De maand augustus werd in Spanje afgesloten met 74 verdrinkingsdoden, negen
meer dan vorig jaar in dezelfde maand. Daarmee komt het op het hoogste aantal drenkelingen
in de afgelopen vijf jaar. Tot nu toe verdronken dit jaar 307 badgasten, 56 meer dan in 2018 (bijna 23%); dat komt neer
op zeven personen meer per maand. Schokkend! Toen ik dit las, vroeg ik mij af of omgekomen piloot Francisco Marín Nuñez ook tot die drenkelingen werd gerekend... Die cijfers werden gepubliceerd door
de ‘Real Federación Española de Salvamento y Socorrismo’ (RFESS), de Koninklijke
Spaanse Reddingsfederatie. De meeste doden (17) waren te betreuren in onze
regio: Valencia. Dat is niet onlogisch als je kijkt naar de relatief lange
kustlijn. Het betrof vooral Spaanse mannen van 65 jaar en ouder, op stranden
met en zonder toezicht.
Afgelopen week gingen we weer een dagje snorkelen op Cabo de Palos. Toen
we uitstapten op het grote parkeerterrein aan de voet van de vuurtoren en aan La
Manga-zijde over het water uitkeken, zag ik in de verte een schip van de Spaanse
vloot. Het lag afgemeerd op de plek waar de week ervoor een vliegtuig met
piloot neerstortte. Het schip werkt samen met een onderwaterrobot en duikers
van het duikcentrum van de Spaanse marine. Al 75% van het toestel is opgetakeld
en naar de kant gebracht, alleen de cockpit is nog niet geborgen. Ik vond dat
oranje scheepje in die grote blauwe plas een triest gezicht…
Foto: Europa Press |
De luchtmacht mag dan momenteel geen goede tijden beleven, de marine ook zeker
niet. De dag na de dodelijke crash liep een schip van
de Armada, de ‘Turia’ die hulp bood bij de zoektocht, aan de grond voor de kust
van La Manga. Het schip kwam onbedoeld buiten de waterweg terecht. Daardoor ontstond
een flinke scheur in de romp van het schip. Een ruimte naast de machinekamer,
waar olie en andere vloeistoffen liggen opgeslagen, raakte daarbij beschadigd.
De brandstofopslagruimte bleef echter onbeschadigd. De bemanning werd geëvacueerd.
Badgasten op het strand zagen een grote vlek in zee ontstaan en meldden een
brandstofgeur. Dat kon er nog wel bij.
In gedachten verzonken liep ik naar ‘onze’ snorkelbaai. Er stond wind die
wat golven veroorzaakte dus we besloten deze keer in de rustige ‘Kreek des Dood’
te water te gaan, aan de andere kant van de kaap. Ik was benieuwd wat de
onderwaterwereld weer voor mij in petto had. Ik zette mijn masker op en mijn
ogen begonnen subiet te tranen. Niet zo’n beetje nee, heel erg. Mijn ogen
prikten enorm, ik kon niet stoppen met knipperen. Oh-oh, foute boel. Alvorens
te gaan snorkelen, maak ik 's ochtends altijd de glazen schoon met shampoo of
afwasmiddel. Dat had ik die ochtend ook gedaan met een nieuw middel in de
keuken: Fairy Sensitive met Tea Tree & Mint. De theeboom is een
Australische boom; uit de naalden ervan wordt een goudgele olie gehaald die
voor allerlei producten wordt gebruikt. Mijn liefje kocht het voor haar
keukenprinses. Al ruikt het apart, er was tot nu toe geen vuiltje aan de lucht.
Toen ik mijn masker weer opzette, spoten de tranen wederom uit mijn ogen.
De bril kon ik niet op mijn gezicht verdragen. Het schoonmaakmiddel is anti-bacterieel
en antischimmel maar kennelijk ook anti-gevoelige types! Ik spoelde mijn masker
meermalen in zeewater om, spuugde erin en toen pas kon ik het zonder probleem op
mijn gezicht drukken. Ik slaakte een zucht van verlichting. Door mijn
snorkelpijp.
Het eerste dat mij onder water opviel, was de hoeveelheid grote en kleine
vissen in de directe omgeving. Iemand in onze vriendenkring vindt vissen eng,
zelf kan ik mij daarbij niets voorstellen. Net als voor gevederde vriendjes heb
ik ook warme gevoelens voor vissen, al ze ze zelf koudbloedig. Zodra ik stillag,
kwamen er tientallen om mij heen. Ze weken niet van mijn zijde zolang ik geen
onverhoedse bewegingen maakte. Die Fairy Princess lijkt toch ergens goed voor.
Misschien vinden vissen mintsmaak lekker?!
Vaak drijf ik er ontspannen op mijn buik bij, wachtend op wat aan mijn
oog voorbijtrekt, de onderwatercamera altijd paraat. Het was op zo’n moment dat
mijn blik op een kluitje kleurrijke vissen viel, nabij de bodem. Toen ik beter
keek, zag ik iets dat ik niet eerder zag: een levende octopus. Joehoe! Ik vind
ze niet eng, wel mysterieus (èn ze zijn lekker). De Cephalopoda zijn een van de
oudste klassen van zeeroofdieren. Ze ontwikkelden zich bijna driehonderd
miljoen jaar geleden, lang voordat de eerste vissen het licht zagen. Wow.
Het sierlijke dier, zo groot als een flinke hand, werd door vissen achterna
gezeten.
Terwijl het door twee à drie vissen werd opgejaagd, verschoot het
meermalen van kleur. Ik keek mijn ogen uit naar die alien! De eivormige kop
bleef bruin maar de lange armen werden soms lichtblauw, soms donkergroen. De
kop leek stekelvormige uitstulpingen te hebben, zelfs de ogen bovenop kon ik goed
ontwaren. Af en toe daalde ik af om het schouwspel beter te kunnen zien en een goede foto te maken.
Ik wist al het een en ander over de octopus. Zoals dat het dier drie harten heeft
en dat het zogenoemde ‘orgaanhart’ stopt met kloppen op het moment dat het zich met de armen voortbeweegt. Dat hun tentakels opnieuw kunnen aangroeien en dat die zoveel
neuronen hebben dat ze semi-afzonderlijk
kunnen
bewegen zonder impuls vanuit de hersenen. Dat de mannetjes sterven na het
paren, dat het dier kleurenblind is, dat hun beet dodelijk kan zijn, dat ze hun
eigen genen kunnen aanpassen aan de omstandigheden. Ze proeven met de
chemoreceptoren op hun zuidnappen, en nog veel meer.
Octopussen zwemmen niet als
vissen of kwallen maar lopen als een spin met hun acht voeten (van het Grieks ‘októpus’)
om vooruit te komen. Het gaat niet snel en ze zijn kwetsbaar tijdens het
bewegen maar het is boeiend om te zien. Die berg zinloze feiten heb ik allemaal
te danken aan het interessante boek van Katherine Harmon Courage, getiteld ‘Octopus!’ (Ze is
een gelauwerde journalist die onder andere schrijft voor Scientific American.)
Op enig moment zag ik dat het flexibele lichaam zich helemaal om een
steen sloot. De kop zat er als een kroon bovenop. Het duurde ongeveer tien
minuten voordat de octopus aan mijn blik ontsnapte. Zo moeizaam als ik te water
ging, zo opgetogen stapte ik weer op de kant.
In een Engelse krant las ik onlangs een artikel over vissers op de Falkland-eilanden.
Deze afgelegen eilandengroep in de Zuid-Atlantische Oceaan deden wij aan op
onze cruise van Argentinië naar Chili in december 2018. Een mooi gebied, onder
andere vanwege pinguïns. (Sorry, maar ik voel geen cruiseschaamte.) Aanvankelijk
leefde men daar van schapen maar de bakens werden verzet. Hun bestaan wordt nu
grotendeels bepaald door familie van het dier dat ik recent in de wateren van Cabo de Palos zag. Beter gezegd: zeekat of sepia. Seafood biedt
hen nu een prettig bestaan, hun hele economie werd er inmiddels afhankelijk van. De
Falklanders mochten overigens als bewoners van een Brits overzees gebiedsdeel niet aan
het referendum meedoen.
Als er een ‘no deal Brexit’ zou komen, zou dat ook slecht nieuws voor
hen zijn. 84% van hun calamarisvangst wordt namelijk naar Spanje geëxporteerd
en daarover zouden ze dan een hoog exporttarief moeten gaan betalen. Ik was
verbaasd te lezen dat deze geliefde tapas helemaal daarvandaan komt?! Alle
Falkland-visbedrijven hebben joint ventures met Spaanse bedrijven. Alle vis gaat
dan ook eerst naar Vigo (Galicië) en worden van daaruit over het hele land
verspreid. Na een Brexit zonder overeenkomst overwegen deze vissers niet langer onder
Britse maar onder Spaanse vlag te gaan varen. De chaos in het Verenigd
Koninkrijk lijkt na een week als deze bijna compleet. In de Falklands kunnen ze
voorlopig opgelucht ademhalen. De snode plannen van Johnson en consorten lijken
in het water te zijn gevallen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten