Translate

maandag 24 januari 2022

Memoria Histórica

De burgemeester van de stad Madrid, rechts afgebeeld in deze cartoon, gaf onlangs toestemming om een oude straatnaam uit de Francotijd in ere te herstellen. Het ging om de pijnlijke herinnering aan het verhaal van de Balearenkruiser. Dat was de naam van een oorlogsschip van generaal Francisco Franco. In 1937 bombardeerde het burgers die vanwege de repressie in Málaga naar Almería vluchtten. Toen Franco Málaga innam, besloten duizeden mensen te voet naar Almeria te lopen, dat destijds nog Republikeins grondgebied was. Het was een lange tocht, langs een heel smalle weg. Rechts bevond zich een steile klif met daaronder de zee. Links waren de bergen. De vluchtelingen moesten in rijen achter elkaar lopen, tussen de zee en de bergen in. Ze hadden geen ontsnappingsmogelijkheid. De franquisten begonnen de menselijke colonne halverwege de tocht te bombarderen, vanaf de zee, het land en vanuit de lucht. 

Tijdens dat bloedbad vielen meer dan 12.000 doden. Dit vond plaats in februari 1937, tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939). Over die zwarte bladzijde in de geschiedenis wordt in dit land nog steeds niet gemakkelijk of vrijelijk gesproken. Velen zagen deze straatnaamactie dan ook als pure provocatie van rechts. De presidente van de autonome regio Madrid (Isabel Ayuso) en de burgermeester van de hoofdstad (José Luis Martínez-Almeida) zijn beiden lid van de Partido Popular. Zij zijn dwarsliggers in alles. Als je naar hun daden kijkt, lijkt de partij verder naar rechts op te schuiven. Een verontrustende beweging. 

Ik denk dat een burgeroorlog een van de meest traumatische ervaringen is die een mens kan overkomen. Dat je als burgers tegenover elkaar komt te staan vanwege politiek, elkaar naar het leven staat en zelfs bereid bent landgenoten te doden… Een nachtmerrie, wat mij betreft. Er wordt beweerd dat de huidige polarisatie in de Verenigde Staten, die onder Trumps presidentschap begon en op 6 januari 2021 zijn dieptepunt bereikte, in de nabije toekomst zou kunnen uitmonden in een heuse burgeroorlog. Ook zijn er kwalijke politici in Nederland, zoals Thierry Bidet en andere aanhangers van extreem-rechtse complottheorieën, die kokketeren met een mogelijk aanstaande burgeroorlog. Ze realiseren zich niet met welk vuur ze spelen!

In 2007 werd onder leiding van de socialistische premier Zapatero (PSOE) een wet aangenomen die La Ley de Memoria Histórica, de Wet op de Historische Herinnering ging heten. Deze wet wilde genoegdoening bieden aan de slachtoffers van de Spaanse Burgeroorlog en de daaropvolgende 40 jaar dicatuur van Franco. Burgers ter linkerzijde van het politieke spectrum werden slachtoffers van deze oorlog en dit regime. Een van de bepalingen in deze wet was het verwijderen van Francoïstische symbolen en namen uit openbare gebouwen en de openbare ruimte; waaronder straatnaamborden. 

De Spaanse onderzoeksrechter Baltasar Garzón wilde destijds aan de hand van deze wet massagraven openen en voormalige leden van het Franco-regime in staat van beschuldiging stellen. Hij noemde de misdaden die in die jaren werden begaan ‘misdaden tegen de menselijkheid’. Daarvan moest hij in 2008 afzien, onder politieke druk. Vanuit conservatieve hoek -onder aanvoering van de PP- werd de wet bekritiseerd omdat die oude wonden zou openrijten. 

Garzóns onderzoek zou dat zeker doen maar dat betekent niet dat het niet moest gebeuren. Deze gitzwarte periode in de Spaanse geschiedenis mag niet worden vergeten of onder het carpet worden geveegd. Een land moet zijn geschiedenis onder ogen zien om het heden te kunnen omarmen en aan een gezonde toekomst te beginnen. Dat geldt zowel voor Spanje als voor Nederland. De historische herinnering aan de VOC, de slavernij waaraan Nederland bijdroeg en de koloniale oorlog in Indonesië zijn zwarte bladzijden in de Nederlandse geschiedenis. Als collectief moet men juist de demonen uit het verleden recht in de bek kijken. Dat gebeurt tot dusver mondjesmaat, zowel in mijn eerste als mijn tweede Vaderland.

De huidige regering Sánchez (wederom PSOE) diende in september 2020 een wetsontwerp in die tot herziening van de bestaande wet moest leiden, omgedoopt tot ‘La Ley de Memoria Democrática’, de Wet op de Democratische Herinnering. De herziene wet verbood voortaan de verheerlijking van Franco en diens decennialange dictatuur wettelijk in Spanje. Die wet werd vorig jaar aangenomen. Het maakte ruim baan voor de verwijdering van de stoffelijke resten van de oud-dictator uit de Vallei van de Gevallenen en zijn herbegraving op een minder prominente plek. Leden van de PP en Vox stemden tegen.

Grootmoeder Antonia met een zoon van
Santiago Rodríguez Salinas
 
Onlangs verscheen hier een boek postuum, getiteld ‘Illote P, Barraca 16’. Het tekent het verhaal op van de Madrileen Santiago Rodríguez Salinas (1917-1985) die in 1936 lid werd van het Volksfront om tegen Franco en diens fascisten te gaan vechten. Na de val van Barcelona vluchtte hij naar Frankrijk en daar kwam hij achtereen in drie concentratiekampen terecht. 

Het werd een dermate bittere ervaring dat hij er jarenlang niet over sprak. Hij legde zijn bevindingen vast in de memoires die vorige week werden gepubliceerd en veel aandacht in de Spaanse media kregen. Het boek verhaalt over de erbarmerlijke levensomstandigheden van ballingen in de geïmproviseerde Franse concentratiekampen. Opgepropt in kazernes, achter prikkeldraad, zonder warme kleren en met nauwelijks voedsel of drinkwater, was hij elke ochtend getuige van verwoestende taferelen. De auteur legde die ervaringen ook in tekeningen vast.

Het aantal vluchtelingen uit Spanje dat destijds in Zuid-Frankrijk arriveerde, overweldigde de Franse autoriteiten. Men verwachtte 4.000 ballingen maar er arriveerden, naar schatting, circa 500.000 personen die toen al een barre tocht door de winterse Pyreneeën achter de rug hadden. Rodríguez Salinas doorliep daar de kampen Saint Cyprien, Le Barcarès en kwam tenslotte met 100.000 andere vluchtelingen in Argelès-Sur-Mer terecht. Voor elke 25 personen was er dagelijks één brood om uit te delen.

In de eindjaren '70 van de vorige eeuw ging ik met mijn middelbareschool-vriendin Eliza en twee andere vrienden op vakantie naar Argelès-Sur-Mer. Als ik destijds had geweten wat ik nu weet, was ik daar zeker op zoek gegaan naar het verhaal van dat concentratiekamp. Tja.  

Het Franco-regime vestigde zich na de overwinning op het Republikeinse Volksfront definitief in Spanje, Frankrijk verklaarde de oorlog aan Duitsland en daarna bezette Hitler Frankrijk. Elke dag stortte het toekomstperspectief meer in voor deze Spaanse ex-strijders. Als ballingen probeerden ze zo goed mogelijk met de ontberingen om te gaan, door te voetballen en samen muziek te maken. 

Kennis van de Franse taal stelde Rodríguez Salinas in staat een baan te krijgen als postbediende. Hij sorteerde brieven tussen ballingen en hun families. Zelf ontving hij op enig moment een brief van zijn moeder Antonia, waarin ze hem vertelde dat haar partner Alberto Marín Alcalde (niet zijn biologische vader) -een vooraanstaande linkse intellectueel en destijds journalist van de krant La Vanguardia- gevangen was genomen in Madrid, ter dood was veroordeeld en in een gevangenis in de buurt van Vigo zat. Antonia besloot dichter bij haar partner te gaan wonen. Rodríguez Salinas had geluk maar veel ballingen waren onvindbaar en namen hun post nooit in ontvangst. Die brieven konden niet worden teruggezonden naar families in Spanje want dat zou te gevaarlijk voor hen zijn. Onbezorgbare brieven werden verbrand, iets was de postbediende tot het einde van zijn leven diep betreurde. 

Na 16 maanden als balling in Frankrijk te hebben overleefd, werden hij en vele lotgenoten in 1940 op een trein gezet en overgedragen aan de Franco-autoriteiten. Na terugkeer op Spaanse bodem belandde hij eerst in een concentratiekamp in Reus en daarna in twee disciplinaire bataljonskampen. Uiteindelijk moet hij gedwongen in militaire dienst op de Canarische eilanden. Deze bijna zeven jaren straf worden tevens in het boek beschreven. Rodríguez Salinas bleef in leven en ging wonen in de woonplaats van zijn moeder. Hij trouwde, kreeg drie kinderen (waarvan er een overleed), had vele banen. Na zijn pensioen en na een decennialange stilte, begon hij aan zijn memoires. Hij overleed op 68-jarige leeftijd. 

Zelf denk ik dat dit vluchtelingenverleden weleens een verklaring zou kunnen zijn van de groter dan gemiddelde tolerantie in Spanje (in Europese context) jegens tegenwoordige vluchtelingen uit oorlogslanden als Syrië en anderen die de hel in hun land ontvluchtten. Ik heb er geen bewijzen voor maar het lijkt mij plausibel.  

Afgelopen week las ik tevens een interessant artikel in El Diario over de dwangarbeid waarmee het Franco-regime een deel van de treinsporen in Spanje aanlegde. Franco zette duizenden Republikeinse gevangen als dwangarbeiders in voor de reparatie en aanleg van duizenden kilometers spoorlijn in het land. Dit is een tamelijk onbekend facet van de repressie die tot het einde van de jaren '50 van de vorige eeuw duurde. 

De Spaanse Spoorwegen (Renfe) en het ministerie van Openbare Werken zetten vorig jaar een website op (Memoria Histórica Ferroviaria) ter nagedachtenis aan deze spoorwegarbeiders. Het was zeer zware arbeid, onder mensonterende omstandigheden. Jaren van zeer harde discipline, honger, kou, voortdurende vernedering en fysieke straffen regen zich aaneen. Er bestonden strafbataljons (rondtrekkende groepen dwangarbeiders) en -detachementen (barakken op één plek). In het laatste geval ging het om hutten van twee vierkante meter waarin ook echtgenotes en kinderen leefden; ook zij leden onder het gevangenissysteem.

Een anoniem gedicht dat werd geschreven in de ruïnes bij een treinspoor waar regisseur Alberto Pascual (67) in zijn jeugd speelde, leidde tot het project ‘Estos Muros’ (Deze muren). "Deze vervallen muren / omgeven door mysterie / zijn niet van een beroemd kasteel / noch van een klooster (...)". De documentaire die eruit volgde, werd recent in Madrid gepresenteerd. Die is gebaseerd op het lot van het strafdetachement van Soto del Real (voorheen Chozas de la Sierra). Het is een eerbetoon aan de meer dan 2.000 dwangarbeiders van dat detachement dat werkte aan de aanleg van de spoorbrug en de andere 4.000 gevangenen die tussen 1942 en 1955 gedwongen werden aan de treinverbinding Madrid-Burgos te werken. 

Een andere parallel met Nederland dringt zich hier op. De Nederlandse Spoorwegen vervoerden op bevel van de Duitse bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog Joodse Nederlanders naar concentratiekampen -hun laatste station- en tewerkgestelden naar Duitse werkkampen. In twee jaar tijd vervoerden de NS 107.000 Joden naar het oosten des land, de meesten naar doorvoerkamp Westerbork en van daaruit naar de grens. NS verdiende heel veel geld aan deze transporten. De toenmalige directie accepteerde het Duitse gezag met tegenzin, aldus de president-directeur in een verklaring in 2005. In dat jaar bood het bedrijf voor de eerste keer excuses aan de Joodse gemeenschap aan. Pas vele jaren later, vooral door toedoen van de strijdbare Holocaustoverlevende Salo Muller (1936), kwam er een financiële tegemoetkoming aan overlevenden en nabestaanden.

Ook ‘Estos Muros’ zal wel een keer op de Nederlandse tv verschijnen. Zoiets gaat ons immers aan als Europeanen. Gisteravond was bij 2Doc de documentaire ‘El Silencio de los Otros’ te zien; ook over slachtoffers van het Franco-regime. De opnames duurden zes jaar en leverden 450 uren film op van rechtzaken die nabestaanden van slachtoffers van het fascistische regime van Franco aanspanden in Spanje en Argentinië. (Ik schreef er in 2018 deze blog over.) Ik bekeek 'm eerder op Netflix. Eveneens om niet te vergeten. 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten