Translate

dinsdag 9 november 2021

Uglekugle, of de avonturen van een uilenbalpluizer

Onze Deense buren Jan en Bente laten hun hond Chilli meermalen per dag uit, van 's ochtends heel vroeg tot 's avonds tamelijk laat. Ze lopen regelmatig in de parkjes waarin onze woonwijk grossiert. We zijn gezegend met veel groen in de directe omgeving. In het dichtstbijzijnde park, aan het einde van onze straat, zitten roofvogels, zangvogels, halsbandparkieten en eekhoorns in de bomen. We horen en zien ze daar dagelijks. Toen Jan & Chilli op een avond voor hun laatste ommetje gingen, vloog er een tamelijk grote vogel over. Jan voelde de luchtverplaatsing van de wiekslag over zijn hoofd strijken. Hij dacht zeker te weten dat het om een uil ging. Even was hij bezorgd dat zijn geliefde viervoeter gevaar liep maar ze is waarschijnlijk een maatje te groot voor dit jagende nachtdier. Dat vertelde hij ons de volgende dag. Mijn liefje en ik zaten daarna soms na het vallen van de avond op een bankje in dat park. Niet om elkaar romantische gedichten voor te lezen of voor serenades… Welnee. Om die fameuze uil met eigen ogen te zien! Tot nu toe zonder resultaat.

Onlangs vertelde Jan mij dat er uilenballen lagen onder een grote naaldboom in dat park. Dat is een voorkeursboom van een ransuil maar aangezien ik het dier zelf nog niet zag, was ik niet zeker. De vogel kon ook een bosuil zijn. (Deze  roofvogelsoorten zijn goed van elkaar te onderscheiden.) Ik liep met hem naar de plaats delict. Er lag inderdaad een aantal grijze, cilindrische brokjes met een tamelijk glad oppervlak tussen de naalden. Hier en daar lagen er botjes omheen. Die vondsten waren dermate interessant dat ik thuis een schepje, handschoen en af te sluiten bakje haalde om de uglekugle (Deens voor uilenbal) mee te nemen en op een later moment te onderzoeken. Jong geleerd, is oud gedaan.

Ik liet het doosje met vier grijze sigaren een dag of wat in de patiokast achter het huis staan. De braakballen mochten het huis niet in van mijn liefje. Op een zonnige middag besloot ik op het terras te beginnen met determineren. Deze braakballen (uilenballen) waren droog dus het was geen lastig karwei om ze, met een houten prikker en één latex handschoen (in huis dankzij corona), uit te pluizen. 

De ransuil staat in Nederland op de Rode Lijst, als 'kwetsbaar'. In Spanje wordt deze roofvogel 'búho chico' genoemd. Het is een middelgrote uil van 35-38cm met een vleugelwijdte van 85-100cm. Dat is ook zoals Jan het dier beschreef. Er zouden hier nog 4.000 à 7.000 broedparen voorkomen dus dat is een aanzienlijk betere positie voor deze prachtige roofvogel.

De uil eet hoofdzakelijk woelmuizen, met de veldmuis als meest geliefde prooi. Daarnaast staan echte muizen (aardmuis en bosmuis) op het menu alsmede kleine vogels als mussen, merels en vinkachtigen. Uilen hebben twee magen: de kliermaag en de spiermaag. Via de slokdarm komt voedsel eerst in de kliermaag terecht. Hier wordt maagzuur aan het voedsel toegevoegd en zo wordt het hapje verteerd. Die spijsvertering verloopt zo snel dat maagsappen niet in staat zijn botjes te verteren. Die onverteerbare delen komen in de spiermaag terecht die boven de kliermaag ligt. Daarin wordt alles samengeperst tot een bal, die dan via de slokdarm wordt uitgebraakt. Dat gebeurt een paar uur na de maaltijd. Een uilenbal zit dus vol met samengeperste botjes, kiezen en vacht.

Het eerste botje dat ik al pluizend ontdekte, was een complete bovenkaak met kiezen. Knobbelkiezen, welteverstaan. Dat was het bewijs dat de verorberde prooi een alleseter (omnivoor) was. Muizen en ratten zijn omnivoren, ze eten zowel planten als dieren. Hierna volgden meer boven- en onderkaken. Ik liet de gedacht op mij inwerken dat deze dieren in hun geheel tweemaal langs de slokdarm van deze roofvogel gingen; eerst in hun geheel erin en toen weer langs dezelfde weg in delen eruit. Als een soort natuurlijke versnipperaar. Deze prooien waren met huid en haar verorberd en op aarde weergekeerd, gewikkeld in een grijze lijkwade. Mijn gepluis kreeg zo bijna iets religieus... De vorm van de braakbal wordt overigens bepaald door de slokdarm. Daaraan is af te zien om welke soort roofvogel het gaat.

Het werd een alleszins spannende ontdekkingstocht. Deze uil bleek een veelvraat te zijn! Ik vond twee complete onder- en bovenkaken en een losse kaak, dijbeen- en scheenbeenbotjes, bovenarmbotjes, ragfijne ribbetjes, ellepijpjes en spaakbeenbotjes. Dat was nog niet alles. Er verschenen ook twee vogelschedels uit de grijze massa, direct te herkennen aan de orbits (lege oogkassen).

Het skelet van een vogel heeft minder botten dan dat van zoogdieren en reptielen. De meeste van die botten zijn lichtgewicht en hol vanwege het vliegen. Vogels hebben wel langere nekken dan de meeste andere dieren. Ik vermoed dat het om Spaanse mussen ging want ik trof ook roodbruine veertjes aan in de bal. Ik meen zelfs de atlaswervel (C1) van een mussennek en een sleutelbeen te hebben gevonden.

In de laatste uilenbal die ik uitpluisde, zat een klein maar bijna compleet vogellichaam, zonder kop maar wel met het tarsometatarsale botje (bij gebrek aan een alternatief) van een vogelpoot. De ruggengraat stak als een ragfijn stokje uit een langwerpig klompje grijs. Kasian. Al die afzonderlijke lichaamsdelen had ik niet kunnen benoemen zonder identificatiekaarten. Die vond ik na goed zoekwerk op het web. Die maakten de klus nóg interessanter. Er ging een wereld voor mij open…

De doos met botjes mag nu wel in huis blijven van mijn liefje. Zij en Jan vonden het resultaat minstens zo interessant als ik. Maar ik zie ze liever vliegen! Ook uitgekotst en ingepakt in een braakbal zijn en blijven vogels mijn gevederde vriendjes. Dat geldt tevens voor de dader, de uil in het park die ik graag persoonlijk wil ontmoeten.


P.S. De foto als kop van mijn blog is van de Amerikaanse bioloog, vogelaar en fotograaf Ryan Bourbour. Hij is verbonden aan de faculteit van Vogelwetenschappen van de Universiteit van Californië.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten