Translate

woensdag 10 januari 2024

Op bezoek bij tante Silvia

Een rondreis door een land als Colombia is niet compleet zonder een zekere mate van kennismakking met de inheemse bevolking. Nu heb je het hier voor het uitkiezen want er zijn meer dan 100 (wellicht 120) oorspronkelijke bevolkingsgroepen. Wij reden van Popayán (Cauca) naar Silvia om de dinsdagmarkt van de Guambianos -ook wel Misak genoemd- te bezoeken. We werden vroeg opgehaald in het hotel door Dani die onze chauffeur zou zijn voor die dag. Hij is een leuke jongeman die in Popayán is geboren en getogen en maatje is van een van de leukste mannen in het hotel. 

Silvia ligt op ongeveer anderhalf uur rijden van onze huidige verblijfplaats. Het duurde even voordat we de stad uit waren (bijna iedereen is hier weer aan het werk na alle feestdagen) en daarna stegen we langzaam maar zeker naar 2.600m hoogte. Dat is wel het verhaal van deze rondreis in het zuiden van het land: we stijgen en dalen voortdurend omdat we de hoogvlaktes doorkruisen.  

Als we niet met gids Umberto in het archeologisch park hadden kennisgemaakt, hadden we Silvia nooit ontmoet. Zo zie je maar... Dat is ook wel een deel van het verhaal van Colombia, voor ons toeristen die een aardig mondje Spaans spreken. Juan kent Maria die weer iemand kent die voor ons X, Y of Z kan organiseren of zelf kan uitvoeren. Een soort ons-kent-ons die we ook in Spanje kennen. Niks mis mee, zolang iemand maar ergens goed in is of kennis van heeft. 

Net voor aankomst in het stadje (met ruim 32.000 inwoners) zie je op een heldere dag de slapende vulkaan Puracé liggen in de centrale cordillera van de Andes. Het gelijknamige natuurpark in deze regio is naar deze vulkaan genoemd. De top ligt op 4.780m en die zagen we duidelijk. Volgens Dani kwam er vorige week nog een rookpluim uit de krater... Hoezeer die vulkaan dan slaapt is mij een raadsel! Ik heb hier in de afgelopen weken een aantal keren een Colombiaanse gids horen verkondigen dat Colombia niet wordt getroffen door aardbevingen en vulkaanuitbarstingen omdat die allemaal al eens zijn gebeurd, kijkend naar alle bergen. Maar zo werkt het niet. Wat ik wel weet, is dat er hier geen breuklijnen lopen en dat scheelt een slok op een borrel.

Je wordt als bezoeker welkom geheten met een uitgehakte boodschap met gezichten en andere afbeeldingen in een rots. Je ziet onder andere een schilderspalet met de naam Otero erop. Is de B bewust weggelaten als verwijzing naar de bekende schilder en beeldhouwer Fernando Botero? Het kan ook zijn dat het verwijst naar de gemeenschapsleider Antonio Otero die vorig jaar door gewapende mannen werd neergeschoten in het noorden van Cauca. Maar daarover ga ik niet speculeren. (Cauca blijft een regio die regelmatig te maken krijgt met politiek ingegeven geweld.) 

Als je een zogenaamde chiva’ (geit) op de weg ziet, weet je dat er bijzonder personen- of productenvervoer aan de orde is. De bussen verzamelden zich rondom de rood-witte kerk van Nuestra Señora de Chiquinquirá (waar na de markt een mis werd gehouden). Daar staan ze wachtend op hun vracht. 

Deze rustieke, beschilderde bussen zie je vooral op het Colombiaanse platteland maar we zagen ze eerder ook in andere landen van Zuid-Amerika. Als amateurfotograaf ben ik dol op die vervoersmiddelen. Ik vind ze zo fotogeniek! Wat daar allemaal in en op past. Het is een feest voor het oog. Ook in Silvia werden ze zwaar beladen met alle producten die op de markt werden aangeschaft voor de gemeenschap. Honderden kilo’s aardappelen, vele zakken rijst, tientallen dozijnen eieren (op het dak!). En de summiere plek die overblijft, is voor de passagiers. 

Dani zette ons af voor de kerk en zocht een parkeerplek waar hij zonder overtreding op ons kon wachten. We namen zijn telefoonnummer mee en zouden hem bellen als we klaar waren met de bezichtiging van de markt en zijn voornamelijk inheemse bezoekers. In de hoofdstraat troffen we de eerste vrouwen van de bevolkingsgroep Los Guambianos aan; zij worden ook wel Wampi genoemd. Er zijn daar ook nog andere groepen maar zij vormen er de meerderheid. 

De Wampi-vrouwen zijn te herkennen aan hun zwarte rok (anaco) met gekleurde biezen op de zoom, hun blauwe omslagdoek, geborduurde witte blouse met kralenkettingen en hun zwarte stoffe bolhoed met korte rand of een iraca-hoed. De mannen dragen ook rokken maar die zijn blauw; daarover dragen ze een ruanas (een soort poncho) van schapenwol en op het hoofd eveneens een zwarte bolhoed. Zowel mannen als vrouwen dragen grote schoudertassen. Een prachtig gezicht. 

Mijn liefje maakte in het Spaans contact met een van de vrouwen die groenten en kruiden verkocht. De rest van haar collega’s keek met argusogen toe. Waarschijnlijk spreken zij alleen hun moedertaal en geen Spaans maar ik las ook ergens dat ze nogal verlegen zijn tegenover buitenlanders. We zijn echter zeker niet de eerste die daar rondlopen. Een aantal van hen wenste niet te worden gefotografeerd en dat respecteer ik (vanzelfsprekend). Meestal vroeg ik of het mocht maar een stiekeme foto lukte ook weleens. 

In de grote markthal aan de hoofdstraat was van alles en nog wat te koop: groenten & fruit, vele soorten en maten aardappelen, inheemse kruiden, bloemen, kleding, schoeisel en gereedschap. Een slager mocht evenmin ontbreken. De zwerfhonden liepen er in en uit, als vaste klanten. Mij lijkt het dat men geen lichaamsdelen van een dier onbenut laat. Ik zag daar onder andere (afgehakte) geitenkoppen en -pootjes uitgestald liggen (wel gefotografeerd maar niet in het webalbum gestopt). 

Na het sluiten van de markt werd alle koopwaar op de chivas geladen. De sjouwers met hun houten karren verdienen daarmee een goede boterham. Wij maakten nog een stop bij de Capilla de Bélen, de eerste katholieke kapel in het gebied. Van daaruit heb je een mooi uitzicht over het stadje en de prachtig groene vallei. 

We lunchten in een Italiaans restaurant in Popayán met een leuke geschiedenis en een hectische sfeer. Ik had al dagen trek in een pizza en die maken ze hier (heel lekker). Het was een aanrader van Dani en het was een schot in de roos. Het pand is klein maar was afgeladen. Best place in town. 

Het restaurant werd opgezet door een Zwitserse vrouw die bijna 35 jaar geleden in Colombia terechtkwam vanwege de liefde. (Ze liep tegen een Colombiaan aan en bleef aan hem plakken.) Zoon David ziet nu toe op de zaak en beheert de kassa. Hij sprak ons na de maaltijd aan in het Frans maar we spraken met elkaar in een mengelmoes van talen. Net als in het restaurant van ons hotel hangen ook daar oude foto’s aan de wand van de chef-oprichtster en andere familieleden. Op de kaart staan onder andere ook raclette en kaas- en vleesfondue. Die gerechten moet je wel van te voren bestellen. (Hun wijnen komen uit Chili.) Het restaurant heeft een vide waar veel tafels staan dus een van de jongemannen in de bediening moest geregeld de trap op en af met grote dienbladen vol borden en glazen. Hij hoeft niet naar de sportschool! 

Het was een gemoedelijk en kleurrijk dagje uit. Er ging nauwelijks iets mis. Morgen gaan we weer met Dani op pad, naar het natuurpark Puracé. Van de vulkaan. Daar komt binnenkort wel weer een blog vandaan, vermoed ik.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten