Ik ben inmiddels ruim twee weken terug op het Balinese honk maar het voelt als veel langer. Er gebeurde zóveel: de nieuwe baby van kokkie Elsa werd geboren, er waren volop Balinese ceremonies, het werd Balinees Nieuwjaar (1933 volgens die kalender), de villabouw ter westerzijde van ons terrein vorderde gestadig.
Het hoogste punt van de bouw werd bereikt al kreeg ik niet de indruk dat het pannebier hiernaast rijkelijk vloeide. Teneinde privacy te waarborgen, laat ik elke dag de matten aan het einde van ons terras neer. Die houden het lawaai echter niet tegen dus Tom Poes verzon een list. Sinds de verhuizing staat er één langwerpige doos onuitgepakt in de opslagruimte van het gastenhuis. Ik ging ervan uit dat daarin de partytent zou zitten. Dat klopte. Met de gebruiksaanwijzing en genummerde stokken bouwde ik het geheel in een mum van tijd op. De tent staat nu naast de ingang van de bijkeuken. Die plek achtte ik geschikt vanwege het feit dat het helemaal aan de andere kant van het terras ligt, schaduwrijk is, uitzicht geeft op de Balizee en bereikbaar is voor de verkoelende zeebries. Twee stoeltjes en een tafeltje eronder en klaar was de aanleunwoning! Het ergste komt nog, volgens velen: het slijpen van de terrastegels... Wanneer het tè bar en boos wordt, boeken we een verblijf elders in de Indonesische archipel.
De tuin is weer een bron van vreugde. Er is veel te zien en te beleven. Na lang treuzelen staken de spider ladies hun kopjes op. Ik constateerde dat er weliswaar evenveel vlinders rondfladderen maar dat ze bijzonderder zijn dan in de maanden hiervoor (zie lopende diashow). Er zijn tevens witkopmunia’s die nu hun nestjes bouwen in kokospalmen op het terrein. Bovendien blijken we naast gekko’s tevens onderdak te bieden aan een kleine komodo varaan die zich bij tijd en wijle in onze alternatieve vijver ophoudt. Ik zag hem een aantal keren verschrikt het water in duiken toen ik uit het niets het terras opliep.
Maar het beste moest nog komen. Mijn liefje maakte mij gisteren attent op 'iets aparts' in de tuin. Ere wie ere toekomt. Volgens haar moest ik mijn camera meebrengen. Nou, daarover zei ze niets teveel! Ik bekeek de kastanjebruine kluwen met oranje antennes in de orchideeboom van alle kanten. Die kluwen leek op het eerste gezicht op twee reuzevlinders of motten die met hun lijven aan elkaar zaten. Ik wist genoeg: ze waren bezig aan het liefdesspel en bewogen met de wind mee. Ik maakte foto’s zonder flitser en keek gebiologeerd toe. Ze bleken echter niet gediend van het gegluur van deze paparazzi en weken uiteen. Mea culpa, ik verstoorde hun paring.
Met hun reuzevleugels zweefden ze tot mijn grote verbazing en vreugde rondom de plaats delict. De ene vlinder zeeg neer op het gras, de andere vloog naar een tak verderop. Bij nader inzien bleken er twee stellen rond te hangen. Nadat ik mij uiteindelijk wist los te maken van deze reuzenvleugels zocht ik hun naam en beschrijving op het web op.
Ik googlede op 'very large butterfly' en had meteen beet. Het blijken Atlasvlinders (Attacus atlas) of Mariposa te zijn. Het is familie van de nachtpauwoog die veel voorkomt in tropische en subtropische bossen van Zuidoost-Azië. Dat is een aardig compliment voor tuinman Putu en mijn liefje. Het opmerkelijke is dat ze kennelijk nauwelijks overdag zijn te zien?!
In India houdt men de pop van de Atlasvlinder voor zijdeproductie. Niet op grote schaal want deze vlinder produceert zijde in (te) korte draden. Ik las ook dat de cocon in Taiwan wordt gebruikt als damestasje. Daar ik het reproductieproces onderbrak, vraag ik mij in alle ernst af of we ooit een cocon in onze tuin zullen aantreffen. Weg tas en mijn liefje kan fluiten naar een zelfgesponnen Hermès-sjaal.
De vlinder dankt zijn naam (Atlas) aan het feit dat er een soort wereldkaart op de vleugels zit. Bovendien zie je er driehoekige, doorzichtige vensters die natuurlijke vijanden moeten afschrikken; iedereen behalve mij welteverstaan. Die vensters zijn op deze foto goed te zien. Wat ik ook leuk vind, is dat de Cantonese naam van deze nachtvlinder snake’s head is. Ik maakte een close-up van de vleugeluiteinden en als je goed kijkt, zie je daadwerkelijk een slangekop!
Deze vlinder wordt als een van de grootste ter wereld beschouwd waar het vleugeloppervlakte betreft: 400 vierkante centimeter. Hun vleugelwijdte ligt tussen 20 à 30 centimeter. Geen A380 maar toch aanzienlijk. Als een heuse Darwin-adept mat ik de vleugels op van een van de mannetjesvlinders in eigen tuin: circa 23 centimer. Een record-Attacus werd eerder gemeten op Java: 26.2 cm. In de boeken kom ik dus niet met deze vondst. Blij ben ik evenwel met de ervaring. Reuzemooi!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten