Foto: BSR Agency |
De regelmatige lezer weet dat ik veel interesse heb in Indonesië. Niet
alleen woonden mijn liefje en ik er enkele jaren, we bouwden in die jaren een
speciale band op met een Balinees gezin waarvan de kinderen onze harten stalen.
Yuda, de oudste, deed vorige week de Citotoets op zijn lagere school. Hij hield
ons dagelijks op de hoogte van zijn verrichtingen. De eerste dag verliep
gemakkelijk want hij had flink geoefend, dag 2 was moeilijk, de derde was lastig
maar doenlijk. Al met al geen verkeerde toetsweek. We wachten het schooladvies nu
af.
Afgelopen weekend ontvingen we eveneens bericht van vader Ketut die op
een Amerikaans zessterren-cruiseschip rond de wereld vaart. Momenteel is hij
met ruim 340 collega’s op weg naar Auckland, Nieuw-Zeeland. Hij zag recent op
het journaal dat Europa een groot probleem heeft met COVID-19 en hoopte dat het
goed met ons ging. (Dat was naar aanleiding van het radicale besluit om Noord-Italië
van de buitenwereld af te sluiten.) Hij meldde ons ook dat het management van
zijn werkgever het personeel aan boord had toegesproken. Hun boot zal Europa
voorlopig niet aandoen -ons continent staat pas voor juli op het reisschema- en
de organisatie heeft geen financiële problemen vanwege een eventueel teruglopend
aantal toekomstige passagiers. Dat ter geruststelling van de grotendeels Aziatische
crew. Wij wensten hem op onze beurt het allerbeste met het vermijden van
besmetting.
Diezelfde regelmatige lezer weet ook dat onze liefde voor zijn Balinese vrouw
Elsa tijdens ons recente bezoek aan hen, nogal bekoelde. Zij bleek helaas minder
eerlijk en minder betrouwbaar dan we dachten. Zij betuigde spijt en bood meermalen
haar excuses aan maar hoe oprecht dat is, blijft voorlopig de vraag. Sorry does
not seem to be the hardest word… tenminste, voor sommigen. De kids
hebben geen enkele schuld aan de ontstane situatie. Met hen blijven we maandelijks
videoappen.
Dit staatsbezoek staat vooral in het teken van toekomstige samenwerking. Java,
Kalimantan (Indonesisch Borneo) en Sumatra staan op het reisprogramma van het
koninklijk paar. Voor hun vertrek werd wekenlang gespeculeerd over de vraag of
de koning, namens de Nederlandse overheid, excuses zou gaan aanbieden voor het
excessieve geweld dat Nederlandse soldaten in Nederlands-Indië toepasten ten
tijde van de ‘politionele acties’. Dat is de eufemistische benaming voor het
militair ingrijpen door de Nederlandse bezetter tegen lokale vrijheidsstrijders.
Nu zouden we dat oorlog noemen. Eerder werd door de Nederlandse regering spijt
betuigd voor het optreden maar formele excuses bleven tot dusver uit. Cynici
zeggen dat het is om financiële claims van nabestaanden van getroffenen te
voorkomen…
In de periode 1945-1949 werden Nederlandse mannen, waaronder mijn vader
en die van mijn liefje, als dienstplichtig militairen naar Nederlands-Indië gestuurd.
Dat was een overzeese kolonie van Nederland sinds eind 16de eeuw. In opdracht van het
Vaderland moesten zij een bloedige guerilla-oorlog voeren tegen lokalen die onafhankelijkheid
nastreefden. Bij die strijd kwamen 100.000 Indonesiërs om en sneuvelden bijna
5.000 Nederlanders (hogere getallen cirkelen).
Indonesiërs werden zich in de loop van de tijd bewust van de eeuwenlange onderdrukking door een Westerse kolonisator en verenigden zich in diverse nationalistische bewegingen die opriepen tot zelfbestuur en een zelfstandig Indonesië. Soekarno riep op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesië uit, twee dagen na de overgave van de Japanners. Nederland erkende die onafhankelijkheid niet en probeerde uit alle macht de koloniale status quo te behouden. Nederland houdt tot op de dag van vandaag vast aan 27 december 1949 als datum van de soevereiniteitsoverdracht. Dat is mij al vele jaren een doorn in het oog.
Indonesiërs werden zich in de loop van de tijd bewust van de eeuwenlange onderdrukking door een Westerse kolonisator en verenigden zich in diverse nationalistische bewegingen die opriepen tot zelfbestuur en een zelfstandig Indonesië. Soekarno riep op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesië uit, twee dagen na de overgave van de Japanners. Nederland erkende die onafhankelijkheid niet en probeerde uit alle macht de koloniale status quo te behouden. Nederland houdt tot op de dag van vandaag vast aan 27 december 1949 als datum van de soevereiniteitsoverdracht. Dat is mij al vele jaren een doorn in het oog.
Nederlandse militairen begingen oorlogsmisdaden in Nederlands-Indië. Dat
weet ik onder meer door lezing van het ontluisterende boek ‘De brandende
kampongs van Generaal Spoor’ van historicus Rémy Limpach (2016). Limpach kwam
in zijn promotieonderzoek tot de conclusie dat het geweld van Hollandse kant excessief
en structureel was. Na rumoer over de verklaringen in dit boek gaf de
Nederlandse overheid opdracht tot het doen van grootschalig onafhankelijk wetenschappelijk
onderzoek.
Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), het Nederlands
Instituut voor Militaire Historie en het Koninklijk Insitituut voor Taal-,
Land- en Volkenkunde (KITLV) onderzoeken nu de aard, omvang, oorzaken en impact
van het Nederlandse geweld. Nederlandse èn Indonesische wetenschappers zijn erbij
betrokken, het gaat om het gebruikte geweld aan beide zijden. De Nederlandse overheid wachtte, naar verluidt, zo lang met het geven
van die opdracht omdat men de grote groep nog levende oorlogsveteranen (van het
Nederlandse leger èn van het KNIL) niet voor het hoofd wilde stoten.
Foto: NPO (site) |
Limpach’s boek was voor mij persoonlijk aanleiding tot hernieuwde
interesse in de militaire geschiedenis van mijn vader, zijn bataljon en
regiment. Het leidde tot vele antwoorden maar ook tot nieuwe vragen. (Zo stond onder
andere in zijn papieren dat hij op Java in een ziekenhuis terechtkwam. De oorzaak
is onbekend.) Destijds blogde ik over mijn zoektocht en de bevindingen. Ik denk
niet dat mijn pa zich in zijn graf zou omdraaien na eventueel excuus. Hij was geen trotse Indië-veteraan. Alhoewel zijn diensttijd in
den vreemde hem nachtmerries bezorgde, keek hij liever vooruit dan terug.
Het coronavirus en wel of geen excuses zijn niet de enige onderwerpen die
de gemoederen bezighouden. In Nederland verschijnt momenteel veel zogenaamde tropenliteratuur.
In Trouw herlas ik een oud artikel over de ‘vergeten inlandsche meubels van
Nederlands-Indië’. Dat kwam omdat ik recent tegen een boek van historicus Reggie
Baay (1955) aanliep, getiteld ‘De njai’. Dat was weer naar aanleiding van een
bespreking van het recente fictiedebuut van journaliste en schrijfster Dido
Michielsen (1957), getiteld ‘Lichter dan ik’. Zij ontving daarvoor vorige maand
in Nederland de Boekhandelprijs. Beide boeken gaan over njais in het vroege(re)
Indonesië.
Njai is de aanduiding voor een inheemse vrouw die in Nederlands-Indië concubine
is van een Europese man. Baays inheemse grootmoeder Moeinah, over wie in de
familie werd gezwegen, was de concubine van zijn Hollandse grootvader. Zijn
onderzoek gaat echter niet over zijn eigen oma maar over het concubinaat als
instituut. Dat is evenmin fraaie geschiedenis. Ruim de helft van de Europese
mannen leefde rond 1900 in Nederlands-Indië met een inheemse concubine. In die
tijd berustten verhoudingen tussen Europese mannen en inheemse vrouwen nog op
slavernij. Het ging destijds om vele tienduizenden vrouwen.
Ook voor de njai had zo’n verbintenis mogelijk voordelen. Het was vaak
een manier om aan heersende armoede te ontsnappen. Desalniettemin betaalden ze vaak
een hoge prijs. Ze waren in veel opzichten beklagenswaardige vrouwen. Ze werden
afgedankt, hun kinderen werden vaak niet erkend door de biologische vader, ze
mocht haar kind(eren) niet meer zien. De toekomst van die nazaten was sowieso
ongewis. Halfbloeden kwamen vaak niet in aanmerking voor een degelijke
opleiding of voor een goede positie in het Nederlands bestuur. In de inheemse
samenleving werden ze evenmin geaccepteerd. Kasian.
In Nederland moeten we bereid zijn onze koloniale geschiedenis onder ogen
te zien. Het liefst samen met Indonesië. De officiële onderzoeksrapporten
worden in september 2021 verwacht. Het goede nieuws is dat Willem-Alexander spijt
betuigde en excuses aanbood voor de geweldsontsporingen, namens de Nederlandse regering.
Op de eerste dag van zijn staatsbezoek. Ik heb hem nog nooit zo horen hakkelen
maar hij zei het! Oud-minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot (1937), die in
Batavia -het huidige Jakarta- werd geboren en het verblijf in een Jappenkamp
overleefde, noemde het “een
mooi en koninklijk gebaar”. De eerste oorlogsveteraan die zijn koninklijke
decoratie hierna weggooide, is bekend. Tja.
Op vrijdag de 13de zendt de NOS de documentaire ‘Koningspaar in Indonesië’
uit op NPO2, met de hoogtepunten van dit bezoek. Dit is er een, wat mij
betreft. En dit is mijn 1313de blog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten