Translate

dinsdag 30 januari 2024

Rebellie in de open ruimte

Onlangs waren we weer in Los Alcázares, een buurgemeente in de provincie Murcia, waar een nieuwe spraakmakende muurschildering was te zien. Mijn liefje stuurde mij daarover een artikel uit La Verdád door toen we door Colombia reisden. Ik denk dat ik tot dusver alle street art in die Murciaanse plaats heb gezien. Ik noem mijzelf een liefhebber van deze vorm van kunst. Er zijn daar veel muurschilderingen te bewonderen en ik vraag mij weleens af waarom juist daar, aan de kust van Mar Menor, met zoveel passie en talent op de muren wordt geschilderd. Spanjaarden zijn sowieso heel goed vertegenwoordigd in deze wereldwijde community van straatkunstenaars. 

Voordat we het werk gingen bewonderen, zegen we neer voor een drankje aan de kust van Europa’s grootste binnenzee. Uitkijkend over het water vertelde mijn liefje dat er al twee weken werd gezocht naar een Bulgaarse tiener (15). Hij ging met twee vriendjes op een avond op pad en kwam niet meer thuis. Hij kon niet zwemmen, had enorme waterangst dus zijn moeder dacht niet dat hij was verdronken. We zagen die dag aan de kust enkele geparkeerde auto’s van de Protección Civil en twee rubberboten op het water, speurend bij het verderop gelegen Pedreguer, een vulkanisch eiland in de binnenzee. Die middag vonden duikers uiteindelijk een lichaam op vijf meter diepte in het troebele water van Mar Menor. Naar nu blijkt, stal het drietal in de bewuste nacht een roeiboot en een surfplank, waarschijnlijk uit adolescente balorigheid. Dat avontuur kwam ze duur te staan. Twee anderen werden gered, zij het met onderkoelingsverschijnselen; naar de Bulgaarse Ivan bleef men zoeken. Tot dan. Los Alcázares riep drie dagen van rouw uit.  

We zagen de nieuw beschilderde muur huizenhoog voor ons opdoemen. De titel is ‘El sueño de Turing’, de droom van Turing. Deze intelligente Brit (1912-1954) was wiskundige, computer wetenschapper, filosoof en theoretisch bioloog. Hij bouwde de zogenaamde Turing-machine die het eerste model werd voor de computer die we hedentendage gebruiken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte Turing voor een overheidsinstantie die de codes van de Duitsers moest breken. Hij wordt beschouwd als de vader van de theoretische informatica en van de kunstmatige intelligentie (AI). In 1952 werd hij vervolgd voor homoseksualiteit. Hij accepteerde een behandeling die neerkwam op chemische castratie en voelde zich daarna nooit meer de oude. Alan Turing pleegde zelfmoord in 1954. Ik las jaren geleden een heel meeslepend boek over deze bijzondere man, getiteld ‘The Enigma’. Zijn dood vind ik een zwarte bladzijde in de Britse geschiedenis. 

Het kunstwerk in Los Alcázares is een hommage aan Turings genialiteit. Het is gemaakt door een collectief van vijf lokale kunstenaars. Ze noemen zichzelf ‘La Compáñia de Mario’. Ik stond ervoor en vond het indrukwekkend. Mijn liefje miste de emotie in het kunstwerk, het raakte haar niet. Daar kan ik mij wel wat bij voorstellen, kijkend naar het bionische deel van het geportretteerde vrouwengezicht, maar het gaat nu eenmaal over kunstmatige intelligentie. Haar sprak de kleurrijke Colombiaanse vrouw met de dikke sigaar in haar mond of de twee zwarte vrouwen die elkaar kussen, die we zagen op de muren van Bogotá veel meer aan (zie onderin dit blog). Maar die muurschilderingen zijn dit jaar niet genomineerd als beste ter wereld. De droom van Turing wel.

Op Street Art Cities is die uitverkiezing momenteel gaande. Je kunt je stem uitbrengen op drie onderscheidingen: de beste muurschildering van het jaar wereldwijd, het kunstwerk dat de meeste indruk maakte (Impact Award) en de meest innovatieve mural (Innovation Award). 

Even twijfelde ik of ik moest stemmen op het werk van straatkunstenaar Yuda, getiteld ‘Nuestros niños’ (onze kids). Je ziet een lief jochie van bovenaf geschilderd, zittend in een kartonnen doos met een even aaibare hond in zijn armen. Het deed mij denken aan onze eigen Yuda in Bali, een jochie waar we van houden, dat we ontmoetten toen hij één jaar oud was en wij inmiddels 16 jaar kennen. Deze muurschildering bevindt zich ergens in Guadalajara (Mexico). 

Ook vond ik ‘De lantaarnaansteker’ mooi, gemaakt door Roosart. Je ziet een oude man  wiens beroep juist door de technologie werd  achterhaald. Kunstenares Rosalie de Graaf bracht hiermee een hommage aan de persoon die met zijn zwavelstok -voorloper van de lucifer- licht bracht in donkere tijden. Anno 2024 kunnen we nog steeds licht  in de duisternis gebruiken! Op de achtergrond van de muurschildering zie je het oude gemeentehuis van Doetinchem afgebeeld. 

Nederland is overigens best goed vertegenwoordigd in de wereldwijde straatkunstgemeenschap. Een andere, bekendere kunstenares is de Amsterdamse Judith de Leeuw die schildert onder het acroniem JDL. Eerder deze maand zag ik een documentaire over haar, getiteld ‘Behind the Wall’. Daarin zien we haar werken aan een muurschildering in een verpauperde Zuid-Italiaanse volkswijk. Het kunstwerk en de documentaire zijn getiteld ‘Love is stronger than Death’. Het is opgedragen aan haar, aan kanker overleden Joodse vader met wie ze jarenlang was gebrouilleerd. (Het kwam op tijd goed tussen hen.) 

De Leeuw maakt geëngageerde kunst met een sociale dimensie en een sterke boodschap. Vooral in grijstinten en met minimale kleur. Toen wij vorig jaar een stadswandeling maakten door Rotterdam onder leiding van onze vrienden Piet & Agnes, werd ik geraakt door een van haar gigantische muurschilderingen (negen verdiepingen hoog, 15m x 26m) op een flatgebouw op de Kop van Zuid. In 2022 schilderde ze een moeder met kind ter ondersteuning van een actie van KWF Kankerbestrijding. Mensen konden na de onthulling een stukje van de muurschildering kopen. De meeste personen die dat deden, kregen zelf te maken met kanker of in familie- en vriendenkring. 

Afgelopen weekend las ik een interview met De Leeuw in het weekblad Revue. Daarin zegt ze onder andere: Ik blijf guerilla-art maken maar [dit jaar] wil ik gaan werken met andere tools zoals video, fotografie, sculpturen en AI. Bij het schilderen van murals ligt de focus vaak op de technische uitvoering, terwijl ik de boodschap juist belangrijk vind. Ik zou meer stunts in de openbare ruimte willen creëren, zoals Banksy doet. Dat heeft uiteindelijk nog meer impact dan een muurschildering en daar gaat het mij om.” JDL doet overigens niet mee aan de voorkiezing van de beste mural van 2023.   

Uiteindelijk koos ik voor deze Top3: ‘Turings droom’, muurschildering ‘LIA’ in Melgar (Colombia) en de knikkers van Leon Keer in Wuppertal, getiteld ‘Zwaartekracht’. 

Als nummer 2 koos ik een muurschildering uit Colombia, omdat we daar zulke mooie werken aantroffen. Onderweg van Bogotá naar Villavieja reden we door het plaatsje Melgar waar inderdaad veel straatkunst was te zien. Ik maakte een paar foto’s vanuit de auto. (Chauffeur Jason was een halve gek waar we die dag zo snel mogelijk vanaf wilden zijn.) De idee achter het werk voor deze nominatie is de vraag wat er gebeurt als we onze ogen sluiten en onszelf van binnenuit zien. Mijn nominatie voor de Innovatieprijs tenslotte, is van de Nederlander Leon Keer. Zijn werk is meer dan levensecht. Keer is bepaalde geen beginneling; hij schildert al meer dan 25 jaar, met ateliers in Nederland en Italië. 

Als eerbetoon aan alle Colombiaanse straatkunstenaars vind je hieronder een collage van alles dat indruk maakte tijdens onze recente trip naar Zuid-Amerika. Er kan tot en met morgen op de website worden gestemd.





 

vrijdag 26 januari 2024

Jaar van de Huismus

Wat heb ik in hemelsnaam met koeien? Jaren geleden dacht ik een fossiel bot te hebben gevonden op een strand in Nederland. Dat bleek van een recente koe te zijn. Mijn vorige blog (getiteld 'Ontdekkingen') ging over de laatste vondst die ik deed aan de oever van een grote rivier in Colombia. Daar trof ik een nogal grote kies aan waarvan ik hoopte dat het van een inheems interessant dier zou zijn. Nou, niets is minder waar! 

Het witte gevaarte kwam uit de bek van een koe. (Of moet ik mond zeggen?) Volgens Alice van Duijn -goede oude Alice van Naturalis die al jarenlang mijn vragen helpt beantwoorden- zou het gaan om een plooikies van een planteneter. Dat is een kies met een ribbelige bovenkant, vooral bestemd om te kauwen. Heb ik weer. 

Over het grijze pluizenbolletje dat in december uit de gesnoeide boom waaide, wist verenexpert Guido van het team (verenexperts bestaan dus) te melden dat het een prooirest is van een kleine vogel. Guido dacht in eerste instantie aan een tjiftjaf (hier komt de Iberische tjiftjaf voor) maar het kan een prooi zijn van tientallen andere kleine vogelsoorten. Onder dat bolletje veren moet nog een stukje huid zitten want anders waren de veertjes los geraakt. Door uitdroging is de huid kromgetrokken en vormde zo een bolletje. Dus wederom geen bilaterale gynandromorfe groene suikervogel

Ik heb niets met onwelwillende boeren, al vind ik koeien grappige dieren. Ik heb ook niets met organisaties of mensen die hen vertegenwoordigen. Tijdens de reis door Colombia dacht ik niet één seconde aan Caroline van der Plas, Mark van den Oever of Bart Kemp en hun kompanen. Zelfs niet aan Geert Wilders, het formatieproces of Donald Trump. Kom er eens om! Ik heb ook geen letter gelezen in een Nederlandse app of krant en het lezen voor het plezier (boeken) beperkte zich tot slechts drie bladzijden. Dat waren de laatste pagina’s van een eerdere roman van Tommy Wieringa waaraan ik op de Spaanse sofa was begonnen. Daarna ging de reader weken niet aan. Ik miste het niet, ook een unicum. 

Maar nu we weer thuis zijn, is die situatie radicaal veranderd. Ik lees dagelijks weer een paar uurtjes op mijn reader, bekijk de NOS-app een paar keer per dag en lees de digitale Volkskrant van voor naar achter. Het oude-vertrouwde patroon. Gek genoeg is de wijde wereld in Spanje kennelijk dichterbij dan in Colombia. Dat is minder verwonderlijk dan het klinkt want een nieuw land met eigen ogen ontdekken, neemt veel tijd en energie in beslag. En dan al die foto’s nog... 

Er is niets mis met een vertrouwd dagritme al heb ik wel een broertje dood aan al te veel routine. Dat zit in de aard van dit beestje. Ik wil afwisselend leven, koken, lezen enzovoort. Alleen mijn liefje hoeft niet te worden afgewisseld (nou ja, meestal dan.) De keuzen die ik maakte tijdens mijn werkzame leven waren daarvan eveneens een afspiegeling. Als consultant werkte ik jarenlang met telkens nieuwe klanten die nieuwe problemen aandroegen. Die mocht ik dan samen met hen oplossen. Soms kon ik mijn tanden ergens op stukbijten maar dat vond ik juist leerzaam en vermakelijk. Daarna stapte ik over naar een ander project. Daar was nauwelijks sleur. Alhoewel veranderingsmanagement eveneens eigen regels en modi kent en elk adviesbureau eigen methoden hanteert, was het werk juist afwisselend en werd het nooit ‘een baantje’. Never a dull moment! Daaraan kun je verslaafd raken, weet ik nu. (Wat ik ook weet, is dat sleur bij het leven hoort en nooit helemaal is te vermijden.)

Logo van de Vogelbescherming
Als we nu te vaak hetzelfde doen, begin ik te schuiven op mijn stoel. Het leven is te kort voor al te veel herhaling! Leven als mijn Spaanse buurman Jesús, die nooit op stap gaat, nooit op vakantie gaat en altijd thuiszit (liefst ook nog binnen), is voor mij een nachtmerrie. Maar ja, 2024 is wel het Jaar van de Huismus! Ondanks de onderhoudende boeken die ik wekelijks lees, zouden de muren dan op mij afkomen. Maar ieder mens vult het leven anders in. 

Op Netflix is sinds medio december een 10-delige animatieserie te zien die is getiteld ‘Carol & the End of the World’. Het is een absurdistische maar ook ontroerende en melancholische ode aan routine en regelmaat. En uiteindelijk aan vriendschap als Carol langzaam en tegen de stroom in banden krijgt met mensen in haar leven. En dan zegt de recensent van de oude-vertrouwde Volkskrant: Natuurlijk kun je naar Nepal vertrekken maar wellicht vind je de zin van het leven ook bij een happy hour in de buurtkroeg [...].” Dat galmde na. 

Een leven als gepensioneerde in Spanje is relatief eenvoudig. Er is hier veel ruimte, prachtige natuur en een rijkdom aan immaterieel erfgoed binnen de eigen landsgrenzen, een fantastisch klimaat, eindeloze stranden en een uitnodigende zee, heerlijke tapas. Je krijgt veel waarde voor je euro. Het is niet voor niets dat steeds meer Nederlanders hun geboortegrond verwisselen voor España. Nederland wordt voller, duurder en onverdraagzamer. Mijn liefje en ik emigreerden vroeg in ons leven maar dat verveelt niet; tenminste niet vaak. 

Tijdens onze recente reis door Colombia constateerden en ervoeren we dat Colombianen uiterst aimabel zijn. Je zou ze levenskunstenaars kunnen noemen. Daarbij vergeleken lijkt de gemiddelde Spanjaard (bestaat die?) een zuurpruim en een gedeprimeerd type. Ik weet niet of de statistieken mijn uitspraak onderschrijven maar sinds onze thuiskomst let ik erop en meen ik mijn wellicht ongefundeerde gedachte bevestigd te zien in bijna iedere voorbijganger. Sombere kleding, grauwe koppen. In 2023 stond Spanje op plek 32 van de World Happiness Index (wel een heel eind boven Colombia). Spanje is in Europees verband het een na ongelukkigste land van dit continent. (Alleen Hongarije is ongelukkiger.) 

We wonen ook al meer dan twintig jaar niet meer in een grote stad. In mij zit na al die jaren nog wel een beetje stadsheid, in mijn liefje totaal niet meer (als het er al ooit heeft ingezeten). Zij kan niet meer aarden in een drukke stad. Als je hier grotestadse cultuur wilt opsnuiven, moet je eropuit. Musea, theaters en sterrenrestaurants hebben we maar wel op tenminste een uurtje rijden van ons huis. Voorheen hadden we een bioscoop in de eigen woonplaats maar die ging helaas tenonder ten tijde van de pandemie. Een groot gemis, wat mij -filmfan-  betreft. 

Soms heb ik moeite met de beperkingen die leven in een buitenland met zich meebrengt. Zo wilde ik mij onlangs abonneren op Pathé Thuis om films te kunnen bekijken vanaf de eigen bank. Iets dat een aantal van onze vrienden in Nederland met plezier doet. Mijn liefje had haar zinnen gezet op twee films: ‘Past Lives’, een romantisch drama van de Koreaanse filmproducente Celine Song en ‘The Old Oak’, een sociaal-dramatische Europese co-productie over mensen die zich in de steek gelaten voelen door de maatschappij.

Dus ik downloadde de app op de smart-TV en wilde mij registreren als kijker. Nee dus. Dat kan niet vanuit hier. Je kunt dat alleen doen vanuit Nederland, terwijl je de films wel kunt zien op je mobiele apparaten als je naar een buitenland -als Spanje- reist. Snap jij dat?! En dan die geoblocking waarop we hier regelmatig stuiten. Ook ergerlijk. Wanneer verdwijnt dat eens?! Dat is niet meer houdbaar in dit digitale tijdperk en in het leven van digitale (en grijze) nomaden. Grensoverschrijdend onrecht, dat is het. Ik gruwel van dit soort kwesties, krijg er een snertbui van. En op haar beurt krijgt mijn liefje daar dan weer last van. Tja.


zaterdag 20 januari 2024

Ontdekkingen

We zijn alweer ruim een week terug op het Spaanse honk. Ik voel mij nog zo slap als een vaatdoek en heb nauwelijks eetlust maar de keel is oké. Nu de snotkop en de hangerigheid nog. Het herstel duurt langer dan gehoopt. 

Afgelopen dagen ging ik op zoek naar namen van bekende of zelfs beroemde vrouwelijke wereld- en ontdekkingsreizigers en stuitte op interessante personen. Onder andere trof ik de namen aan van de Amerikaanse Calamity Jane (scherpschutter en verhalenvertelster), Laura Dekker (het jongste zeilmeisje uit Nederland), de Zwitserse Isabelle Eberhardt (apart in alles!) en de Amerikaanse Amelia Earhart (vliegenier).

Maar er was ooit ook ene Aloha Wanderwell (geweldige naam!), een Canadese die begin 20ste eeuw werd geboren en overleed net voor die eeuw afliep. Zij was de eerste vrouw die in een auto de wereld rondreed. Ook de namen van Isabella Bird en Nellie Bly spraken mij om uiteenlopende redenen aan. Bird (1831-1906) was Britse en de oudste in dit rijtje van avontuurlijke vrouwen. Ze staat erin omdat ze in haar eentje door Noord-Amerika en een groot deel van Azië reisde. Bly (1864-1922) was eveneens Britse en ‘reisblogger avant la lettre’, fotografe en naturaliste. Ondanks haar slechte gezondheid -en op deze website stond ‘tot op hoge leeftijd’ maar ze werd slechts 58 jaar- ging ze op pad en documenteerde alles dat ze aantrof en van waarde achtte tot in de details. Met een zeer grote bibliotheek als nalatenschap. Zij was degene die in 1898 om de wereld reisde in slechts 72 dagen; daarmee versloeg ze Jules Vernes. Bly was de eerste vrouw die fellow werd van de Royal Geographical Society in 1892.

Ik verbeeld mij niet in dit rijtje thuis te horen maar ik prijs mij gelukkig dat ik zoveel van de wereld met eigen ogen zag in de afgelopen 25 jaar. In hun tijd was de wereld bereizen een heel andere bezigheid dan vandaag de dag; in alle opzichten. (Die vrouwen zullen niet hebben gemopperd over harde bedden en stoelen en over het gebrek aan goede infrastructuur..) Alleen al daarom verdienen ze een speciale plek in de geschiedenis.

De Française Jeanne Baret (1740-1807) was botaniste en ontdekkingsreizigster en de eerste vrouw die zeilend rond de wereld ging. Ze stapte aan boord als Jean, verkleed als jongen, en als assistent van de naturalist van deze expeditie verzamelde ze bloemen en planten. De reis duurde van 1766 tot 1769. De naturalist in kwestie vernoemde een plant op Madagascar naar haar maar dat pakte niet goed uit. In 2018 werd alsnog een bergrug op Pluto naar haar vernoemd. In 2020 werd een biografie over haar gepubliceerd, vanwege haar 280ste geboortedag. Google stond er die dag bij stil met een doodle. Ik las dat ze een rol kreeg in het mooie boek van Amitav Ghosh, getiteld ‘A Sea of Poppies’. Ik las dit boek toen ik in Engeland woonde en werkte maar kende de naam Baret toen nog niet. 

Tijdens de jaren dat ik zelf op pad ging, trof ik regelmatig vondsten waarvan ik hoopte dat ze iets bijzonders waren. Iets dat mijn naam voor altijd met de geschiedenis zou verbinden. Zo trof ik ooit twee witte rubberen balletjes met een zwart staartje aan langs een afgelegen strand in Noord-Bali. Ik nam ze niet mee  maar fotografeerde ze wel. Het bleek te gaan om doodgewone kogelvislarven (al is deze vis, de fugu, berucht om zijn vele gif). 

Of die keer dat ik dacht bij de Zandmotor ter hoogte van Ter Heijde (Zuid-Holland) een fossiel bot te hebben gevonden. Die zandmotor was net aangebracht als maatregel tegen zeespiegelstijging. Daarvóór las ik verhalen van mensen die daar heel bijzondere vondsten deden. In mijn geval was het echter geen bot van miljoenen jaren oud maar een van een hedendaags rund dat waarschijnlijk in de Noordzee verdronk. Dat schreven de experts van Naturalis mij nadat ik voor de eerste keer contact met hen zocht. Ik kan het gevoel van teleurstelling nog oproepen... (Mijn liefje pest mij er nog weleens mee.)

Toen we recent door Colombia reisden, vond een van onze gidsen een grote roodbruine vogelveer met wit uiteinde. Hij raapte de veer op en gaf die zonder hapering aan mij; niet wetend dat ik al een hele serie vogelveren in mijn kantoortje heb staan. In diverse grootte en kleuren, uit diverse landen. Ik denk dat hij zei dat die veer van een hoatzin is maar dat kan ik verkeerd hebben onthouden. Die grote vogel is nogal een vreemd eend in de bijt maar komt wel in heel Colombia voor. Hoe het ook zij, de veer staat nu bij de rest te pronken. Als  aandenken aan een bijzondere reis. 

Iets dergelijks overkomt mij, tamelijk oplettende niet-meer-zo-jonge-onderzoeker, vaker. Zo trof ik eind vorig jaar een bolletje veren aan, nadat we met buurman Pat de Stoute Jongens-boom in de tuin hadden gesnoeid. Er vloog iets grijs uit de takken en rolde over de patio. Dat pakte ik voorzichtig op. Het was zijdezacht en helemaal rond; overduidelijk van een vogel. Maar er zat niet één botje in, het was een bolletje ragfijn  babyveer... Het kan zijn dat een grote roofvogel,  bijvoorbeeld een sperwer, het slachtoffer in één keer van zijn of haar verenkleed ontdeed maar dat is speculeren, daarover weet ik te weinig. Dus toch maar weer een mail naar de experts van Naturalis. 

Tegelijkertijd stuurde ik hen een foto van een kies die ik vond aan de oever van de rio Magdalena, een van de grote rivieren van Colombia. De kies vond ik nadat we een avondcruise maakten langs de oevers van het inheemse dorp Villavieja.

De oorsprong van deze grote rivier van ruim 1.500km lengte, ligt in het departement Huila -waar wij toen waren- en deze mondt uit in de Caribische Zee. (De regelmatige lezer weet dat het hoge noorden ook bestemming in deze rondreis was maar we braken die eerder af.)

Deze rivier, ontspringend in de cordillera van de Andes, wordt beschouwd als de belangrijkste rivier van het land. De Magdalena heeft speciale betekenis voor de inheemse bevolking. Die noemt deze rivier Caripuaña, ofwel grote rivier. In een van de boeken van Colombia’s beroemdste schrijver Gabriel García Márquez, getiteld ‘De generaal in zijn labyrinth’, wordt beschreven hoe belangrijk die rivier in een bepaalde tijd was voor de lokale bevolking. 

Dat boek gaat over de laatste reis van de bevrijder van Zuid-Amerika: Simón Bolívar (1783-1830). Hij zorgde ervoor dat de koloniale Spanjaarden van het continent vertrokken. In dat boek vaart hij van Bogotá naar de Caribische kust. Die man wordt terecht vereerd, ook in Colombia. Wij bezochten het huis in Bogotá waar Bolívar als eerste president van Gran Colombia (1828) woonde en waar in datzelfde jaar een moordaanslag op hem werd gepleegd. Hij wist door een raam te ontsnappen. Een plaquete aan de gevel herinnert de passant hieraan. De dader -een van zijn eigen militairen- werd ter dood veroordeeld, Bolívar liet hem leven maar verbande hem voorgoed. Bolívar overleed aan tuberculose. 

Het kan niet de kies van Simón Bolívar zelf zijn, zo’n grote mond had hij niet. Zijn daden waren deste groter. Maar mijn fantasie sloeg wel weer op hol. Wellicht is het afkomstig uit de bek van een oso anteojos, de bebrilde beer, of van een reuzenmiereneter, of een puma, of (nog mooier) van een jaguar? Het wachten is nu op het oordeel van de deskundigen.


maandag 15 januari 2024

Geen Blue Monday

De terugvluchten uit Popayán (Colombia) verliepen gesmeerd; meer nog dan de heenreis. Het vliegveld ligt ongeveer op vijf minuten rijden van ons hotel in het historische centrum van deze stad die ook wel La Ciudad Blanca (de witte stad) wordt genoemd, vanwege alle witte koloniale gebouwen. Mijn liefje had de terugvluchten zodanig georganiseerd dat we op alle tussenstops voldoende tijd hadden voor de overstap. Zodoende was er tijd voor de lunch in Bogotá. Het restaurant van de beste vrouwelijke kok ter wereld, Leo, was tot 16 januari gesloten dus daar grepen we mis. De oversteek over de Atlantische Oceaan verliep goed, met heel af en toe een beetje turbulentie. Die duurde ruim een uur korter dan op de heenreis, vanwege de Straalstroom. Onze bedden waren prima maar het was langdurig ijskoud in de cabine. Ik lag onder drie dekentjes te klapperen met mijn tanden! 

De avond voor vertrek ontmoetten we de burgemeester van Popayán in ons hotel. Dat wisten we niet maar we raakten aan de praat met een communicatieve vrouw die ons van alles en nog wat vroeg over ons en ons bezoek aan Colombia. Waarschijnlijk is ze zijn PR-vrouw. Op enig moment zei ze dat ze ons wilde voorstellen aan de alcalde. Er stapte een tamelijk mooie man op ons af die ferm onze handen drukte. Tijdens de recente regionale verkiezingen was hij tot Burgervader verkozen. Hij vroeg ons hoe we zijn stad vonden, hoe lang we er waren, welke uitstapjes we hadden gemaakt, enzovoort. Toen dat kennelijk goed verliep (in het Spaans) vroeg hij ons mee te werken aan een filmpje dat hij op zijn Instagram-account wilde plaatsen. Braaf als we kunnen zijn, deden we mee. Voordat de camera aanging, haalde zijn PR-vrouw een knalroze kam uit haar tas die ze hem gaf. Hij modelleerde zijn haar tot de gewenste coupe en stak van wal. Wij staan er met onze verbrande neuzen (na het uitstapje van die dag op 3.200m hoogte) bij. 

Nadat hij en zijn delegatie waren verdwenen, zochten we op wie deze man precies is. (Zijn voornaam Juan Carlos wisten we al.) Nu weet ik dat er nog steeds fel politiek wordt gestreden in dit land en dat bijna alles politiek is. Toch schokte het ons te lezen dat deze meneer Muñoz zeven juridische onderzoeken aan zijn broek heeft als voormalig advocaat en universitair docent Recht. Corruptie, afpersing, lichamelijk letsel, valsheid in geschrifte, diefstal. Hebben wij weer! Zelf zegt hij in dat online artikel zich niet bewust te zijn van enige foute handeling. Hou het ook zij: hij is gekozen maar dat verhaal ga ik niet volgen. 

Mijn liefje kreeg in Colombia last van een luchtweginfectie (snotkop en droge hoest). Haar Bisolvon MAX werd op het vliegveld van Bogotá ingenomen door een strenge Colombiaanse douanier. Toen mijn liefje haar laatste slokje hoestsiroop ter plekke nam, werd haar paspoort en het flesje op de foto gezet. Alsof ze dachten dat het om een drugscrimineel ging. Tja. Ik verwachtte daarom op luchthaven Alicante wel een doorzoeking van de koffer maar die bleef uit. Wel hielden twee zeer stevige Spanjaarden een Colombiaanse vrouw aan die met ons naar de uitgang liep. Dat heet etnisch profileren.

Op de een na laatste dag van ons -sterk ingekorte- verblijf in Colombia begon mijn keel te zeuren. Dat ontpopte zich tot een keelontsteking. Inmiddels slikte ik het speldenkussen achter in mijn keel door en nu rochelt het vanuit mijn longen. Dat noemen we progressie. De eigen citroenboom verschaft voldoende vruchten om lekkere grogs te maken. De citroendealer, die van het slokje, heeft het er maar druk mee! Ik ken geen enkele persoon die in de afgelopen weken reisde in een vliegtuig die zonder klachten uitstapte. Een aantal van hen lag dagen voor pampus in (het vakantie)huis. Nee, corona is niet weg; sterker: dit virus gaat nooit meer weg. 

De vrienden die we hier spraken, zijn stuk voor stuk blij dat we terug zijn. Al vond iedereen het jammer dat de kleurrijke fotoreportage tot een vroeg einde kwam. Voor mij als amateurfotografe was het was spekkie voor mijn bekkie. Maar het blijft een goed besluit dat mijn liefje en ik namen. Colombia op eigen wijze bleek te zwaar voor ons en dan moet je iets beslissen.  

Op zaterdag werden we gebeld door Sue, onze grote vogelvriendin. Ze zag een uil zitten in een boom in hun park voor de deur. Of ik met mijn camera als de wiedeweerga naar hen toe kwam. Deze roofvogel is een uitgesproken nachtdier dus die wil je wel zien bij daglicht! 
Het duurde even voor ik de ransuil met zijn schutkleuren tussen de takken ontwaarde, maar toen die oranje ogen zich in de mijne boorden, was ik verkocht. Klik-klik. Een ransuil heeft tevens fluffy opgestoken oorpluimen dus ook die zette ik op de foto. Deze vogel past drie keer in een condorlichaam maar heeft de ego van een new world vulture! Ik kon het tot op een meter naderen zonder dat het opvloog. Niks te vrezen van mij, in een oranje hoodie. (Dat schiep waarschijnlijk de band...) Inmiddels weet ik dat er twee ransuilen zitten in dat park. Eentje iets groter en donkerder dan de andere. 

Toen de plaatselijke torenvalk al die aandacht voor de concurrent zag vanuit een belendende palmboom, wilde die niet achterblijven. Klak-klak. Die plaatjes zijn het begin van webalbum 2024, ook te vinden op mijn blog (rechts). Voor Sue brachten we een gegraveerde afbeelding van een condor mee. Die nam ze inmiddels in ontvangst, met de groeten van de inheemse Coconucos-persoon die het maakte. Muzelluf deed ik een houten beeldje van een condor (van dezelfde inheemse bevolking) kado als aandenken aan deze, in meer dan één opzicht, memorabele reis.  

Op zondag kwam ik niet uit de pyjama en bijna niet van de bank. Ik werkte het webalbum bij met de laatste foto’s van ons bezoek aan het prachtige natuurpark Puracé. Je ziet de slapende vulkaan met dezelfde naam op de achtergrond. Dit park werd in 1979 door UNESCO uitgeroepen tot biosfeerreservaat. Eerder zagen we daar twee Andescondors in het wild. Op die locatie bevinden zich ook de thermen van San Juan. Het is wonderlijk om te aanschouwen hoe vulkanische activiteit zoveel schoonheid kan genereren. Deze warmwaterbronnen zijn het resultaat van de werking van de Coconucos vulkanische keten. De vele kleuren die er zijn te zien -blauw, geel, wit, rood, groen, zwart- geven het landschap een buitenaards tintje. Je kunt er niet baden vanwege de hoge concentratie van zwavel. 

Ook bekeken we de Netflix-film La Sociedad de la Nieve’ van de Spaanse filmdirecteur Juan Antonio Bayona (1975). Deze film is de Spaanse inzending voor de Golden Globe en de Oscar van 2024. Het verhaal gaat over het gecharterde vliegtuig met jonge Uruguayanen aan boord (een amateur-rugbyclub met aanhang) die in oktober 1972 aan Chileense zijde tegen de cordillera van de Andes vloog en crashte op een gletsjer. 29 passagiers en crew members -van de 45- overleefden dit niet.

Het verhaal van deze ramp op 3.600m hoogte was ons al bekend omdat we jaren geleden het Museo de los Andesbezochten in het historische centrum van Montevideo. Zeer de moeite waard! Je vindt er foto’s die een van de overlevenden destijds maakte van zijn makkers-in-nood. Ik herinner mij onder andere dat in het museum een opgezette condor aan het plafond hing. Daar staat onder andere ook het radiootje dat de mannen terugvonden in de afgebroken staart van het vliegtuig. Dat apparaat bracht hen in contact met de buitenwereld en de muziek zorgde voor enige afleiding. 

De 16 overlevenden van deze vliegramp hadden veel engeltjes op hun schouders. Ze overleefden de crash, een levensbedreigende lawine en een serie heftige sneeuwstormen. Hun verzoeking in de bittere kou duurde 72 dagen, ze voedden zich met vlees van hun dode vrienden en familieleden (met toestemming van de naasten) die werden bewaard in de sneeuw.

Interessant detail is dat deze film werd opgenomen in de Spaanse Sierra Nevada. Net voor onze eigen reis naar de Colombiaanse Andes las ik in de Volkskrant een interview met een van de helden van dit verhaal: Nando Parrado. Hij is een van de twee jongemannen die destijds te voet op zoek ging naar redding en onderweg een Chileense herder tegen het lijf liep. Tot voor kort vloog hij elk jaar met zijn gezin naar de plek des onheils om zijn zus en moeder te herdenken die bij deze vliegramp omkwamen. Parrado is nog steeds een veelgevraagd spreker op congressen en een geslaagde zakenman. 

Ik vond dit wel een toepasselijke afsluiting van onze reis. Dit drama werd mooi en integer gefilmd, zonder opsmuk, met passende muziek op de achtergrond. Deze film verdient wel een paar internationale prijzen, wat mij betreft. 


donderdag 11 januari 2024

Kers op de taart

Vandaag brachten we een hele dag door in het parque natural nacional Puracé. Het ligt op een uurtje of twee rijden van Popayán. Het park wordt beheerd door een conglomeraat van vier inheemse bevolkingsgroepen. Bij de ingang van het park kregen we Fernando toegewezen en daarmee mochten we onze handen dicht knijpen: veel kennis van de natuur, veel oog voor detail, zeer communicatief, erg aardig en behulpzaam. Hij behoort tot de lokale Coconuco-gemeenschap. 

Dit was wel weer een dag met rammelende nieren maar, zelfs na zeven uur rijden op grotendeels onverharde wegen, op ruim 3.200m hoogte en met veel gekluun over lastige wandelpaden, vonden we het een perfecte afsluiter van onze tijd in Colombia. 

We hadden onze zinnen gezet op een rondreis van ongeveer twee maanden door dit land. Het werden twee weken...

Colombia is een erg groot land met in het zuiden heel veel slechte infrastructuur. We begonnen in Bogotá en reisden met privévervoer zuidwaarts. Die lange dagen over steenslagwegen, uren hobbelend achterin een doorgaans comfortabele auto met een doorgaans capabele chauffeur, braken ons op. Net als het gedoe dat we (bijna dagelijks) meemaakten, de harde bedden en stoelen, de koude douches en het gemis aan andere vormen van comfort, de oordoppen vanwege het lawaai, slecht of beperkt internet, het vele klunen op weliswaar prachtige bestemmingen (dat wel).

We kwamen tot de conclusie dat we dit niet meer kunnen en willen. Beiden kunnen we fysiek niet meer de hele wereld aan. Na bijna 25 jaar ver en soms afgelegen reizen, vaak met eigen vervoer, zetten we een punt achter deze manier van de wijde wereld ontdekken. Om deze en alle andere redenen hebben we besloten deze rondreis af te breken en veel eerder dan gepland en gehoopt naar Spanje terug te keren. Die beslissing namen we samen. Het was geen gemakkelijke maar die voelt goed. Het is het einde van een tijdperk in ons leven. 

Reizen is nog steeds verslavend wat mij betreft maar deze vorm is voor ons te zwaar geworden. We gaan ons voortaan richten op minder verre, meer comfortabele reizen. Zoals het dames van onze leeftijden en met name onze fysieke gesteldheid betaamt. 

Dat neemt niet weg dat we vandaag een prachtige dag beleefden in het natuurpark, al moesten we flink doorzetten op lastig begaanbare paden. We zagen namelijk twee condors in het wild (een echtpaar) over onze hoofden vliegen! We rekenden er niet op deze machtige vogels, met een spanwijdte van hun vleugels van 3.5m en een lichaam van 1 meter lengte, nog eens in levende lijve te zien. Deze vogels werden in de loop van de tijd erg schaars in de Andes. Hier doet de inheemse bevolking er alles aan ze goed te behandelen en te behouden. 

Op enig moment riep Fernando dat ze kwamen aanvliegen. We zagen ze recht op ons afkomen en keken onze ogen uit. Het gaat om het mannetje Whancayo en zijn vrouw Guambía. Bij deze mythische wezen vergeleken zijn Andinese adelaars mussen... (Ik had niet gedacht dit ooit nog te typen!) Deze ervaring was ons kennelijk gegund en we genoten met volle teugen van de bonus.

Colombia is prachtig en de Colombianen die we ontmoetten, zijn dat ook. We troffen het met de bewoners en de andere reizigers die we onderweg tegenkwamen. We zagen waanzinnig mooie natuur en cultuur waar we nog lang op kunnen teren. 

We hebben nu een lange reis voor de boeg; eerst van Popayán naar Bogotá, gevolgd door een vlucht van Bogotá naar Madrid en dan nog een korte binnenlandse vlucht van de hoofdstad naar Alicante. Deense buurvrouw Bente zal ons daar ophalen en thuisbrengen. Over goed begaanbare wegen en in een comfortabele auto. 

De vele foto's van deze dag, zeer kleurrijk al zeg ik het zelluf, zal ik vanaf Spaans grondgebied aan het bestaande webalbum toevoegen.  


woensdag 10 januari 2024

Op bezoek bij tante Silvia

Een rondreis door een land als Colombia is niet compleet zonder een zekere mate van kennismakking met de inheemse bevolking. Nu heb je het hier voor het uitkiezen want er zijn meer dan 100 (wellicht 120) oorspronkelijke bevolkingsgroepen. Wij reden van Popayán (Cauca) naar Silvia om de dinsdagmarkt van de Guambianos -ook wel Misak genoemd- te bezoeken. We werden vroeg opgehaald in het hotel door Dani die onze chauffeur zou zijn voor die dag. Hij is een leuke jongeman die in Popayán is geboren en getogen en maatje is van een van de leukste mannen in het hotel. 

Silvia ligt op ongeveer anderhalf uur rijden van onze huidige verblijfplaats. Het duurde even voordat we de stad uit waren (bijna iedereen is hier weer aan het werk na alle feestdagen) en daarna stegen we langzaam maar zeker naar 2.600m hoogte. Dat is wel het verhaal van deze rondreis in het zuiden van het land: we stijgen en dalen voortdurend omdat we de hoogvlaktes doorkruisen.  

Als we niet met gids Umberto in het archeologisch park hadden kennisgemaakt, hadden we Silvia nooit ontmoet. Zo zie je maar... Dat is ook wel een deel van het verhaal van Colombia, voor ons toeristen die een aardig mondje Spaans spreken. Juan kent Maria die weer iemand kent die voor ons X, Y of Z kan organiseren of zelf kan uitvoeren. Een soort ons-kent-ons die we ook in Spanje kennen. Niks mis mee, zolang iemand maar ergens goed in is of kennis van heeft. 

Net voor aankomst in het stadje (met ruim 32.000 inwoners) zie je op een heldere dag de slapende vulkaan Puracé liggen in de centrale cordillera van de Andes. Het gelijknamige natuurpark in deze regio is naar deze vulkaan genoemd. De top ligt op 4.780m en die zagen we duidelijk. Volgens Dani kwam er vorige week nog een rookpluim uit de krater... Hoezeer die vulkaan dan slaapt is mij een raadsel! Ik heb hier in de afgelopen weken een aantal keren een Colombiaanse gids horen verkondigen dat Colombia niet wordt getroffen door aardbevingen en vulkaanuitbarstingen omdat die allemaal al eens zijn gebeurd, kijkend naar alle bergen. Maar zo werkt het niet. Wat ik wel weet, is dat er hier geen breuklijnen lopen en dat scheelt een slok op een borrel.

Je wordt als bezoeker welkom geheten met een uitgehakte boodschap met gezichten en andere afbeeldingen in een rots. Je ziet onder andere een schilderspalet met de naam Otero erop. Is de B bewust weggelaten als verwijzing naar de bekende schilder en beeldhouwer Fernando Botero? Het kan ook zijn dat het verwijst naar de gemeenschapsleider Antonio Otero die vorig jaar door gewapende mannen werd neergeschoten in het noorden van Cauca. Maar daarover ga ik niet speculeren. (Cauca blijft een regio die regelmatig te maken krijgt met politiek ingegeven geweld.) 

Als je een zogenaamde chiva’ (geit) op de weg ziet, weet je dat er bijzonder personen- of productenvervoer aan de orde is. De bussen verzamelden zich rondom de rood-witte kerk van Nuestra Señora de Chiquinquirá (waar na de markt een mis werd gehouden). Daar staan ze wachtend op hun vracht. 

Deze rustieke, beschilderde bussen zie je vooral op het Colombiaanse platteland maar we zagen ze eerder ook in andere landen van Zuid-Amerika. Als amateurfotograaf ben ik dol op die vervoersmiddelen. Ik vind ze zo fotogeniek! Wat daar allemaal in en op past. Het is een feest voor het oog. Ook in Silvia werden ze zwaar beladen met alle producten die op de markt werden aangeschaft voor de gemeenschap. Honderden kilo’s aardappelen, vele zakken rijst, tientallen dozijnen eieren (op het dak!). En de summiere plek die overblijft, is voor de passagiers. 

Dani zette ons af voor de kerk en zocht een parkeerplek waar hij zonder overtreding op ons kon wachten. We namen zijn telefoonnummer mee en zouden hem bellen als we klaar waren met de bezichtiging van de markt en zijn voornamelijk inheemse bezoekers. In de hoofdstraat troffen we de eerste vrouwen van de bevolkingsgroep Los Guambianos aan; zij worden ook wel Wampi genoemd. Er zijn daar ook nog andere groepen maar zij vormen er de meerderheid. 

De Wampi-vrouwen zijn te herkennen aan hun zwarte rok (anaco) met gekleurde biezen op de zoom, hun blauwe omslagdoek, geborduurde witte blouse met kralenkettingen en hun zwarte stoffe bolhoed met korte rand of een iraca-hoed. De mannen dragen ook rokken maar die zijn blauw; daarover dragen ze een ruanas (een soort poncho) van schapenwol en op het hoofd eveneens een zwarte bolhoed. Zowel mannen als vrouwen dragen grote schoudertassen. Een prachtig gezicht. 

Mijn liefje maakte in het Spaans contact met een van de vrouwen die groenten en kruiden verkocht. De rest van haar collega’s keek met argusogen toe. Waarschijnlijk spreken zij alleen hun moedertaal en geen Spaans maar ik las ook ergens dat ze nogal verlegen zijn tegenover buitenlanders. We zijn echter zeker niet de eerste die daar rondlopen. Een aantal van hen wenste niet te worden gefotografeerd en dat respecteer ik (vanzelfsprekend). Meestal vroeg ik of het mocht maar een stiekeme foto lukte ook weleens. 

In de grote markthal aan de hoofdstraat was van alles en nog wat te koop: groenten & fruit, vele soorten en maten aardappelen, inheemse kruiden, bloemen, kleding, schoeisel en gereedschap. Een slager mocht evenmin ontbreken. De zwerfhonden liepen er in en uit, als vaste klanten. Mij lijkt het dat men geen lichaamsdelen van een dier onbenut laat. Ik zag daar onder andere (afgehakte) geitenkoppen en -pootjes uitgestald liggen (wel gefotografeerd maar niet in het webalbum gestopt). 

Na het sluiten van de markt werd alle koopwaar op de chivas geladen. De sjouwers met hun houten karren verdienen daarmee een goede boterham. Wij maakten nog een stop bij de Capilla de Bélen, de eerste katholieke kapel in het gebied. Van daaruit heb je een mooi uitzicht over het stadje en de prachtig groene vallei. 

We lunchten in een Italiaans restaurant in Popayán met een leuke geschiedenis en een hectische sfeer. Ik had al dagen trek in een pizza en die maken ze hier (heel lekker). Het was een aanrader van Dani en het was een schot in de roos. Het pand is klein maar was afgeladen. Best place in town. 

Het restaurant werd opgezet door een Zwitserse vrouw die bijna 35 jaar geleden in Colombia terechtkwam vanwege de liefde. (Ze liep tegen een Colombiaan aan en bleef aan hem plakken.) Zoon David ziet nu toe op de zaak en beheert de kassa. Hij sprak ons na de maaltijd aan in het Frans maar we spraken met elkaar in een mengelmoes van talen. Net als in het restaurant van ons hotel hangen ook daar oude foto’s aan de wand van de chef-oprichtster en andere familieleden. Op de kaart staan onder andere ook raclette en kaas- en vleesfondue. Die gerechten moet je wel van te voren bestellen. (Hun wijnen komen uit Chili.) Het restaurant heeft een vide waar veel tafels staan dus een van de jongemannen in de bediening moest geregeld de trap op en af met grote dienbladen vol borden en glazen. Hij hoeft niet naar de sportschool! 

Het was een gemoedelijk en kleurrijk dagje uit. Er ging nauwelijks iets mis. Morgen gaan we weer met Dani op pad, naar het natuurpark Puracé. Van de vulkaan. Daar komt binnenkort wel weer een blog vandaan, vermoed ik.


maandag 8 januari 2024

Reiservaringen


Als ik onderweg ben, is er nooit sprake van een tekort aan inspiratie. De teksten vloeien dan uit mijn pen. We wandelden in de rode en grijze Tatacoawoestijn in het departement Huila. Dat was vooraf een van de hoogtepunten van onze rondreis en dat bleek ook prachtig te zijn. We stonden vroeg op om de zonsopgang over de rode pieken met eigen ogen te zien. De avond ervoor bleek het te hebben geregend waardoor sommige doorgangen erg glibberig waren. Dat was niet per se makkelijk. Er zaten grote plakaten rode modder onder onze wandelschoenen die echter snel droogden. Mijn liefje werd op sommige trajecten bijgestaan door de lieve, lokale gids. Hij had het op zich genomen haar veilig door het gebied te loodsen. Naarmate de tijd vorderde, zag je de kleuren veranderen. Prachtig! 

De grijze woestijn vond ik minder spectaculair omdat het mij erg deed denken aan het gebied in Tabernas (Andalusië). Dat lijkt er als twee druppels water op maar dan zonder cactussen. Als er toch geen cactussen zouden staan in de Tatacoawoestijn! Waar moesten al die vogels zich dan ophouden?! Ik keek mijn ogen uit, hun gezang was alomvertegenwoordigd. Vooral de felrode Santa Marta waarop mijn liefje mij attent maakte en de pato negro, een bonte eendensoort, vielen op door hun felle kleuren. (zie mijn vorige korte blog over vogels.) 

De avond ervoor luisterden we in de duisternis naar een Colombiaanse professor van de universiteit die ons uitleg gaf over de sterren (en de sterrenbeelden). Het was een wolkenloze avond en miljoenen sterren fonkelden aan het firmament. Astrotoerisme is hier groot, wij waren onderdeel van een grote groep voornamelijk Colombianen. Er was totaal geen sprake van lichtvervuiling dus er was veel te zien: de kleine en de grote beer (die in het Spaans honden worden genoemd), de Pleïaden (het Zevengesternte), Jupiter en heel veel meer. 

Hij was een onderhoudende spreker. Er stonden twee grote telescopen opgesteld waardoor je, rij voor rij, mocht kijken. Die avond werd ik lekgeprikt, ondanks de lange broek, lange mouwen en een laag antimugcrème. Mijn benen en armen zitten onder de steken die maar blijven jeuken! 

Om het archeologisch park van San Agustín te kunnen bezoeken, legden we een reis van ongeveer zes uur in een privé-auto met chauffeur af. We bleken de halfgekke Jason achter het stuur te hebben, wij pechvogels. Hij was een goede chauffeur -al reed hij te hard en zat regelmatig op sociale media- maar zijn grappen waren abominabel en seksistisch. Die negeerden we, naar de enigszins verstandige of interessante dingen die hij zei, luisterden we wel. Dat ergerde hem waarschijnlijk dermate (de macho) dat hij steeds harder zijn best deed vervelend te zijn. Tot aan schreeuwen van onzin, vals zingen en gekraai als een kind toe. Dat negeren hielden wij lekker lang vol. We stapten opgelucht uit. 

In dat park, waar tientallen beelden zijn te bezichtigen uit de pré-colombiaanse tijd, kregen wij een lokale gids toegewezen. Umberto bleek een man van vele talenten. Niet alleen is hij koffieproducent en gids, hij is ook een begenadigd musicus. Hij pakte af en toe een muziekinstrument uit zijn rugzak als we met hem van opgraving A naar B liepen. Dan speelde hij muziek, op een typische Andes-fluit, op de ocarino en de panfluit. Hij legde goed uit, was onderhoudend en ging uiterst galant om met mijn liefje. Hij gaf haar een ter plekke vervaardigde wandelstok om beter tegen de helling op te lopen en gaf haar regelmatig een arm, alsof zij zijn zus was (aldus zijn woorden).

De kleine en grote beelden van vrouwen, mannen, goden, hun bewakers en dieren in dit park zijn heel goed bewaard. Ze worden als précolombiaanse (inheemse) kunst bestempeld omdat er geen aandacht of tolerantie meer was voor die culturele uitingen toen de Spanjaarden Colombia bezetten in 1600. Deze oude kunstvorm verdween daarna geheel uit het zicht. Er liggen enkele massagraven open in dit gebied. Deskundigen denken dat daar nog honderden andere graven liggen. Er zou daar pas 25 procent van alle beelden zijn opgegraven; dat weet men door opnames van scanners en satellieten. Voorlopig laat men het liggen zoals het ligt. De jaguar (macht), de slang (symbool van de onderwereld/dood) en de adelaar (symbool van de hemel/het leven) spelen een grote rol in de inheemse cultuur. Die dierfiguren komen dan ook vaak terug op de beelden. Erg mooi en interessant. Sommige van de menselijke beelden hebben reuzegrote ogen. Dan had de afgebeelde figuur flink gesnoept van hallucinerende middelen (ayahuasca, een inheemse plant).   

Dat is een mooie brug naar ons volgende uitstapje. We reden in ruim vijf uur van San Agustín naar Popayán, in het departement Cauca. Andres was deze keer onze privéchauffeur maar dat had nogal wat voeten in de aarde. De avond ervoor regelden wij het transport met de vriendelijke receptionist van hotel Monasterio (dat prachtig uitkijkt over een groene vallei). Toen wij de volgende ochtend op tijd uitcheckten en klaar waren voor een vroeg vertrek, bleek er niets te zijn geregeld. Nu is dat op zich geen halszaak maar dit was het speciale weekend van Driekoningen en van lokale carnavalvieringen (Blancos y Negros) waarbij hard wordt gefeest en veel alcohol wordt genuttigd. Het transportbedrijf nam niet op. 

Het duurde relatief lang voordat Andres voorreed maar hij maakte veel goed. Op dat traject zit een stuk door het Nationale Park Purace, in het departement Cauca, waar de weg deels bestaat uit steenslag. Over ruim 50 kilometers lengte hobbeldebobbel je voort, de nieren zitten ongeveer achter de oren. De tegenstanders van asfaltering zijn van mening dat dat niet past in dit bijzondere nationale natuurpark. Daar is veel voor te zeggen maar oncomfortabel blijft het. Andres maakte de reis boeiend voor ons door over van alles en nog wat te vertellen. Zo ook over de FARC, een voormalige Colombiaanse guerrillagroep, die jarenlang in deze jungle de scepter zwaaide. Als buitenlander liep je in die tijd groot gevaar als je door dit deel van Cauca reed maar nu is dat niet meer zo. Onze auto werd aan de Huila-kant gecontroleerd door militaire politie. De achterklep moest open, onze reistassen werden optisch gecontroleerd. Andres vond dat qua veiligheid een stap in de goede richting. (Aan Cauca-kant staat nog geen militaire politie.) 

We stapten uit op de beruchte brug waar de versperring vroeger stond en waar niemand verder mocht reizen. Daar maakten we een foto van de waterval die eronder stroomt. Normaliter is de natuur hier groener dan groen maar vanwege het vele stof hebben alle planten en bomen een soort zilverlaag. 

Andres vertelde ook dat cocaïne (van cocabladeren die in de diepe jungle worden verbouwd en waarmee de politieke strijd die nu nog bestaat grotendeels wordt gefinancierd) niet meer de belangrijkste bron van inkomsten is. Het is nu de drug fentanyl, dat 50 keer sterker is dan heroïne en daardoor veel verslavender, waarom alles draait. Dat is afkomstig van papaver dat verder chemisch wordt bewerkt. Deze chemische drug waart als de man met de zeis door de hele wereld. Vooral in de VS is het een megaprobleem. We hobbelden urenlang over de steenslag en de chauffeur wees mij af en toe op mooie borden waarmee men wordt gewaarschuwd voorzichtig te zijn met overstekend wild. Het bord met de jaguar trok de meeste aandacht.

Op ongeveer 3.200 meter hoogte kwamen we een Duitssprekend echtpaar (50-plus) op twee motoren tegen die eveneens een stop maakte. Toen ik op haar vraag waar ik vandaankom, antwoordde dat ik Nederlandse ben, zei ze 'zoet' in haar moedertaal. (Ik vermoed dan ook dat ze Oostenrijkse is.) Ze had al lange tijd niet met zo'n leuke vrouw gesproken (😉). Zij rijden al maanden door Zuid-Amerika, zijn nu op weg naar Venezuela. Ze kwamen uit Ecuador en vertelden dat ze aan de grens met Colombia de oso anteojos zagen, de zeldzame bebrilde beer die ook in de Colombiaanse jungle voorkomt. Andres heeft het dier nog nooit in levende lijve gezien, zijn vader die ook chauffeur is, wel. Voor ons beperkte het zich tot een muurschildering en een waarschuwingsbord ten faveure van het dier. 

Het grappige is dat we hen de dag erna weer tegenkwamen in een restaurant in Popayán. Ze sprong op en wilde mij omhelzen maar gezien de luchtweginfectie van mijn liefje (die inmiddels aan de beterende hand is), sloeg ik de knuffel af.  Zo’n spontane ontmoeting gold ook voor het franssprekende echtpaar uit Canada dat bij ons in hotel Colonial verbleef in Villavieja. De wereld is soms kleiner dan je denkt!

Eenmaal weer op de geasfalteerde weg (nog steeds boven 3.000 meter hoogte) met de Andes als achtergrond, reden we langs een gebied met een plant die men hier frailejón noemt. Het is een Colombiaans icoon, een soort lichtgekleurde palm op stam, die ongeveer 1cm per jaar groeit en met de wortels in het water staat. Het drassige veld stond er vol mee. Het was er nogal fris, de koele wind blies over de vlakte. 

We zijn nu in de plaats Popayán, een stadje op 1.700m hoogte met een historisch centrum (UNESCO-werelderfgoed) dat voornamelijk bestaat uit witte koloniale gebouwen. Er staan hier minstens acht kerken en een kathedraal die een bezoek waard zijn. Ook ligt er een groene heuvel, als een soort pyramide, die een bijzondere betekenis heeft voor de inheemse bevolking, de Amapola. Het centrum is erg mooi en de kerstversiering hangt nog overal. We vonden hier het lekkerste kopje Colombiaanse koffie tot nu toe. 

Ons huidige hotel heeft een restaurant dat ooit door UNESCO werd geroemd als gastronomisch werelderfgoed. Het werd opgezet door een Franse vrouw die werd opgeleid met Paul Bocuse, haar echtgenoot is Spanjaard. Inmiddels runt hun zoon de keuken. 
Ik kwam foto’s aan de wand tegen van Spaanse culinaire grootheden van voorheen en nu, vrienden van het gezin. De porties zijn in Colombia erg groot; we delen met gemak een schotel met twee. De Colombiaanse keuken is niet erg verfijnd maar doorgaans wel lekker. Wij proberen maïs als ingrediënt zoveel als mogelijk te vermijden maar dat valt niet mee. Ik vatte de stier bij de horens (rijstgerecht met grote en kleine zeevruchten en een saus van borojo die als een afrodisiacum werkt; ik probeer veel uit) maar het bord bleef maar vol...

Morgen gaan we het nabijgelegen stadje Silvia bezoeken, in de heuvels. Dat ligt op ruim een uur rijden van hier. Elke dinsdag wordt daar een inheemse markt georganiseerd. De bevolking (bestaande uit vier stammen) in traditionele kleding, komt dan vroeg naar de markt om inkopen te doen en te onderhandelen. We verheugen ons op een kleurrijke ochtend. 

Die foto’s zal ik morgen na terugkeer aan het reeds volle webalbum toevoegen.


Because it has a song

Een aantal vrienden luisterde op Oudejaarsdag naar de speciale uitzending van het radioprogramma Vroege Vogels waarin ook mijn bijdrage was te horen. Het was een uitzending met uitsluitend bijdragen van Nederlanders in het buitenland. Er was een leuke mix uit de hele wereld. Jammer dat presentator Menno zei dat mijn verslag uit de Costa Brava kwam. (Dat moet de Costa Blanca zijn.) Maar een kniesoor die daarop let. 

Een persoon vond dat ik een goede radiostem heb, een ander vond mijn verhaal over de sneue staat van Europa’s grootste (vervuilde) binnenzee interessant. Zelf vond ik mijn bijdrage aan het programma oké, zij het kort. Ik stuurde vele opnames in, over uiteenlopende onderwerpen en met diverse achtergrondgeluiden; slechts een fractie werd gebruikt. Maar zo gaat dat kennelijk in medialand... 

Er waren twee deskundigen in de studio aanwezig. Een van hen, een hoogleraar-ecologe van Wageningen Universiteit was twee maanden eerder aanwezig in Spanje bij een conferentie over (onder andere) de Mar Menor als rechtspersoon. Iedereen die zich zorgen maakt kan voortaan, namens de gemaltraiteerde lagune in Murcia, een rechtzaak aanspannen tegen vervuilers en andere boosdoeners. Het is een unicum in de wereld. Hopelijk gaat dit bijzondere gebied niet verloren. 

Voor mijn vertrek naar Colombia vroeg ik mijn nieuwe Vroege Vogels-vriend Gert of hij een foto wenste te ontvangen van de bilaterale gynandromorfe groene suikervogel, een zeer zeldzame vogel die daar in december vorig jaar werd gespot. Dat wilde hij wel! 

Ik heb hem niets te sturen, al ben ik blij met de vogels die ik tot dusver heb gespot. De Amerikaanse torenvalk, twee geelkopcaracara's en de kuifcaracara, de de zwartbuikfluiteend, zwarte gieren, kapelenia, de geoorde treurduif, de rosse ovenvogel, de diksnavelkoningstiran, de Puertoricaanse Amazonepapegaai, de tropische spotlijster, de grote kiskadie, de Andinese adelaar, de Amazonemuggenvanger, de (wilde) parkiet, de saffraangors en de scharlaken tiran (lokaal Santa Marta genoemd). Wat een namen, he?! Een bonte stoet gevleugelde vriendjes! 

De gewaardeerde Amerikaanse schrijfster Maya Angelou zei ooit: “A bird doesn’t sing because it has an answer, it sings because it has a song”. Op sommige ochtenden was hun gezang oorverdovend mooi. Toen we door de Tatacoawoestijn liepen net na zonsopgang, werd de natuur wakker. Dat is een ervaring die ik niet snel zal vergetetn. 

