de buurt onderscheiden aan de hand van hun geblaf. Als het tv-programma Wedden dat? nog zou bestaan, zou ik die weddenschap glansrijk hebben gewonnen!

Niet alleen ben ik boos op honden en hun falende eigenaren maar ook op iedereen die mij op zo´n moment voor de voeten loopt. Ergo: zij. Het was tijdens zo´n tirade dat ik mijn liefje de 53% naar haar hoofd terug slingerde. Een typisch geval van huishoudelijk geweld. Onterecht en kasian, inderdaad...

In ons geval is het huishouden tamelijk eerlijk verdeeld maar desalniettemin kon ik mij niet voorstellen dat zij in huis meer doet dan ik. De verdeling van de huishoudelijke taken was nooit een strijdpunt tussen ons. Dat is het nog steeds niet maar dat percentage stak, vooral de zelfgenoegzaamheid die ik in haar stem meende te horen. Tja. 

Zij doet in huis wat zij kan en wat haar het best ligt en dat geldt ook voor mij. Bovendien doen we veel samen. Zij is met name de buitenvrouw (tuin, terras, washok, afval, auto) en ik doe de binnenboel. Werk dat een fysieke inspanning vergt (bukken en zwaar tillen), ligt per definitie op mijn bord en daarmee heb ik geen enkel probleem. Verder ben ik vaak de kok en altijd de klusser en opruimer van de familie. In coronatijd was ik degene die de wekelijkse boodschappen deed maar sinds zij volledig is gevaccineerd, gaan we vaak weer samen winkelen.

In een artikel in Trouw in 2020 las ik dat de traditionele taakverdeling in Nederlandse huishoudens nauwelijks veranderde door corona. In het huishouden en de zorgtaken zijn vrouwen daar nog altijd oververtegenwoordigd. Zo voerde vóór de coronacrisis 10% van de mannen de meeste huishoudelijke taken uit, sinds corona is dit 11%. Vrouwen zijn iets minder gaan doen in huis: voor de crisis gaf 57% aan meer in huis te doen dan de mannelijke partner, tegenover 53% (!) sinds corona. In dat artikel was ook te lezen dat partners niet met elkaar over de verdeling praten. Nee, dan wij!

Na de woordenwisseling stelde zij voor dat ik de enquête dan zelf maar moet doen. Op dat moment haalde ik mijn schouders op. Inmiddels deed ik dat stiekum wel (hierboven het resultaat). Het is hetzelfde verhaal, tweemaal verteld, vanuit een ander perspectief. Wat elk van ons denkt te zijn en wat elk van ons denkt dat de ander is. Wat je noemt: een dubbele waarheid.


dinsdag 13 juli 2021

Minder vlees, meer leven

Poeh-poeh, gisteren beleefden we hier de heetste dag tot nu toe. We zaten binnen met deuren en ramen dicht en de airco aan. Aan het einde van de middag gaf de thermometer 39 graden Celsius aan... in de schaduw! Ik kan je vertellen dat het een aparte fysieke sensatie is om dan buiten te zijn. Ik voelde goed hoe warm de lucht was die ik inademde. Dit maakten we niet eerder mee, niet hier en evenmin in de tropen. 

Als we wekelijks met de Balinese mannetjes praten, gaat het altijd wel even over eten en koken. Yuda is sinds zijn puberteit vooral gericht op meer eten maar we leerden hem zeker ook wat lekker is; van de eigen keuken leerde hij van zijn moeder en vader, van ons daarbuiten. Toen hij 1 jaar oud was, was hij ronduit een slechte eter. Hij hield niet van pittig en dat is niet eenvoudig als je Balinees bent. In die keuken slaan de vlammen vaak uit. 

Bij zijn stokoude overgrootmoeder, zijn dagelijkse oppas die naast het jochie lag te slapen, kreeg hij witte rijst met suiker maar niet elke dag. We vermoedden dat de peuter destijds honger had. Mijn liefje -ex-Nutricia- zorgde ervoor dat hij gezonde babyhapjes ging eten: met veel verse groenten en rijst of aardappel; altijd met een beetje kip, vlees of ei. Hij bleek van smaken en kleuren te houden. Soms kookten we voor een paar dagen maar zijn voederbakje kwam vaak eerder leeg terug dan gedacht. We weten inmiddels dat hij niet de enige was die ervan at. 

Wij namen hem en zijn broertje vanaf hun jonge jaren mee naar restaurants en toko´s waar iets lekkers viel te halen. Tegenwoordig sturen we Yuda foto´s van gerechten die we in Huize Barefoot bereiden en leggen -op verzoek- uit hoe we iets maakten, met welke ingrediënten. Aan de hand van culinaire steekwoorden zocht ik onlangs in Google Fotos in mijn webalbums door de jaren heen. Er kwam een grote stroom heerlijke gerechten voorbij en een stoet uiteenlopende eters die ervan (mee)genoot. De vroegste foto stamt uit juli 2002 en toont een typisch Spaanse vis in zoutkorst. Die aten mijn liefje en ik destijds voor het eerst in het clubhuis van de golfbaan waaraan we gingen wonen.

De jongetjes van Bali komen ontelbare keren in de culinaire snapshots voor. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Damai regelmatig praat over koken met zijn mama en over zijn favoriete gerechten. Jong geleerd is oud gedaan. Zijn recentste favoriet was een picant tofugerecht. Tijdens onze wekelijkse videocall kon hij alleen nog de bijbehorende saus tonen; de rest ging schoon op. Tofu en tempeh maken vast onderdeel uit van hun wekelijkse dieet. Elsa is een goede kok en een moeder die haar kinderen goed verzorgt. Ze kookt doorgaans gezond, met groenten en altijd iets van proteïne.

Damai´s gerecht herinnerde mij aan een recente meme op de satirische Spaanse website El Jueves. Daar trof ik een plaatje aan van minister-president Pedro Sánchez (PSOE) met een plak kruidige tofu op zijn bord. De Minister van Consumentenzaken van de Sánchez-coalitie, Alberto Garzón van de nóg linksere partij Podemos, startte onlangs een nationale campagne voor minder vleesconsumptie in eigen land, getiteld Menos Carne Más Vida. Dat deed hij op eigen houtje, zonder ruggespraak te hebben met zijn PSOE-collega, de Minister van Landbouw van dezelfde regering.

Garzón stelde een video samen die ik met interesse bekeek. Het is een geanimeerde film van zes minuten, met interessante achtergrondmuziek (een soort Indiaas lyrisch gezang) en fraaie vergezichten op delen van Spanje. Hij spreekt zonder autocue en richt zich zonder haperingen rechtstreeks tot de kijker. Hij spreekt vooral over gezonder eten door te minderen met de consumptie van rood vlees. Het gaat ook over constructieve resultaten die voor het milieu kunnen worden bereikt door kleine persoonlijke opofferingen. Daar is geen speld tussen te krijgen.

Van alle landen in de Europese Unie eet Spanje de grootste hoeveelheid vlees. Garzón refereert in zijn video aan een advies van de Wereld-gezondheidsorganisatie (WHO). Aanbevolen is wekelijks tussen 200 - 500 gram vlees per persoon te verorberen maar voor rood vlees beveelt men een kleinere portie aan. Spanjaarden eten gemiddeld een kilo vlees per week.

De minister legt in de video nadruk op het volgende: 70 miljoen dieren x 15.000 liter water per kilo vlees = waanzin.

Spanje slacht namelijk jaarlijks tientallen miljoenen dieren af voor consumptie en elke kilo vlees heeft duizenden liters water nodig. Dat komt neer op 105.000.000.000 liter water (105 miljard liters); dat is inderdaad een waanzinnige hoeveel! In dit land van droogte kan dat aan betere doelen worden besteed... Minder rood vlees eten is sowieso gezonder voor elke consument, niet alleen de Spaanse. Zelf kon ik Garzón op geen greintje nepnieuws betrappen. Zijn toespraak vond ik goed in elkaar steken.

Desalniettemin werd deze video in mijn tweede Vaderland een politieke rel van jewelste. Ging het eindelijk een keertje niet over corona! De leider van de oppositiepartij, de conservatieve Partido Popular (PP), reageerde als eerste en was verbolgen. Volgens hem moet de politiek zich niet bemoeien met wat zich achter de voordeur van Spaanse gezinnen afspeelt. Deze partij heeft een broertje dood aan inmenging door de overheid; vooral een linkse! Pablo Casado´s argument vind ik kul. In dit land dragen pakjes sigaretten toch ook het label Fumar Mata (roken doodt) waarmee de overheid het gedrag van mensen wenst te beïnvloeden? En er is toch ook een wet tegen huiselijk geweld? Dat speelt zich toch ook voornamelijk achter de voordeur af? Een flink staaltje hypocrisie, wat mij betreft.

Ik begrijp best dat, als je aan de vleesconsumptie van Spanjaarden komt, dat gevoelig ligt maar dan moet je niet met slechte tegenargumenten komen. Wie kan er als toerist niet bij tijd en wijle genieten van een plakje vers gesneden Iberico-ham? Afkomstig van biggen op zwarte pootjes die in de vrije natuur eikeltjes eten? Je hoeft er niet veel van te eten om te weten hoe lekker dat is.

Minister-president Sanchez voelde zich geroepen direct op de oproep van Garzón te reageren vanuit Litouwen waar hij op dat moment op staatsbezoek was. Hij meldde dat hij zelf erg van een biefstuk kan genieten en dat hij die bij voorkeur halfrauw eet (poco hecho). Een cuisson die ook ik kan waarderen, als de lappen vlees maar niet over de rand van mijn bord hangen. Dat is, wat mij betreft, dan ook een beter alternatief voor verstokte carnivoren: matiging en dat is precies de boodschap van Garzón.

Spaanse overbuurman Guillermo vertelde mij ooit dat hij erg kan genieten van het vlees in eigen land. Niet veel maar wel van goede kwaliteit. Een van zijn zonen woont in Den Haag met zijn gezin en als (groot)ouders bezochten hij en María-Victoria mijn vaderland en woonplaats regelmatig. Hij vindt het vlees daar minder lekker. Wat ik inmiddels uit eigen ervaring weet, is dat slagers in NL anders snijden dan hier. Dat is waarschijnlijk niet de enige reden: de rijping, de vrije uitloop, het gras, de lucht... Wie zal het zeggen?! Guillermo werd geboren in de autonome regio Extremadura, de streek in het zuidwesten van Spanje die tegen de Portugese grens ligt. Deze regio is onder andere beroemd om het malse kalfsvlees.

De vraag naar kalfsvlees stortte in Nederland volledig in door de coronacrisis. Deze duurdere (roze) vleessoort gaat normaliter naar toprestaurants maar aangezien die moesten sluiten, belandde het vlees niet op het bord van de klant maar in lokale vriezers. Maar dieren groeien door, ondanks het virus. Nederland is overigens na Frankrijk de grootste leverancier van kalfsvlees in Europa.

Dit jaar nam de toevoer van kalfsvlees op de consumentenmarkt ook toe in Spanje. Sinds enkele weken kunnen we het zelfs vinden in de betere supermarkten. Voorheen moest je er met een zaklantaarn naar zoeken of ruim vantevoren bestellen. Onze vriezer heeft nu een kleine voorraad van dit sappige, magere vlees. Zo genieten we tijdens dit zomerseizoen af en toe onder andere van vitello tonato, een Italiaans gerecht met kalfsvlees en tonijnsaus. A match made in heaven. We blijven echter ver onder de gemiddelde Spaanse vleesconsumptie per persoon. ¡No te preocupes, Alberto! ¿Of moet ik zeggen: Pablo?



zaterdag 10 juli 2021

Een leven op en onder water

De eerste weken zwemmen in de Middellandse Zee van dit jaar zitten erop! Tijdens de eerste duik was het water glashelder maar voelde koud aan: terwijl ik mijn schouders pas na twee minuten dralen onderdompelde, stokte mijn adem. Dat leek mij vorig jaar anders maar toen ik de blogs van toen teruglas, bleek dat ik ook destijds niet zonder schroom te water ging. Doorraken gaat inmiddels elke dag gemakkelijker. De speeltoestellen liggen alweer in het water, klaar om door jonge kinderen te worden gebruikt. Ook de waterfietsen, met en zonder glijbaan, dobberen enthousiast rond. 

Onlangs stuurde mijn liefje uit haar Trending-sectie een bericht door over het een na grootste zeezoogdier ter wereld waarvan een exemplaar was gespot voor de kust van Murcia; om precies te zijn in de wateren van Cabo de Palos, een van mijn favoriete snorkelplekken in deze regio. We gaan er in de loop van deze maand weer naartoe als het zeewater verder is opgewarmd. De kaap steekt ver in zee dus het water is daar per definitie koeler. Het bleek te gaan om een gewone vinvis (balaenoptera physalus), een walvisachtige die in lengte alleen wordt overtroffen door familielid de blauwe vinvis.

De week ervoor zwom een gewone vinvis van 18 meter rond in de binnenhaven van de nautische club van Valencia-stad. Ik bekeek de videobeelden en zag de grote vis tegen bootjes duwen. Deze walvissoort kan wel 27 meter lang worden.  Ze komen in grote aantallen voor in de Middellandse Zee en migreren tussen de lente en de zomer naar het zuiden, met de Atlantische oceaan als eindbestemming. In mijn grote badkuip aan de Costa Blanca zouden volgens marien biologen tussen 60.000 en 90.000 van die exemplaren rondzwemmen. Hun route loopt langs Cabo de Palos, via de straat van Gibraltar langs Tarifa waarna deze machtige zeezoogdieren het ruime sop kiezen.

Wij maakten in de zomer van 2009 een excursie naar Tarifa (zuidwestpunt van Andalusië) om daar op een boot naar walvissen te gaan kijken. Ook toen werd ons voorgehouden dat we vinvissen zouden kunnen zien. Tarifa is een kleine hippiestad aan de kust die je een keertje zou moeten bezoeken. De sfeer is er heel relaxed, met stemmige winkels en restaurants. Op het water is -inderdaad- ook van alles te zien. Het waren destijds geen vinvissen maar dolfijnen en grienden, de kleinste walvissoort die er bestaat. Het aardige was wel dat er veel exemplaren om de boot zwommen zodat we ze van dichtbij konden bewonderen. 

In dit deel van de Middellandse zee kwam ik tot dusver niet verder dan kleine vissen. En ééntje in doodstrijd. Iets dat ik niet eerder met eigen ogen aanschouwde. De vis lag op zijn (haar?) zij op de zandbodem met open ogen en bek, de kieuwen en staart licht bewegend. De gouden strepen op de flanken van het dier waren levendig van kleur, er zaten geen vlekken op het lichaam die op ziekte wezen. Het ging om een zeebrasemsoort. Waarschijnlijk poogde de vis zich uit de voeten te maken met zo´n grote vinvis boven zich (al hield ik afstand). Dat lukte niet meer. Ik ben bepaald geen Koolhaas en deze vis was geen Wampoei. Deze voortreffelijke Nederlandse auteur beschreef ooit (in acht dierenverhalen) de doodstrijd van een grote, kwaaie, allesverslindende snoek op een indrukwekkende manier. 

Deze vissoort (sarpa sarpa), die altijd en overal in de Middellandse Zee en aan de kustlijn van Noord-Afrika voorkomt, behoort namelijk tot de zogenaamde hallucinogene vissen. Na consumptie veroorzaken ze een mogelijk hallucinogeen effect dat vergelijkbaar is met het slikken van een LSD-pil. Deze vis met gouden strepen is  in het Arabisch bekend onder de noemer "vis die dromen maakt" en in Hawaï als "de leider van de geesten". Ik vrees dat het gefotografeerde exemplaar niet meer in het dierenrijk rondzwemt maar ik wil niet in de verleden tijd spreken voordat de dood is bevestigd!  

Onlangs las ik de boeiende memoires van Charlie Veron, de onbetwiste Australische Koning van het Koraal. Het boek is getiteld A Life Underwater’. Met het zwem- en snorkelseizoen een eind op streek, leek mij dit toepasselijke lectuur. Dit is een zeer onderhoudend boek, zeker voor iemand met mijn interesses. Het gaat immers over zeeën en koralen, snorkelen en duiken, zeedieren en veel meer.

Charlie (eigenlijk heet hij John) was als kind al dol op de natuur en op de zee in het bijzonder. Met zijn zelfgemaakte schepnet struinde hij langs de rotsen, voetjes in het zeewater, stenen optillend en vondsten determinerend. Hij vertoefde tijdens de allervroegste jaren in zijn eigen wereld; buiten en thuis. Met zijn neus in de boeken of gedrukt tegen de wand van zijn eigen aquarium. Van de natuur en van populaire wetenschap wist hij meer dan zijn onderwijzers, door zijn klasgenootjes werd hij Charlie Darwin genoemd. Hij stotterde, was verlegen en  sociaal niet vaardig.

Uit een toevallige test aan het einde van de middelbare school blijkt dat hij zeer intelligent is en bovendien een kei in wiskunde. Daarom, ondanks zijn zeer slechte schoolresultaten, ontvangt hij alsnog een studiebeurs en gaat aan een goede (maar niet per se leuke) universiteit studeren. Daar krijgt hij zijn eerste vriend (Ric) en ontmoet hij zijn toekomstige vrouw Kirsty. In die tijd leert hij zichzelf duiken en dat komt later zeer goed van pas.

Charlie stopt niet na het behalen van zijn doctoraaldiploma Biologie maar kiest voor promotie. Hij doet onderzoek naar kleurverandering in libellen. Hierna solliciteert hij als enige naar een baan aan de James Cook-universiteit in Townsville en krijgt die, ondanks een totaal gebrek aan kennis van marien biologie. Zijn academische ster stijgt dan snel. Enige tjd later wordt hij gevraagd om de eerste full-time researcher van het AIMS te worden, het (nieuwe) Australian Institute of Marine Science. Daar begint zijn belangrijkste werk met het in kaart brengen van koraalsoorten (taxonomie) op het Great Barrier Reef en in de Koraaldriehoek; een tot dan toe -jaren ´70 van de vorige eeuw- tamelijk onontgonnen terrein. De rest is geschiedenis.

Veron doet onderzoek op riffen die mijn liefje en ik kennen van onze rondreizen in dat gebied: Hinchinbrook Island, Lizard Island, Dunk Island, Heron Island, Hedley Reef, Ribbon Reef en andere buitenriffen in dit gebied; sommigen hebben daar alleen een nummer, geen naam. Hij doet dat ook aan de westkust van Australië op Ningaloo Reef, rond Vanuatu (Fiji) en Belize (Caribisch gebied). Wij ook! 

Dit is een boek met boeiende, vaak grappige en soms spannende en sneue passages. Het zit barstensvol anecdotes. Het behoort tot mijn favoriete boeken op de leeslijst van 2021. 

In zijn schroom om voor het eerst in zijn leven rauwe vis te eten (!) tijdens een werkbezoek aan Japan, neemt hij maar een grote hap groente. Je voelt ´m al: dat was wasabi. Of hoe hij door een gigantische zeebaars van minstens 3 meter en de metershoge staart van een walvishaai in Ningaloo Reef aan de kant wordt geschoven. Of hoe levensgevaarlijk de stroming rond sommige riffen kon zijn: aan de westkust het water in duiken en pas aan de oostkant boven kunnen komen. Deze ervaren duiker heeft bij het schrijven van zijn memoires 6.000 duikuren onder de loodriem. Maar ook persoonlijke drama´s komen ruimschoots aan de orde. Ook Veron krijgt een fikse portie verdriet te verwerken (onder andere de verdrinking van zijn 10-jarige dochter Noni). 

Plus veel interessante weetjes!

De aanduiding Koraaldriehoek’ (Filippijnen-Indonesië-Papoea Nieuw Guinea) bedacht hij na twee flessen wijn op het achterdek van een jacht. Dat gebied, dat helemaal niet de vorm van een driehoek heeft maar wel 5.7 miljoen km2 beslaat, heeft meer koraaldiversiteit dan het Grote Barrièrerif! Ik zou graag nog eens naar Raja Ampat gaan (PNG); daar ligt een van de mooiste koraalvelden ter wereld.

De geboortegrond van koraal zoals we dat hedentendage kennen, ligt in de Tethyszee die 200 miljoen jaar geleden bestond maar nu niet meer. Ooit was er een zee-engte tussen Noord-Afrika en wat we nu Europa noemen. (De wereldkaart zag er toen heel anders uit dan nu…) 70 miljoen jaar geleden was de Middellandse zee verbonden met de Indische oceaan in het oosten en de Atlantische oceaan in het westen. De Tethyszee strekte zich destijds uit van Afrika tot Scandinavië. De zuidelijke Tethyszee noemen we nu de Middellandse Zee en die werd dieper en dieper. De noordelijke Tethyszee (Europa nu) werd steeds ondieper. Daardoor warmde het zeewater snel op en ontstond Super-Tethys: een superplek voor de groei van riffen. De aantallen en soorten koralen vlogen er toen de pan uit!

Hij beschrijft dat de Middellandse Zee oorspronkelijk geen zee was maar een gigantische kuil van 1500 meter diep in het aardoppervlak. Zo´n 5.3 miljoen jaar geleden werd die door de Atlantische oceaan opgevuld toen het oceaanwater zich door de straat van Gibraltar perste en daarmee de snelststromende waterweg in de geschiedenis van de wereldgeologie werd. 

Door deze immense waterverplaatsing daalde het zeeniveau op de wereld dramatisch, zodanig dat al het koraal dat destijds op bestaande riffen groeide, uitstierf. Dat bedenk ik mij niet dagelijks als ik in die plas dobber... Al kan snorkelen bij Cabo de Palos mij om andere reden telkens bekoren. De meeste (larven van) koralen uit de Tethyszee die in de Atlantische oceaan terechtkwamen, bereikten het Caribisch gebied. Dat gebied stond toen tevens in contact met de Indo-Pacific  waarna het koraal zich verder westwaarts kon verspreiden. De koude Humboldt-stroom die langs de kust van Zuid-Amerika naar het noorden stroomt, vernietigde echter bijna al het koraal dat leefde aan de oostkant van de Stille oceaan.

Een interessante vraag is wie nu eigenlijk eigenaar is van het Great Barrier Reef. Wetenschapper Veron geeft er antwoord op. Zowel de Australische centrale overheid als de regering van de staat Queensland zijn van mening dat dit bijzondere rif bij hen behoort. Echter, bij vloed komt het gebied onder water te staan en daardoor is het geen land. In die staat ligt dit rif buiten de 12-mijlzone van het Australische vasteland waardoor het zich in internationale wateren bevindt… en dan is het van ons allemaal. Joehoe! Zelf maakte ik in het verleden weleens een grapje met die strekking omdat opeenvolgende Australische regeringen veel te weinig doen voor het behoud van dit bijzondere rif. Tja. 

In 2000 belandde klimaatverandering met een plof op Verons bord. Hij las meer boeken over het onderwerp dan toen hij zijn doctoraalexamen en promotie deed. Tijdens de regeringsperiode van de conservatieve John Howard (1996-2007) kregen overheidswetenschappers te horen dat ze zich dienden te onthouden van publieke uitspraken over klimaatverandering. De tot dan toe relaxte wetenschapper werd kwaad op al zijn Australische collega´s die die slechte raad opvolgden of klimaatsceptici werden. Als chief scientist sloeg hij het advies van zijn bureaucratische (overheids)werkgever systematisch in de wind. Hij verliet het instituut in 2007, op eigen initiatief en voorwaarden. Wel met een bijzondere koraal in een perspex doos on de arm, het traditionele afscheidskado van de dienst.

Eenderde van alle levende wezens in onze oceanen is tijdens minstens een fase in hun leven afhankelijk van (gezonde) riffen. Als dit waar blijkt, zal het afsterven van ´s werelds riffen tot de ondergang van onze oceanen leiden. Tegen het einde van dit boek schrijft veldwerker Veron het volgende “It´s an exceedingly sad thought that nobody will ever study the world´s coral reefs as I have because much of that world no longer exists.” Ik weet niet hoe het met jou is maar ik kreeg een brok in mijn keel…


dinsdag 6 juli 2021

De eerste hittegolf van dit jaar

Die kwam vroeg dit seizoen. We weten de airco nog te voorkomen maar de mobiele fan die we vorig jaar aanschaften, staat bij tijd en wijle lekker te snorren in de woonkamer. Na het zwemmen bleven we binnen tijdens het hete weekend. Gisterochtend keek ik naar het grote zeil dat schaduw op de patio achter het huis moet brengen en zo de eetkamer op aangename temperatuur moet houden. Zag ik daaruit water druppelen?! Jazeker! Het was zondagnacht dermate vochtig geweest dat zich een laagje water vormde in het doek. We reden de ochtend erna om 8:05 uur van huis met laaghangende bewolking maar wel met 25 graden Celsius op de meter. Het bleek te gaan om zeemist want eenmaal op weg naar het binnenland van Murcia klaarde het rap op.

Vriendin Bernadette stuurde mij recent een vermakelijk NRC-artikel over wolkenstaarders, lenswolken, bubbelwolken en rolwolken. Er zijn mensen die van wolken houden zoals anderen van vogels of wilde planten. Ze willen steeds nieuwe soorten zien, fotograferen en leren herkennen. Dat is zeer herkenbaar. Een van hen, Lieven Scheire, wordt in het artikel geïnterviewd. Hij werd CAS-lid in 2013: nummer 32393. In Nederland zou het internationale Genootschap van Wolkenstaarders 843 leden hebben. Volgens hem zijn zijn collega-wolkenstaarders allemaal nerds met een vrolijke, gedeelde hobby die zichzelf niet te serieus nemen; mijn ideale gezelschap.” Scheires favoriete wolk is de mammatus (de tietwolk”). Laaghangende, druilerige regenwolken (altostratus) zijn de saaiste die er bestaan en daarop lijkt Nederland deze zomer patent te hebben...

In deze nerdy club vinden leden het leuk om zichzelf bij hun lidnummer te noemen. Laat ik dan ook maar uit de kast komen: mijn lidmaatschapnummer van de Cloud Appreciation Society (CAS) is 29492. Dit genootschap, opgericht door de Brit Gavin Pretor-Pinney (lid nummer 1) telt wereldwijd ruim 55.000 leden. Maar wat als er mensen zijn die niet alleen van wolken, maar ook van vogels, wilde planten, vlinders én insecten houden? Hoe noem je die dan? Waarschijnlijk supernerds… Die omschrijving zal ik dan als geuzennaam dragen!

Gisteren maakten we een uitstapje naar de lavendelvelden van Murcia. In mei reden we in die omgeving om bloesems te zien toen we stuitten op een veld met vreemde, donkergroene bollen. In eerste instantie dacht ik dat het lavendel was. Dat werd bevestigd toen we rondom de dorpen Campo de San Juan en Campo de Bejar (Murcia) arbeiders in het veld konden bevragen. Inderdaad verschillende soorten lavendel. We zouden in juli moeten terugkeren om ze in bloei te zien. Mijn liefje zette dat in de agenda. 

Het gaat niet goed met het aantal coronabesmettingen in de regio Valencia (we kleuren inmiddels rood). Buurregio regio Murcia staat nog steeds op geel. Het kan dus zomaar gebeuren dat we de regiogrens niet meer mogen oversteken. Daarom gingen we deze week reeds op pad. Doorgaans kan ik mijn enthousiasme goed uitdrukken als blogger. Ik kan echter niet genoeg benadrukken hoezeer zo´n eenvoudig uitje mij goeddoet als reislustige! Elk aspect ervan: de voorbereidingen (camera´s opladen en de route uitstippelen), het ochtendritueel (alarm zetten, vroeg opstaan en boterhammen voor onderweg smeren, de koeltas vullen met elementen en water). En dan de boer op!

Het was om acht uur ´s ochtends al druk op de snelweg. We kennen de route naar de lavendelvelden want die reden we dus eerder. Rondom de stad Murcia, gelegen in een vallei met omringende industrie, zagen we laaghangende bewolking en smog die als een deksel over het laaggelegen gebied lag. Daar zou Pretor-Pinney zijn neus voor ophalen! Voorbij de stad kregen we uitsluitend strakblauwe luchten. Dat is niet per se waarvan het hart van een wolkenstaarder sneller gaat kloppen maar op deze dag kon weinig mij deren. Mijn liefje voerde  ons deze keer zonder haperen naar de eindbestemming en dat verdient extra vermelding; dat is namelijk niet altijd het geval...

De eerste lavendelvelden die we passeerden waren lichtgroen. Oh-oh… Keerden we te vroeg terug? De lavendel was daar zeer fijntje, het blauw van de bloemen maakte geen overtuigende indruk. We gaven niet op en reden voort. Daarna gingen we geleidelijk van groen, naar lichtblauw, iets donkerder, donkerblauw en ten slotte naar diep paars. Wat een kleurenpracht! 
Bij elk lavendelveld plukte mijn liefje  een of twee takjes, als herinnering. De auto begon dan ook steeds sterker te geuren. 

Het gonsde op alle velden van de ontelbare insecten en overal waar ik keek, zag ik vlinders. Witte, gemarmerde, gele, zwarte en blauwe. Sommige soorten strijken op planten en struiken neer, andere soorten blijven fladderen en gaan nooit op bloemen zitten. Die kun je als amateurfotograaf dus niet of nauwelijks met de camera vastleggen. Desalniettemin was het een vlinderfeest: het westerlijk gemarmerde witje, de witbandzandoog en het dambordje lieten zich met plezier fotograferen.

Ook qua vogels werd het een geslaagde dag. Toen we van de snelweg reden en een korte stop maakten aan de kant van de weg, zweefde een enorme roofvogel, wit met zwarte vleugels, hoog boven onze hoofden. Het dier keerde niet terug voor een nadere kennismaking maar het zette de toon. Rondom de lavendelvelden zagen we deze keer voor het eerst een duinpieper, een westelijke blonde tapuit (linksonder) en een rotsmus (boven). Waar electriciteitskabels al niet goed voor zijn!

Deze dag kon niet stuk. Ook niet met de eigen bruine boterhammen met kaas, voor de deur van de gesloten herberg. Lunchen op locatie zat er deze keer niet in al aten we later nog een tapa in de stad Moratalla. Eenmaal thuis zetten we het welriekende en veelkleurige lavendelboeket in een vaasje in de eetkamer. Het hele huis geurde er weldra naar. 

Totdat kleine Marco voor onze poort verscheen. Hij is het jongste kleinkind van onze Spaanse overburen Guillermo & Maria-Victoria. Onze buren kwamen drie weken geleden vanuit Madrid naar hun vakantiehuis in onze straat. Vorig jaar brachten we het strenge huisarrest met hen door op de eigen terrassen. In juni vorig jaar kreeg Guillermo hier een hersenbloeding; ik moest flink snotteren toen ik zag hoe deze rijzige man als een kasplantje in de ambulance werd getild.

Hij vertelde ons vorige week dat hij na zijn terugkeer in Madrid dagelijks door vijf medisch deskundigen onder handen werd genomen. Aanvankelijk kon hij niet praten en zijn ledematen moeilijk bewegen. Nu rijdt hij weer auto, fietst en loopt. Zijn Engelse taalbeheersing verdween geheel uit zijn geheugen. Ook heeft hij moeite met moeilijke Spaanse woorden en ingewikkelde taalconstructies. Lezen doet hij wel weer maar dat gaat langzaam.´s Morgens voelt hij zich goed maar ´s middags neemt het energieniveau af en moet hij zich in acht nemen.  ¡Joder! Wat heeft deze man moeten inboeten… maar we zijn blij dat hij er weer (nog) is.

Zijn jongste kleinkind Marco is 2.5 jaar oud maar heeft het taalgebruik en verstandelijk vermogen van een 4-jarige. Dat is niet verwonderlijk als je weet dat zijn moeder lerares is in het speciaal onderwijs. Ook zij werkte vanwege corona meer dan een jaar lang van huis en dat is haar kleine mannetje aan te zien en te horen. Deze kleine vindt ons leuk en paradeert graag voor ons huis, op zoek naar aandacht en een praatje. Het is een mooi en grappig ventje. We gaven hem het vaasje met lavendel, voor zijn opa Guillermo. Hij nam het in beide knuisjes en bracht het voorzichtig naar de overkant van de straat. We kunnen het van hieruit ruiken. Gedeelde pret is dubbele pret! Dit uitje nemen ze ons niet meer af. 

Ik vermoed dat we hier binnenkort weer strenge coronamaatregelen om de oren krijgen. Ook in deze regio is al sprake van een verdubbeling van het aantal besmettingen in korte tijd. Het kwik liep in stad Valencia gisteren op tot 40 graden Celsius. Het webalbum is bijgewerkt dus mis dit kleurenfestijn niet.