Translate

maandag 14 oktober 2019

Wat valt er te vieren?

Mijn liefje ontvangt regelmatig een nieuwsbrief van de gemeente waarin alle aanstaande lokale festiviteiten worden vermeld. In deze tijd van het jaar is dat een extra lange lijst. Vorige week hadden we de ‘Día de la Communidad Valencia’ met paëlla, opgeluisterd door de Huapango Brass Band (zie mijn vorige blog Simply Spanish). Dat evenement werd gevolgd door een flamencoshow en een concert in de hoofdstraat. Met vuurwerk­.

Een dag later werd patroonheilige Virgen del Pilar (de heilige maagd) hier in het zonnetje gezet. Spanjaarden in traditionele klederdracht droegen bloemofferandes naar de kerk waarmee de façade van het gebouw werd versierd. Rond middernacht was er een musical, gevolgd door een luidruchtige dj die veel publiek op de been bracht. Met meer vuurwerk. De volgende dag was er een parade door de hoofdstraat met een band uit San Isidro en gisteren was het hier een feestdag voor kinderen.
Met nóg meer vuurwerk… Aaargh! 

Afgelopen zaterdag werd niet alleen bij ons maar in heel Spanje ‘Día de la Hispanidad’ gevierd. Sinds 1981 is dit een nationale feestdag. Ik denk dat je deze dag het best kunt betitelen als ‘de dag van de Spaanstalige wereld/Spaanse cultuur’. Op 12 oktober 1935 werd dit voor het eerst gevierd in Madrid. In dat jaar hield Ramiro de Maeztu y Whitney (1875-1936) een speech op de Spaanse Academie over de ontdekking van Amerika door door de eerste Europeen, Columbus, en de kolonisatie van dat continent. De Maeztu was een Spaanse essayist, journalist, literair criticus en politiek commentator. Hij was zoon van een Cubaanse ingenieur uit de provincie Navarra. Zijn moeder werd geboren in Parijs als dochter van een Britse diplomaat; vandaar Whitney in de dubbele achternaam, naar goed Spaanse gebruik. Op diezelfde dag werd onder diezelfde titel het eerste artikel van De Maeztu’s hand gepubliceerd in het tweewekelijkse tijdschrift Hispanidad.

De Maeztu werkte tijdens de Eerste Wereldoorlog als correspondent in Londen voor diverse Spaanse kranten. Hij was een vroege aanhanger van het socialisme. Zijn eerste essaysbundel droeg de titel ‘Hacia otra España’ (op weg naar een ander Spanje). Door het verloop van de Eerste Wereldoorlog raakte hij echter volledig gedesillusioneerd. De menselijke rede schoot tekort om sociale problemen op te lossen, was zijn oordeel. In plaats daarvan pleitte hij voor autoriteit en traditie, geworteld in Rooms-Katholicisme. Na zijn terugkeer in Spanje keerde hij oude vrienden de rug toe. In de loop der jaren werd hij de theoreticus van de Falangisten. Hij werd ambassadeur in Argentinië ten tijde van de dictatuur van Primo de Rivera. De Maeztu werd in de beginjaren van de Spaanse burgeroorlog in de omgeving van Madrid vermoord door linkse militanten, Republikeinse tegenstanders van dictator Franco en de zijnen.

In het centrum van Madrid vond een militair defilé plaats met duizenden strijdkrachten, tientallen vliegtuigen en parachutisten en 100 legervoertuigen. Het werd bijgewoond door koning Felipe VI, de koninklijke familie en waarnemend president Sánchez. Zo’n parade vind ik niet meer van deze tijd. Dat budget kan beter aan socialere dingen worden besteed. Eén parachutist bleef in een lantaarnpaal hangen. Net goed!

Wat ik wèl interessant aan die dag vond, is dat dit jaar ook de eerste reis om de wereld van de Portugese ontdekkingsreiziger Fernando Magellan werd herdacht. In opdracht van koning Carlos I was hij in 1519 de organisator van een Spaanse expeditie. Hij ging op weg naar de Molukken, het land van kruidnagel, kaneel en nootmuskaat. Dat deed hij als eerste westwaarts -Magellan gaf de Stille Oceaan zijn naam- en met een culturele mix van 260 man aan boord: Portugezen, Spanjaarden, Sicilianen, Engelsen, Fransen, Grieken, Duitsers en Noord-Afrikanen. Het duurde 58 jaar voordat deze route opnieuw werd bevaren. Mijn liefje en ik voeren 500 jaar later per schip naar de punt van het Zuid-Amerikaanse continent om door de straat te gaan die naar deze kapitein werd vernoemd.

Spanje’s nationale feestdag ging op zaterdag jongstleden vrijwel ongemerkt aan ons voorbij. Tot 17:00 uur toen een oorverdovend lawaai op ons neerdaalde. Het waren de mannen en vrouwen van het Adelaarseskader dat van het Madrileense feestje naar hun thuisbasis in San Jávier terugvlogen. Acht straaljagers kwamen laag over onze woonwijk. In de verte zagen we ze de nationale kleuren over hun eigen dorp uitstorten.

In 1914 werd deze Spanjedag voor het eerst gevierd in Málaga, onder de noemer ‘Día de la Raza’, de dag van het -Spaanstalige- ras. Het was destijds bedoeld als viering van de ontmoeting tussen de Oude en de Nieuwe Wereld, van de Spanjaarden en de overzeese volkeren die ooit tot één Universele Spaanse Monarchie behoorden (1492-1898). Argentinië, Bahamas, Belize, Bolivia, Chili, Colombia, Costa Rica, Cuba, Dominicaanse Republiek, Ecuador, El Salvador, Equatoriaal Guyana, Filippijnen, Guam, Guatemala, Haïti, Honduras, Jamaïca, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru, Trinidad & Tobago, Uruguay, Venezuela en de Verenigde Staten van Amerika: ze maakten er deel van uit. Als Hollanders hebben we het aan de Leidenaren te wijten dat 12 oktober geen nationale feestdag werd…

De Spaanse geschiedenis kent (ook) een Gouden Eeuw. De periode 1492-1659 wordt letterlijk de ‘Siglo de Oro’ genoemd in geschiedenisboeken. Dat was een tijdperk van opbloeiende kunst, literatuur en letterkunde (El Greco, Velásquez, De Cervantes en De Nebrija), van wereldwijde expansie en ontdekkingen. Persoonlijk vind ik dat we vaderlandse geschiedenis niet moeten herschrijven vanuit smetvrees. We weten nu eenmaal dat niet alles goud was dat er blonk. De Gouden Eeuw van mijn eerste Vaderland, de 17de eeuw, is een tijdperk met lichte èn duistere kanten. Dat geldt ook voor Spanje. Die beide kanten tesamen vertellen het hele verhaal van een land, een volk. We moeten het kwalijke niet wegpoetsen maar juist onder ogen zien en tegelijkertijd trots zijn op het verlichte. (Beide landen hebben nog wel het een en ander te doen om de balans te vinden.)

Net als de Hollandse kolonisators, waren de Spaanse conquistadores bepaald geen lieverdjes: Hernán Cortéz slachtte de Azteken af, Fransisco Pizarro deed dat met de Inca’s, Pedro de Alvarado met de Maya’s. De Carvajal werd ‘de demon van de Andes’ genoemd vanwege zijn moordlustig optreden tegen Peruanen. De Orellana ging op zoek naar goud en ontdekte de Amazone. Hij voer de rivier in zijn geheel af. 
De Amerikaanse journalist Buddy Levi schreef er een goed boek over, getiteld ‘River of Darkness: Francisco Orellana's Legendary Voyage of Death and Discovery Down the Amazon’. Lope de Aguirre ging op zoek naar het legendarische El Dorado (La Canela, het land van de kanaal) in Zuid-Amerika, werd gek en vermoordde zijn eigen mensen. De Almagro ontdekte Chili maar vond daar alleen droge woestijnen en onbegaanbare bergen. Na een hardnekkige  strijd tegen Pizarro werd hij daar geëxecuteerd. Het is een kleine greep uit de horrorverhalen van die tijd.

In Zuid-Amerika werd ‘Día de la Hispanidad’ aanvankelijk ‘Día de la Raza’ genoemd. Steeds meer landen distancieerden zich in de loop van de tijd van het koloniale verleden. Op 12 oktober wordt daar nu vooral het autochtone aspect benadrukt. In Bolivia noemt men het tegenwoordig ‘Bevrijdingsdag’, in Argentinië de dag van ‘Culturele diversiteit’, in Ecuador de dag van ‘Multicultuur’, in Venezuela en Nicaragua de dag van de ‘Inheemse opstand’. In Chili noemt men het al jarenlang officieel de dag van de ‘Ontmoeting van twee werelden’ maar de inheemse bevolking ziet het als het begin van hun verzet tegen Europees kolonialisme. In een lokale krant las ik afgelopen weekend dat een dochter van een gevangengezette inheemse activist uit de regio Arauncania (dat veel landdisputen kent) zaterdag in haar openingsspeech zei dat er niets te vieren valt.

In de Verenigde Staten wordt vandaag ‘Columbus Day’ gevierd. Het is dezelfde viering als die van de ‘Día de la Hispanidad’ maar dan anders. De Amerikanen dragen deze dag op aan hun ontdekker. Daarbij wordt voorbijgegaan aan het feit dat destijds naar schatting al circa 50 miljoen oorspronkelijke bewoners in Noord-Amerika woonden. Tja.

De Italiaanse ontdekkingsreiziger Cristoforo Columbo voer in opdracht van Spaanse koning Fernando II en van koningin Isabel I uit om een nieuwe route naar India te zoeken. Hij zette op 12 oktober 1492 voet aan nieuwe wal: op de Bahamas. Wat weinigen weten is dat hij 1) hoogstwaarschijnlijk niet de eerste Europese ontdekkingsreiziger was die dat deed; 2) pas tijdens zijn derde reis in 1498 daadwerkelijk voet op Amerikaans vasteland zette. Ierse monniken in de 6de eeuw en Vikingen in de 10de eeuw zouden hem zijn voorgegaan. Er zouden eveneens Chinezen zijn geweest maar dat werd weerlegd. 

Wist je overigens dat Cristoforo’s zoon, Hernando Colón (1488-1539), die met zijn vader meeging op diens laatste ontdekkingsreis, een enorme boekenverzamelaar was? Een veelvraat zelfs: hij verzamelde in zijn leven meer dan 15.000 titels. Vorig jaar verscheen over hem een interessante biografie, getiteld ‘The Catalogue of Shipwrecked Books’ van de Brit Edward Wilson-Lee, professor Middeleeuwse Talen aan de Cambridge-universiteit. Hernando zou de eerste in de wereld zijn geweest die boeken niet horizontaal in de boekenkast legde maar ze verticaal rangschikte.

De eerste viering van Columbusdag zou in 1792 in New York hebben plaatsgevonden maar als officieel jaar wordt 1892 aangehouden. In 1937 werd de dag door president Franklin D. Roosevelt uitgeroepen tot nationale feestdag. Sindsdien wordt het jaarlijks gevierd op de tweede maandag van oktober. Vandaag dus. 
In Amerika is deze dag evenmin onomstreden. Europese ontdekkingsreizigers brachten dodelijke ziekten, onderdrukking, slavernij, hebzucht en slachtpartijen mee. De komst van Columbus zette de teloorgang van het overgrote deel van de autochtone bevolking in gang. Columbus noemde ze Indianen omdat hij dacht dat hij India bereikte. Tegenwoordig noemen we ze Native Americans. Zelf noemen zij deze dag ‘Indigenous Peoples Day’ of ‘Native American Day’. Steeds meer Amerikaanse staten gaat tot deze naamgeving over. Niet om de geschiedenis uit te wissen maar om recht te doen aan wat er voor de komst van Columbus was.

Diezelfde Columbus zou in het Amerika van Trump als illegale vreemdeling worden bestempeld en niet welkom zijn… Het is triest dat zijn regering nauwelijks of geen compassie voelt voor broeders en zusters in nood uit buurlanden als El Salvador, Guatemala en Honduras. Deze noorderlijke driehoek van Centraal-Amerika wordt als levensgevaarlijk bestempeld, met name voor vrouwen en kinderen. Daar sta ik vandaag vooral bij stil.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten