Mijn liefje moest onlangs naar het plaatselijke politiebureau om te
bewijzen dat ze leeft. Ja, dat lees je goed. Nederlandse pensioeninstanties willen
jaarlijks een bewijs van ‘springlevendheid’ ontvangen van haar, als gepensioneerde
buiten de landsgrenzen. Met stempels en handtekeningen om fraude te voorkomen.
Het is begrijpelijk, zij is inmiddels aan het verzoek gewend. Ze kwam in eerste
instantie zonder stempels en handtekening maar wel met stoom uit de oren terug.
De politie-agent die haar verzoek moest inwilligen, was die dag chagrijnig
en had geen zin om mee te werken. Mijn naam staat ook op dat formulier, als
samenwonend partner. Deze keer was ik er echter niet bij en dat was zijn probleem.
Hoezo moest ik erbij zijn? Het gaat toch om haar bestaan? Ik ben in dit geval slechts
een administratief aanhangsel. Het voorgaande jaar had ze deze procedure toch ook
in haar eentje afgewikkeld? Nou ja! Mijn liefje wees de agent er fijntjes op dat
het pensioen alleen op haar van toepassing was. Ze heeft immers een piepjonge
partner. Volgens haar sloeg hij daarna de bladzijde op met mijn gegevens en
constateerde droogjes dat ik niet bepaald jong was… Ik was eveneens een oude vrouw,
net als zij. Daar konden we het mee doen.
Begin van deze week begeleidde ik haar, extra jong gekleed en monter,
naar het politiebureau. Er was slechts één wachtende voor ons en de
persoon-in-kwestie zat achter zijn bureau. Binnen vijf minuten was het onze
beurt. Ik keek hem aan en zei dat hier de vrouw was die hij vorige week nog “vieja” (oud) noemde. Met de
allerbeminnelijkste lach op mijn gezicht. Mijn liefje had mij geïnstrueerd om
niets van dien aard te zeggen. Je wilt toch geen ruzie met een politie-agent?!
Dat klopt maar ik kon het niet laten. Hij had die dag een goede bui. Net als ik kon hij erom lachen. In twee minuten stond ze weer buiten met haar
attestatie de vita, inclusief stempels en handtekening. Missie volbracht.
Dat voorval zette mij wel aan het denken... Beleefde Spanjaarden duiden energieke oudjes (v) aan met ‘Ancianas’. Dat klinkt een stuk leuker. Op papier ben ik wellicht oud
maar zo voel ik mij helemaal niet. Er wordt hedentendage gezegd dat zestig het nieuwe 50
is maar het voelt eerder als 40. Nu beschik ik over net zoveel energie
als toen. In een recent interview met de 79-jarige Canadese schrijfster Margaret
Atwood las ik iets dergelijks. Zij haalde de maandelijkse hormonale
beslommeringen van vrouwen aan als grote energieverslinder van destijds. Daar
zijn we inderdaad lekker vanaf!
Onlangs las ik het boek ‘Schilderslief’ van Simone van der Vlugt. Het boek heeft nauwelijks literaire ambities maar is aardig. Het leest gemakkelijk weg. Dit
jaar is het 350 jaar geleden dat Rembrandt overleed dus er gebeurt en
verschijnt veel om dit te memoreren. Naast een uitmuntend kunstschilder blijkt Van
Rijn ook licht ontvlambaar, onbetrouwbaar en een rotzak te zijn. Het boek
verhaalt over de periode in Rembrandts leven waarin zijn vrouw Saskia doodziek
is. Geertje Dircx komt in huis als kindermeisje voor zoon Titus. Als Saskia aan
tering overlijdt, wordt Geertje tevens huishoudster en tenslotte ook minnares. Jarenlang
leven Rembrandt en zij als getrouwd paar, Geertje krijgt de sieraden uit Saskia’s erfenis als
blijk van liefde. Die situatie verandert als Hendrickje Stoffels in de
huishouding opduikt. Uiteindelijk schrikt Rembrandt er niet voor terug zijn voormalig
minnares 14 jaar te laten opsluiten voor een misdaad die ze niet beging; hij was
te zuinig om haar een fatsoenlijke toelage te geven maar betaalde dik om haar uit
zijn leven te weren. De rest is geschiedenis. Vaderlandse geschiedenis. Mannengeschiedenis.
Oktober is niet alleen wereldwijd de maand van de aandacht voor
borstkanker en van Stoptober (stoppen met roken), het is in Nederland tevens Maand van de Geschiedenis. Het thema van
dit jaar is ‘Zij/Hij’. Onlangs las ik op NEMO Kennislink een interview met Els
Kloek (1952), een gepromoveerde historica die last heeft van wat zij zelf “aangeboren
feminisme” noemt. Daarmee doelt ze op haar antenne voor scheve verhoudingen tussen
mannen en vrouwen. Ze trekt deze maand door het land om te debatteren over het
belang en de gevaren van feminisme.
Kloek herinnert zich vooral een soort wantrouwen van de moegestreden
generatie feministen vóór haar, die hoofdschuddend toekeken hoe de nieuwe
generatie een academische tak ‘Vrouwengeschiedenis’ probeerde op te zetten. Nu
maakt zij zich op haar beurt zorgen over nieuwe generaties feministen.
Eerst een korte inleiding op Kloek. Naast een flink aantal historische
werken over bekende en minder bekende vrouwen in de Nederlandse geschiedenis,
stelde zij tweemaal een lexicon samen met portretten van 1001 vrouwen. Het
eerste boek verscheen in 2013 en is getiteld ‘1001 vrouwen uit de Nederlandse
geschiedenis’. Het bestrijkt ruim 15 eeuwen geschiedenis. Het vervolgdeel
verscheen in 2018 en is getiteld ‘1001 vrouwen in de 20ste eeuw’. Onlangs
publiceerde ze in deze reeks een derde boek, getiteld ‘Vrouwen en kinderen eerst’. De ondertitel
luidt ‘Over 1001 vrouwen, de canon en de achterkant van de geschiedenis’.
Met dit boek wilde ze de eeuwenoude onzichtbaarheid van vrouwen
doorbreken. In geschiedenisboeken gaat het vooral over mannen. Als het al over
vrouwen gaat, is dat over een Maria als belichaming van het goede, of over een
Eva als belichaming van het kwaad. Dat noemt Kloek “het smurfineffect”: je hebt heel
veel verschillende smurfen maar slechts één smurfin. Dat kan niet kloppen. Er
bestaan immers nèt zoveel verschillende vrouwen als er verschillende mannen
zijn.
Je krijgt een heel ander beeld van de Nederlandse geschiedenis als je
over levens van vrouwen leest. Haar recentste boek bestempelt ze “het gevolg van
een mislukking”. Ze wilde een boek schrijven over geschiedenis en daarin vrouwen een
prominente plek geven. Ze wilde ze expliciet niet in een heldinnen- of
slachtofferrol weergeven. Bij elk van die 1001 vrouwen stond aanvankelijk een
jeugdportret met daarin bijvoorbeeld waarom haar broertje wel naar school mocht
en zij niet. Dat werd op een bepaald moment vervelend dus dat idee werd losgelaten.
Bovendien bestond de neiging bij veel van de (300) meewerkende deskundigen om
vrouwen als rolmodel af te schilderen. Dat werkte evenmin voor de projectleider
Kloek. Ze gooide het over een andere boeg.
Werd zij vroeger weggehoond door mannelijke collega’s die niet begrepen
waarvoor afzonderlijk historisch onderzoek naar vrouwen nodig was, tegenwoordig
kan het voorkomen dat ze in het verkeerde feministische kamp wordt geplaatst. Dat
zit zo.
Met haar lexicons schiep Kloek een levenswerk. De interviewster vroeg haar
of jonge generaties het stokje van haar zullen overnemen. De historica vindt
dat jongere generaties vrouwen het zich tè moeilijk maken. Ze halen er teveel
bij, alles wordt zo onderdeel van het v/m-probleem: seksuele voorkeuren (LHBTQI), kinderen
krijgen, klimaatverandering, racisme… het is één grote kluwen. Dat maakt het uiteindelijk
te zwaar en daardoor niet constructief. Kloek is van mening dat de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen zo te zeer uit het zicht raakt. Daarmee gooi je het kind met het
badwater weg.
Zij vindt bovendien dat er bij vrouwen van nu erg veel nadruk ligt op carrière maken, ingegeven
door vooral masculiene normen (haantjesgedrag als nieuw richtsnoer). Zorgelijk. Een vrouw is substantieel anders dan een man: zij kan baren.
Kloek verwacht echter dat dit niet meer gaat gebeuren. Dat vrouwen van jongere
generaties het te dierlijk vinden en het gaan uitbesteden. Ze maakt zich er ook
zorgen over dat nieuwe generaties feministen vrouwen willen bevrijden door het
taalgebruik genderneutraal te maken. Zij verwacht dat er zelfs een tijd komt
dat het woord “vrouw” niet meer mag. Vrouwen raken zo wederom uit zicht.
Kloek uit ook kritiek op ‘Genderstudies’, de hedendaagse variant
van Vrouwenstudies. “Genderstudies stimuleert een manier van denken die ideologisch is. Als je
zo’n studie een jaar volgt, zie je alleen nog maar bevestiging van je gelijk.
Wetenschap gaat niet om het bewijzen van je gelijk, maar om het zoeken naar
waarheid. Die kun je pas vinden als je oog houdt voor de mogelijkheid van je
ongelijk. Ik vind dat academici altijd open vragen moeten blijven stellen.”
Foto: Graeme Robertson (The Guardian) |
Eerder deze week werd in Londen de Man Booker Prize 2019 uitgereikt voor het beste
Engelstalige literaire werk van het afgelopen jaar. De prestigieuze prijs werd gewonnen
door twee vrouwen: Margaret Atwood (The Testaments) en Bernardine Evaristo (Girl,
Woman, Other). De sponsor van de prijs wil al jarenlang slechts één winnaar maar
de jury van dit jaar was eigenwijs. Men wilde niet kiezen. De prijs van £50.000
wordt dus door de beide vrouwen gedeeld.
Evaristo (60) is net zo oud als Atwood was toen ze deze prijs voor de eerste keer won (met het boek The Blind Assassin). Atwood is de tweede vrouw die twee keer won (na Hilary Mantel, schrijfster van historische fictie).
Evaristo (60) is net zo oud als Atwood was toen ze deze prijs voor de eerste keer won (met het boek The Blind Assassin). Atwood is de tweede vrouw die twee keer won (na Hilary Mantel, schrijfster van historische fictie).
Twee feministen, twee verschillende geluiden. De testamenten van Atwood schetsen
een levendig en origineel portret van vrouwen en meisjes in een dystopische
wereld die tegen hun lot in opstand komen; het vervolg op The Handmaid’s Tale. Evaristo’s
boek geeft een stem aan twaalf zwarte vrouwen, over een periode van 100 jaar, in
elke fase van hun leven. Deze Britse ging zelf schrijven omdat ze zich als
zwarte vrouw niet vertegenwoordigd voelde in de literaire verhalen uit haar vaderland.
De beide boeken liggen klaar op mijn nachtkastje. Het bedkastje van de ouwe taart.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten