Translate

woensdag 11 maart 2020

Wel of geen excuses?

Foto: BSR Agency
Gisteren begonnen Willy & Máx, koning en koningin van het Koninkrijk der Nederlanden, aan hun staatsbezoek aan Indonesië. Op het vliegveld van Jakarta werd ook op hun voorhoofden een laserthermometer gericht. In diverse Nederlandse kranten las ik dat er deze keer geen handen zullen worden geschud vanwege het coronavirus. De Nederlandse ambassade suggereerde in plaats daarvan een hoofdknik met de handen tegen elkaar, een Balinese of Soendanese groet. 

De regelmatige lezer weet dat ik veel interesse heb in Indonesië. Niet alleen woonden mijn liefje en ik er enkele jaren, we bouwden in die jaren een speciale band op met een Balinees gezin waarvan de kinderen onze harten stalen. Yuda, de oudste, deed vorige week de Citotoets op zijn lagere school. Hij hield ons dagelijks op de hoogte van zijn verrichtingen. De eerste dag verliep gemakkelijk want hij had flink geoefend, dag 2 was moeilijk, de derde was lastig maar doenlijk. Al met al geen verkeerde toetsweek. We wachten het schooladvies nu af.

Afgelopen weekend ontvingen we eveneens bericht van vader Ketut die op een Amerikaans zessterren-cruiseschip rond de wereld vaart. Momenteel is hij met ruim 340 collega’s op weg naar Auckland, Nieuw-Zeeland. Hij zag recent op het journaal dat Europa een groot probleem heeft met COVID-19 en hoopte dat het goed met ons ging. (Dat was naar aanleiding van het radicale besluit om Noord-Italië van de buitenwereld af te sluiten.) Hij meldde ons ook dat het management van zijn werkgever het personeel aan boord had toegesproken. Hun boot zal Europa voorlopig niet aandoen -ons continent staat pas voor juli op het reisschema- en de organisatie heeft geen financiële problemen vanwege een eventueel teruglopend aantal toekomstige passagiers. Dat ter geruststelling van de grotendeels Aziatische crew. Wij wensten hem op onze beurt het allerbeste met het vermijden van besmetting.

Diezelfde regelmatige lezer weet ook dat onze liefde voor zijn Balinese vrouw Elsa tijdens ons recente bezoek aan hen, nogal bekoelde. Zij bleek helaas minder eerlijk en minder betrouwbaar dan we dachten. Zij betuigde spijt en bood meermalen haar excuses aan maar hoe oprecht dat is, blijft voorlopig de vraag. Sorry does not seem to be the hardest word… tenminste, voor sommigen. De kids hebben geen enkele schuld aan de ontstane situatie. Met hen blijven we maandelijks videoappen.

Dit staatsbezoek staat vooral in het teken van toekomstige samenwerking. Java, Kalimantan (Indonesisch Borneo) en Sumatra staan op het reisprogramma van het koninklijk paar. Voor hun vertrek werd wekenlang gespeculeerd over de vraag of de koning, namens de Nederlandse overheid, excuses zou gaan aanbieden voor het excessieve geweld dat Nederlandse soldaten in Nederlands-Indië toepasten ten tijde van de ‘politionele acties’. Dat is de eufemistische benaming voor het militair ingrijpen door de Nederlandse bezetter tegen lokale vrijheidsstrijders. Nu zouden we dat oorlog noemen. Eerder werd door de Nederlandse regering spijt betuigd voor het optreden maar formele excuses bleven tot dusver uit. Cynici zeggen dat het is om financiële claims van nabestaanden van getroffenen te voorkomen…

In de periode 1945-1949 werden Nederlandse mannen, waaronder mijn vader en die van mijn liefje, als dienstplichtig militairen naar Nederlands-Indië gestuurd. Dat was een overzeese kolonie van Nederland sinds eind 16de eeuw. In opdracht van het Vaderland moesten zij een bloedige guerilla-oorlog voeren tegen lokalen die onafhankelijkheid nastreefden. Bij die strijd kwamen 100.000 Indonesiërs om en sneuvelden bijna 5.000 Nederlanders (hogere getallen cirkelen). 

Indonesiërs werden zich in de loop van de tijd bewust van de eeuwenlange onderdrukking door een Westerse kolonisator en verenigden zich in diverse nationalistische bewegingen die opriepen tot zelfbestuur en een zelfstandig Indonesië. Soekarno riep op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesië uit, twee dagen na de overgave van de Japanners. Nederland erkende die onafhankelijkheid niet en probeerde uit alle macht de koloniale status quo te behouden. Nederland houdt tot op de dag van vandaag vast aan 27 december 1949 als datum van de soevereiniteitsoverdracht. Dat is mij al vele jaren een doorn in het oog.

Nederlandse militairen begingen oorlogsmisdaden in Nederlands-Indië. Dat weet ik onder meer door lezing van het ontluisterende boek ‘De brandende kampongs van Generaal Spoor’ van historicus Rémy Limpach (2016). Limpach kwam in zijn promotieonderzoek tot de conclusie dat het geweld van Hollandse kant excessief en structureel was. Na rumoer over de verklaringen in dit boek gaf de Nederlandse overheid opdracht tot het doen van grootschalig onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek.

Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie en het Koninklijk Insitituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) onderzoeken nu de aard, omvang, oorzaken en impact van het Nederlandse geweld. Nederlandse èn Indonesische wetenschappers zijn erbij betrokken, het gaat om het gebruikte geweld aan beide zijden. De Nederlandse overheid wachtte, naar verluidt, zo lang met het geven van die opdracht omdat men de grote groep nog levende oorlogsveteranen (van het Nederlandse leger èn van het KNIL) niet voor het hoofd wilde stoten.

Foto: NPO (site)
Limpach’s boek was voor mij persoonlijk aanleiding tot hernieuwde interesse in de militaire geschiedenis van mijn vader, zijn bataljon en regiment. Het leidde tot vele antwoorden maar ook tot nieuwe vragen. (Zo stond onder andere in zijn papieren dat hij op Java in een ziekenhuis terechtkwam. De oorzaak is onbekend.) Destijds blogde ik over mijn zoektocht en de bevindingen. Ik denk niet dat mijn pa zich in zijn graf zou omdraaien na eventueel excuus. Hij was geen trotse Indië-veteraan. Alhoewel zijn diensttijd in den vreemde hem nachtmerries bezorgde, keek hij liever vooruit dan terug.

Het coronavirus en wel of geen excuses zijn niet de enige onderwerpen die de gemoederen bezighouden. In Nederland verschijnt momenteel veel zogenaamde tropenliteratuur. In Trouw herlas ik een oud artikel over de ‘vergeten inlandsche meubels van Nederlands-Indië’. Dat kwam omdat ik recent tegen een boek van historicus Reggie Baay (1955) aanliep, getiteld ‘De njai’. Dat was weer naar aanleiding van een bespreking van het recente fictiedebuut van journaliste en schrijfster Dido Michielsen (1957), getiteld ‘Lichter dan ik’. Zij ontving daarvoor vorige maand in Nederland de Boekhandelprijs. Beide boeken gaan over njais in het vroege(re) Indonesië.

Njai is de aanduiding voor een inheemse vrouw die in Nederlands-Indië concubine is van een Europese man. Baays inheemse grootmoeder Moeinah, over wie in de familie werd gezwegen, was de concubine van zijn Hollandse grootvader. Zijn onderzoek gaat echter niet over zijn eigen oma maar over het concubinaat als instituut. Dat is evenmin fraaie geschiedenis. Ruim de helft van de Europese mannen leefde rond 1900 in Nederlands-Indië met een inheemse concubine. In die tijd berustten verhoudingen tussen Europese mannen en inheemse vrouwen nog op slavernij. Het ging destijds om vele tienduizenden vrouwen.

Ook voor de njai had zo’n verbintenis mogelijk voordelen. Het was vaak een manier om aan heersende armoede te ontsnappen. Desalniettemin betaalden ze vaak een hoge prijs. Ze waren in veel opzichten beklagenswaardige vrouwen. Ze werden afgedankt, hun kinderen werden vaak niet erkend door de biologische vader, ze mocht haar kind(eren) niet meer zien. De toekomst van die nazaten was sowieso ongewis. Halfbloeden kwamen vaak niet in aanmerking voor een degelijke opleiding of voor een goede positie in het Nederlands bestuur. In de inheemse samenleving werden ze evenmin geaccepteerd. Kasian.

In Nederland moeten we bereid zijn onze koloniale geschiedenis onder ogen te zien. Het liefst samen met Indonesië. De officiële onderzoeksrapporten worden in september 2021 verwacht. Het goede nieuws is dat Willem-Alexander spijt betuigde en excuses aanbood voor de geweldsontsporingen, namens de Nederlandse regering. Op de eerste dag van zijn staatsbezoek. Ik heb hem nog nooit zo horen hakkelen maar hij zei het! Oud-minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot (1937), die in Batavia -het huidige Jakarta- werd geboren en het verblijf in een Jappenkamp overleefde, noemde het een mooi en koninklijk gebaar”. De eerste oorlogsveteraan die zijn koninklijke decoratie hierna weggooide, is bekend. Tja.

Op vrijdag de 13de zendt de NOS de documentaire ‘Koningspaar in Indonesië’ uit op NPO2, met de hoogtepunten van dit bezoek. Dit is er een, wat mij betreft. En dit is mijn 1313de blog. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten