Translate

vrijdag 6 september 2019

Van kleur verschieten

De maand augustus werd in Spanje afgesloten met 74 verdrinkingsdoden, negen meer dan vorig jaar in dezelfde maand. Daarmee komt het op het hoogste aantal drenkelingen in de afgelopen vijf jaar. Tot nu toe verdronken dit jaar 307 badgasten,  56 meer dan in 2018 (bijna 23%); dat komt neer op zeven personen meer per maand. Schokkend!  Toen ik dit las, vroeg ik mij af of omgekomen piloot Francisco Marín Nuñez ook tot die drenkelingen werd gerekend... Die cijfers werden gepubliceerd door de ‘Real Federación Española de Salvamento y Socorrismo’ (RFESS), de Koninklijke Spaanse Reddingsfederatie. De meeste doden (17) waren te betreuren in onze regio: Valencia. Dat is niet onlogisch als je kijkt naar de relatief lange kustlijn. Het betrof vooral Spaanse mannen van 65 jaar en ouder, op stranden met en zonder toezicht.

Afgelopen week gingen we weer een dagje snorkelen op Cabo de Palos. Toen we uitstapten op het grote parkeerterrein aan de voet van de vuurtoren en aan La Manga-zijde over het water uitkeken, zag ik in de verte een schip van de Spaanse vloot. Het lag afgemeerd op de plek waar de week ervoor een vliegtuig met piloot neerstortte. Het schip werkt samen met een onderwaterrobot en duikers van het duikcentrum van de Spaanse marine. Al 75% van het toestel is opgetakeld en naar de kant gebracht, alleen de cockpit is nog niet geborgen. Ik vond dat oranje scheepje in die grote blauwe plas een triest gezicht…

Foto: Europa Press
De luchtmacht mag dan momenteel geen goede tijden beleven, de marine ook zeker niet. De dag na de dodelijke crash liep een schip van de Armada, de ‘Turia’ die hulp bood bij de zoektocht, aan de grond voor de kust van La Manga. Het schip kwam onbedoeld buiten de waterweg terecht. Daardoor ontstond een flinke scheur in de romp van het schip. Een ruimte naast de machinekamer, waar olie en andere vloeistoffen liggen opgeslagen, raakte daarbij beschadigd. De brandstofopslagruimte bleef echter onbeschadigd. De bemanning werd geëvacueerd. Badgasten op het strand zagen een grote vlek in zee ontstaan en meldden een brandstofgeur. Dat kon er nog wel bij.

In gedachten verzonken liep ik naar ‘onze’ snorkelbaai. Er stond wind die wat golven veroorzaakte dus we besloten deze keer in de rustige ‘Kreek des Dood’ te water te gaan, aan de andere kant van de kaap. Ik was benieuwd wat de onderwaterwereld weer voor mij in petto had. Ik zette mijn masker op en mijn ogen begonnen subiet te tranen. Niet zo’n beetje nee, heel erg. Mijn ogen prikten enorm, ik kon niet stoppen met knipperen. Oh-oh, foute boel. Alvorens te gaan snorkelen, maak ik 's ochtends altijd de glazen schoon met shampoo of afwasmiddel. Dat had ik die ochtend ook gedaan met een nieuw middel in de keuken: Fairy Sensitive met Tea Tree & Mint. De theeboom is een Australische boom; uit de naalden ervan wordt een goudgele olie gehaald die voor allerlei producten wordt gebruikt. Mijn liefje kocht het voor haar keukenprinses. Al ruikt het apart, er was tot nu toe geen vuiltje aan de lucht.

Toen ik mijn masker weer opzette, spoten de tranen wederom uit mijn ogen. De bril kon ik niet op mijn gezicht verdragen. Het schoonmaakmiddel is anti-bacterieel en antischimmel maar kennelijk ook anti-gevoelige types! Ik spoelde mijn masker meermalen in zeewater om, spuugde erin en toen pas kon ik het zonder probleem op mijn gezicht drukken. Ik slaakte een zucht van verlichting. Door mijn snorkelpijp.

Het eerste dat mij onder water opviel, was de hoeveelheid grote en kleine vissen in de directe omgeving. Iemand in onze vriendenkring vindt vissen eng, zelf kan ik mij daarbij niets voorstellen. Net als voor gevederde vriendjes heb ik ook warme gevoelens voor vissen, al ze ze zelf koudbloedig. Zodra ik stillag, kwamen er tientallen om mij heen. Ze weken niet van mijn zijde zolang ik geen onverhoedse bewegingen maakte. Die Fairy Princess lijkt toch ergens goed voor. Misschien vinden vissen mintsmaak lekker?!  

Vaak drijf ik er ontspannen op mijn buik bij, wachtend op wat aan mijn oog voorbijtrekt, de onderwatercamera altijd paraat. Het was op zo’n moment dat mijn blik op een kluitje kleurrijke vissen viel, nabij de bodem. Toen ik beter keek, zag ik iets dat ik niet eerder zag: een levende octopus. Joehoe! Ik vind ze niet eng, wel mysterieus (èn ze zijn lekker). De Cephalopoda zijn een van de oudste klassen van zeeroofdieren. Ze ontwikkelden zich bijna driehonderd miljoen jaar geleden, lang voordat de eerste vissen het licht zagen. Wow.

Het sierlijke dier, zo groot als een flinke hand, werd door vissen achterna gezeten.
Terwijl het door twee à drie vissen werd opgejaagd, verschoot het meermalen van kleur. Ik keek mijn ogen uit naar die alien! De eivormige kop bleef bruin maar de lange armen werden soms lichtblauw, soms donkergroen. De kop leek stekelvormige uitstulpingen te hebben, zelfs de ogen bovenop kon ik goed ontwaren. Af en toe daalde ik af om het schouwspel beter te kunnen zien en een goede foto te maken.

Ik wist al het een en ander over de octopus. Zoals dat het dier drie harten heeft en dat het zogenoemde orgaanhart stopt met kloppen op het moment dat het zich met de armen voortbeweegt. Dat hun tentakels opnieuw kunnen aangroeien en dat die zoveel neuronen hebben dat ze semi-afzonderlijk kunnen bewegen zonder impuls vanuit de hersenen. Dat de mannetjes sterven na het paren, dat het dier kleurenblind is, dat hun beet dodelijk kan zijn, dat ze hun eigen genen kunnen aanpassen aan de omstandigheden. Ze proeven met de chemoreceptoren op hun zuidnappen, en nog veel meer. 
Octopussen zwemmen niet als vissen of kwallen maar lopen als een spin met hun acht voeten (van het Grieks ‘októpus’) om vooruit te komen. Het gaat niet snel en ze zijn kwetsbaar tijdens het bewegen maar het is boeiend om te zien. Die berg zinloze feiten heb ik allemaal te danken aan het interessante boek van Katherine Harmon Courage, getiteld ‘Octopus!’ (Ze is een gelauwerde journalist die onder andere schrijft voor Scientific American.)

Op enig moment zag ik dat het flexibele lichaam zich helemaal om een steen sloot. De kop zat er als een kroon bovenop. Het duurde ongeveer tien minuten voordat de octopus aan mijn blik ontsnapte. Zo moeizaam als ik te water ging, zo opgetogen stapte ik weer op de kant.

In een Engelse krant las ik onlangs een artikel over vissers op de Falkland-eilanden. Deze afgelegen eilandengroep in de Zuid-Atlantische Oceaan deden wij aan op onze cruise van Argentinië naar Chili in december 2018. Een mooi gebied, onder andere vanwege pinguïns. (Sorry, maar ik voel geen cruiseschaamte.) Aanvankelijk leefde men daar van schapen maar de bakens werden verzet. Hun bestaan wordt nu grotendeels bepaald door familie van het dier dat ik recent in de wateren van Cabo de Palos zag. Beter gezegd: zeekat of sepia. Seafood biedt hen nu een prettig bestaan, hun hele economie werd er inmiddels afhankelijk van. De Falklanders mochten overigens als bewoners van een Brits overzees gebiedsdeel niet aan het referendum meedoen.

Als er een ‘no deal Brexit’ zou komen, zou dat ook slecht nieuws voor hen zijn. 84% van hun calamarisvangst wordt namelijk naar Spanje geëxporteerd en daarover zouden ze dan een hoog exporttarief moeten gaan betalen. Ik was verbaasd te lezen dat deze geliefde tapas helemaal daarvandaan komt?! Alle Falkland-visbedrijven hebben joint ventures met Spaanse bedrijven. Alle vis gaat dan ook eerst naar Vigo (Galicië) en worden van daaruit over het hele land verspreid. Na een Brexit zonder overeenkomst overwegen deze vissers niet langer onder Britse maar onder Spaanse vlag te gaan varen. De chaos in het Verenigd Koninkrijk lijkt na een week als deze bijna compleet. In de Falklands kunnen ze voorlopig opgelucht ademhalen. De snode plannen van Johnson en consorten lijken in het water te zijn gevallen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten