't Is mij wat in Tokio! Dat de IOC dit allergrootste sportevenement ter wereld in coronatijd liet doorgaan, lijkt vooral door financiële belangen te zijn ingegeven. Het gaat om vele miljarden. Voor het gastland zou afstel een schadepost zijn van 4.5 triljoen Japanese yen, €34 miljard (een getal met negen nullen). De Japanse bevolking had liever dat verlies genomen dan deze Zomerspelen te laten doorgaan. Een kwart van de inwoners is nog maar gevaccineerd dus de angst voor verdere verspreiding van het deltavirus lijkt gegrond. Maar de organisatie besloot anders. Olympiërs moeten hun prestaties nu leveren met zo goed als lege tribunes en heel veel restricties in het land van de strenge regels.
Zelf zit ik deze sportzomer niet bepaald aan de buis gekluisterd. De Tour de France ging geheel aan mij voorbij, het Europese Kampioenschap mannenvoetbal was voor Oranje van dusdanig korte duur dat ik ook daarop snel was uitgekeken. Naar de prestaties van de Nederlanders op de huidige Olympische Zomerspelen kijk ik wel maar selectief; mij boeien vrouwenvoetbal, vrouwenhockey, zeilen, surfen en alles van het zwemmen (mannen en vrouwen). Het is een handjevol van de 33 disciplines waarin wordt gestreden dus niet alle interessante wedstrijden kan ik live zien.
Ik ben met name verheugd over de uitstekende prestaties van de Nederlandse zwemmer Arno Kamminga (1995). Deze laatbloeier, hij begon pas met topsport in 2019, en voormalig luie zwemmer die de kantjes eraf zwom (volgens zijn trainster) verbaasde zichzelf, vriend en vijand met een zilveren medaille op de 100 meter schoolslag. Daarmee werd deze voormalige reddingszwemmer een waardig opvolger van Pieter van den Hoogenband, nu chef-de-mission van TeamNL. Vanochtend stond hij in de finale van de 200 meter schoolslag en haalde hij die truc nogmaals uit. Weer zilver! Kamminga vergelijkt zich graag met de Japanse schoolslaglegende Kosuke Kitajima die tijdens de Spelen van Peking regeerde op beide afstanden. En morgen is het voor de Oranje Leeuwinnen erop of eronder: ze gaan dan voetballen tegen de Amerikaanse wereldkampioenen. Fingers crossed!
Het toernooi is nog maar enkele dagen oud maar grote teleurstellingen zijn er ook al. Enkele sporters testten positief op corona en werden in allerijl door Japanse officials naar quarantainehotels afgevoerd. Ze kregen soms slechts 30 minuten de tijd om hun spullen bijeen te rapen. Daar leden de meesten die dit overkwam, aanvankelijk in stilte, volledig afgezonderd van de rest. Ieder van die Olympiërs was voor vertrek uitvoerig getest en onbesmet bevonden; ieder van hen kreeg groen licht om naar Tokio af te reizen. Ieder van hen zat op dezelfde KLM-vlucht. Het is echter niet duidelijk of ze aan boord van dit vliegtuig besmet zijn geraakt.
Wat inmiddels wel bekend is, is dat geen van de KLM-crew op die vlucht voor vertrek op corona werd getest. Dat noem ik een gotspe... Had niemand van personeelszaken van KLM kunnen bedenken dat het belangrijk is dat wèl te doen? Er staat toch immers veel (letterlijk) op het spel?! De meeste sporters beulden zich in de afgelopen vijf jaar af om zich te kwalificeren voor dit grote toernooi. Soms onder barre omstandigheden. Voor sommigen is dit de laatste kans op een medaille, voor anderen de eerste keer dat ze aan het evenement mogen deelnemen. Memorabel van hier tot Tokio! Ik begrijp dan ook niets van het beleid van onze nationale trots op vleugels. Het laatste woord is hierover nog niet gesproken.
Vooral bij het roeien is het percentage pechvogels groot. Gezond verklaarde Nederlandse roeiers worden nu door sommige collega´s uit andere landen met de nek aangekeken en zelfs uit gemeenschappelijke ruimten geweerd. Een van hen verhaalde in een krantenartikel dat ze nu beter begrijpt wat stigma en discriminatie inhoudt... Misschien juist wel hierom waren de teams uit deze tak van sport goed voor een oranje medailleregen.
Men schijnt nóg meer te moeten afzien op een sneu hotelkamertje in je dooie eentje terwijl concollega´s zich op steenworp afstand in het zweet werken voor Eeuwige Roem. Sommige van de besmette sporters hebben niet eens een raam in hun gevangenis. De Nederlandse Olympische organisatie tekende officieel bezwaar aan bij de Japanse organisatie, tegen de omstandigheden en de onmenselijke behandeling. Er lijkt nu enige verlichting te komen. Zo krijgt men in quarantaine sindsdien ook ander dan Japans voedsel voorgezet.
Andere teleurstellingen waren er in de vorm van tegenvallende resultaten. Sommige Nederlandse Olympiërs slepen torenhoge verwachtingen met zich mee naar de andere kant van de aardbol; dat was vooral aan de orde bij de wielrenners en de turnploeg. Het is zelfs bij sport op dit niveau soms: de ene dag ben je top, de andere dag een flop.
Gisteren pakte echter heel goed uit qua medailles: 8 stuks op één dag. Het gaat de boeken in als Waanzinnige Woensdag want nooit eerder bereikte mijn vaderland dat recordaantal in zo´n kort tijdbestek. (Het oud record stamt uit 1928 en stond op 7.) Het andere goede nieuws is dat medaillewinnaars sinds eergisteren van de Japanse organisator op de foto mogen zonder mondkapje. Tja.
Onlangs leerde ik dat het Nederlandse woord ‘soms’ in het Japans ‘tokidoki’ is. Dat wist cabaretier, columnist en boekenschrijver Paulien Cornelisse mij te vertellen. Tijdens haar studie Psychologie (UvA) studeerde ze een jaar lang Japans aan de universiteit van Hiroshima. Zo leerde ze de taal kennen en viel ze als een blok voor dit land. Het woord tokidoki werd haar favoriete Japanse woord en daarom heet haar televisieprogramma (VPRO) zo. Ik dacht dat het een zelfverzonnen variant op okidoki was! In het kader van de zomerspelen in Tokio worden beide series herhaald.
Cornelisse staat bekend om haar onderkoelde, droge humor en haar gevoel voor absurditeit. Een van de grappigste momenten die ik zag, is wanneer ze in haar eentje met een plastic tasje onder de arm naar een solo-karaokekamertje gaat en daar keihard en soms ietwat vals gaat meezingen met de hit ‘Sukiyaki’ van de Japanner Kyu Sakamoto. Het nummer werd in 1961 in Japan uitgebracht en kwam pas in 1963 met stip de Nederlandse hitparade binnen. Een geweldig nummer van een prachtige zanger, dat daarna dagenlang in mijn hoofd rondzong.
Mij boeien deze soms vervreemdende dingen, al zegt de maakster zelf dat Japan geen rariteitenkabinet is. Zij is in ieder geval dol op het Land van de Rijzende Zon. In aflevering 2 van seizoen 2, getiteld ‘Rei-Wa’ (vreugdevolle harmonie) zag ik Cornelisse zitten op een stenen verhoging in een zentuin. In die hele tuin is geen flintertje groen van plant of boom te bespeuren. Ze kijkt uit op grind waarin met een speciale hark banen en cirkels zijn getrokken. De banen staan voor de zee, de cirkels voor de golven. Maar dan op het droge in het centrum van een miljoenenstad, uitgevoerd in grauwgrijs. Je kon er als kijker op wachten dat ze een gortdroge opmerking maakt. De achterwand van de tuin vertoonde namelijk een grote gele vlek. Die weerhoudt een Nederlander ervan zen te worden. Die moest eerst netjes worden weggewerkt voordat de camera het beeld vastlegt. (Is dat de Japanner in onszelf?) Ik houd veel van Azië maar ik zou niet in Japan willen leven; veel te veel gedragsregels.
Om ook in Huize Barefoot tijdelijk in Japanse sferen te vertoeven, bereidde ik eerder deze week tonijn op Japanse wijze: tataki. Mij kun je zonder gewetensvroeging twee weken op water en Japans eten zetten! Dit is een van mijn favoriete bereidingswijzen voor bijna rauwe vis. Bedek een dikke moot tonijnbiefstuk aan beide kanten met geroosterde sesamzaadjes en rooster dat ongeveer vijftien seconden aan elke kant, in een gloeiendhete pan. Het binnenste van de vis moet dieprood blijven. Vervolgens overgiet je de vis ruimschoots met hete olie, gemaakt van stukken verse gember (met schil). Verse koriander erbij en… oishii! Dat spreekt Paulien niet tegen. Wij aten er een klein maar fijn noodlegerecht bij. Mijn liefje slurpte het op, naar goed Japans gebruik; als teken van dank aan de kok. Arigatō, koibito!
Momenteel lees ik ook het boek ‘De man die Nagasaki overleefde’, van Gregor Vincent (Witteveen). Ik had ook een talengids of audioboek kunnen kiezen maar dit leek mij een interessantere keuze: wereldgeschiedenis en autobiografie ineen. Bovendien gaat het over strijd, al is die in dit geval zeer ongelijk. In een recent Volkskrant-artikel over hoe we meer kunnen lezen -onnodig advies voor mij- trof ik een zinnetje aan dat mij bijbleef. Boeken lezen is vermoeiender voor je brein dan kijken of luisteren omdat je in je hoofd voortdurend letters aan het decoderen bent. Zo ervaar ik dat nooit als veellezer. Dat ben ik mij ook niet na elke omgeslagen pagina bewust... en gelukkig maar.
Dit is het waargebeurde verhaal van de Nederlandse soldaat Dick Büchel van Steenbergen. Als je zijn portret op de boekomslag ziet, zou je niet denken dat het om een Hollander gaat. Hij zou zo voor een Japanner kunnen doorgaan; excusez-le-mot. Hij groeit op in Bandung in Nederlands-Indië met zijn ouders en vier broers; een hecht en liefhebbend gezin. Die ontvangen warmte en liefde zullen hem door veel gruwelen en ontberingen helpen.
Het boek van Vincent begint met de Japanse aanval op Pearl Harbor (1941) vanuit twee perspectieven: het Japanse en het Amerikaanse. Zo begint hun beider deelname aan de Tweede Wereldoorlog in Oost-Azië. De Japanners vallen in 1942 Nederlands-Indië binnen. Ze bezetten Java en Büchel van Steenbergen wordt als jonge KNIL-soldaat krijgsgevangen gemaakt.
Al vroeg na zijn gevangenschap neemt hij een wijs besluit: ‘blijf op de achtergrond, ga op in de massa, in de grauwheid van duizenden anderen’. Hij concentreert zich op de dagelijkse noden: voedsel, onderdak, kleding, emotionele stabiliteit. Hij analyseert de Japanse overheerser en probeert hun cultuur te begrijpen (onder andere hun onvoorwaardelijke verering van en trouw aan de keizer), past zich aan en overleeft mede daardoor zes concentratiekampen, twee helse tochten over zee en de bom op Nagasaki.