Als er één ding is dat als een paal boven water staat, is dat Colombia een wonderschoon land is, qua natuur (en qua mensen). Deze blog met zelfgeschoten foto’s van vogels en vlinders is daaraan een kleine hulde. 






donderdag 4 januari 2024

Reizen is verslavend

Het contrast kón niet groter: van een boetiekhotel in een miljoenenstad, naar een koloniaal hotel in een oord waar de hoofdstraat niet eens is bestraat. Van 2.600m hoogte naar ongeveer 500m boven zeespiegel. Van relatieve frisheid naar tropische hitte. Maar leuk zijn ze allebei! We verblijven momenteel in het dorp Villavieja (circa 7.000 inwoners).

Ik denk dat het een plek is waar inheemse mensen wonen want toen we binnenreden over een modderig pad zag ik een groot bord langs de weg met daar de aanwijzing dat Colombia Humanitaria hier actief is. Ik ken die club niet maar ik kan mij voorstellen dat deze organisatie zich bekommert om het lot van de inheemse bevolking. Bovendien staat er aan het einde van de hoofdstraat een beeld van een inheemse, in traditionele kleding. Ze mist een hand, dat wel. Later las ik op een bord in het dorpscentrum dat hier drie inheemse gemeenschappen leven. Ook las ik dat deze regio (de Yararaca-vallei) al in 1538 door Spanjaarden werd doorkruist. Zij waren op zoek naar de legende van El Dorado. Al in 1613 kreeg dit dorp zijn huidige naam. 

Toen wij hier arriveerden na een lange tocht van acht uur in de auto van de geweldige chauffeur Hernan, stapten we terug in de tijd. Zo voelde het in ieder geval. De route van Bogotá naar hier deed mij vaak, heel vaak denken aan Bali. Lintbebouwing langs de wegen, ongelofelijk veel ambulante verkoop van van alles en nog wat en de prachtig groene omgeving. Hernan was aardig en zeer capabel. Nooit betrapten we hem op iets dan onverantwoord of onwettig was op de weg. We verloren ongeveer anderhalf uur tijd op de snelweg omdat we choc-a-bloc stonden op een bepaald traject. Er wordt zoveel onderhoud gepleegd en uitgebreid aan het Colombiaanse wegennet. Dat duurt soms al jaren en gaat op de meeste trajecten nog wel even duren. Ik zou er gek van worden maar Hernan ondergaat het gelaten, wel met een brede glimlach of meefluitend bij opzwepende Latijns-Amerikaanse klanken.

Een van de leukste dingen die ik langs de route zag, waren gele, informatieve waarschuwingsborden. Er steekt namelijk op de Ruta 45 van alles over vanuit de groene zomen: slangen, opossums (een type buidelrat), vossen, miereneters, leguanen,  kaaimannen en koeien. Ik hoop het apenbord nog te gaan zien. Gelukkig zag ik nauwelijks dierenlijken op de weg. We passeerden vele grote en kleine rivieren die dit land en deze regio rijk is. Dat is belangrijk want er wordt veel rijst en maïs verbouwd langs deze route. De rivieren zijn ook een bron van plezier voor de  Colombianen. Vanwege de eindejaarsvakantie zagen we onderweg veel kinderen en volwassenen zwemmen en ravotten in het, doorgaans bruine, water. 

Op het laatste deel van het traject moesten we flink omrijden. Eerst verder zuidelijk en dan om de rivier Magdalena heen, weer een stuk zuidwaarts. De rio Magdalena ontspringt in de Andes van dit gebied en mondt uit in de Caribische Zee. Ik vroeg Hernan waarom er geen brug was om dat lange omrijden te vermijden. Hij wist het niet. Het gemis van een brug is een gegeven voor hem. 

We reden het dorpje Villavieja binnen over een deels geasfalteerde weg maar het stuk waaraan ons hotel ligt, is zoals gezegd onbestraat. Het hotel is een gebouw dat we in Spanje een patio andaluz zouden noemen: een rechthoekig pand met alleen bebouwing op de begane grond en met een grote binnenplaats. Op Tripadvisor krijgt het hotel een score van 4.4 (van 5) dus dat is erg goed. Het is er eenvoudig maar schoon en aangenaam. Ramen? Who needs them?! Er zit geen glas in het raam, wel een gordijn en stalen luiken om duisternis in de nacht te creeëren. (Er is wel airco.) De voordeur is ook van staal dus als er 's avonds laat medehotelgasten thuiskomen, gaat dat niet zonder lawaai. Oordoppen, door mijn liefje oorbellen genoemd, zijn dan ook geen overbodige luxe. Ik heb echter goede die ik inschroef als ik ga liggen en op tijd uitdoe om naar het uitbundige vogelgezang in de vroege ochtend te luisteren. Dit hotel heeft een klein zwembad en uiterst vriendelijk en behulpzaam personeel. 

Colombia is nog in kerstsfeer tot 6 januari als in het hele land Driekoningen wordt gevierd. Net als in Spanje. Het hotel doet enthousiast mee met kerstversieringen. 

In het midden van de patio staan grote bomen waarin kleine zangvogels nestelen. Ik zie ze heen en weer fladderen tussen de bladeren, soms strijkn ze neer op een cactus of fontein en op de rand van het dak. Ze lijken een nest te bouwen. Het zijn niet de meest exotische exemplaren maar ik vind ze aandoenlijk. Ik zag eenmaal een donkergroene kolibrie de snavel in een bloem steken. Ook qua bloemenpracht lijkt Colombia op Bali. 

Rond een uur of vijf wandelden we naar de Magdalena-rivier, gelegen aan het einde van de hoofdstraat-zandweg. Eerder hadden we kennisgemaakt met een Colombiaans gezin (oma/vader & moeder/dochter) dat ook op vakantie is. De meerderheid van de Colombianen heeft nog vakantie tot na Driekoningen. Moeders dankte ons met de hand op haar hart dat we rondreizen in haar patria. Het gebaar ontroerde mij (watje)... Ze complimenteerde ons met onze Spaanse taalbeheersing. Dat begreep ze beter toen wij haar vertelden dat we weliswaar Hollandse vrouwen zijn maar wel in Spanje wonen. Dat is het leuke van alleen reizen of in klein gezelschap; er ontstaat eerder contact met andere reizigers, al is het doorgaans vluchtig. 

Langs het talud lag een oude vissersboot met een nog ouder mannetje aan het roer. Donkerbruine huid, mooie sombrero op het hoofd, hij miste een paar tanden. (Wij zijn ook op zoek naar een lokale tandarts, mijn liefje verloor een stuk van haar inlay; over goudzoeken gesproken... Zij laat een tijdelijke vulling plaatsen op de volgende bestemming.) De Colombiaanse familie zei dat we met hen mee moesten gaan, het water op. Dat was niet tegen dovemansoren, we hadden er zin an! Het duurde ongeveer een uurtje en kostte -omgerekend- €2,50 per persoon. 

Voor dat bedrag zaten we eersterangs! Het was spontaan dus ik had mijn telelens niet bij me (wel mijn snapshot c.q. onderwatercamera). Vanwege het tijdstip was er van alles te zien langs, boven en op de rivier: roofvogels (vooral gieren), aalscholvers, kleurrijke leguanen die op een boomstam rustten na een dag hard werken. 

En er zat een mannetje langs het water met een grote schaal met water in zijn handen. De schotel draaide hij rond en rond. Dus nee, hij was niet aan het vissen. Hij zocht goudklompjes, El Dorado; net als de Spaanse kolonisten vroeger deden. Op deze snel stromende  rivier zag ik ook pontjes de rivier oversteken. Waarom Hernan dat niet deed om het verre omrijden te voorkomen, is mij een raadsel. Misschien durfde hij het niet met zijn splinternieuwe Kia? We zullen het nooit weten, hij keerde nog dezelfde dag naar Bogotá terug. Kasian. 

Toen we ons die eerste avond op een hard (maar groot) bed uitstrekten (hoe dat voelt? Als liggen op een strijkplank...) en bij de achterburen van ons hotel de karaoke uitbrak, fluisterde mijn liefje mij een veelgebezigd adagium in mijn oor: “reizen is verslavend. De pestkop. Maar zo is het wel. Het lawaai stopte rond 10 uur. Hier staat men vroeg op en gaat vroeg naar bed. Ons past dat schema ook. 

Op vier lokaties spotte ik kolibries, op de foto kreeg ik deze watervlugge, kleine vogels nog niet. Van de de bilaterale gynandromorfe groene suikervogel nog geen enkel spoor. Ontzettend aardige Colombianen vind je hier echter op elke straathoek. In het hotel leerden we Cristina, haar dochter Mariana en studerende zoon Juan Manuel kennen. Ze komen uit Medellin en staan erop dat we langskomen als wij in de buurt zijn. Dan laat ze ons haar geboortestad graag zien. Whatsapp-gegevens zijn uitgewisseld. 

Een bezoek aan het observatorium in de Tatacoawoestijn om sterren te kijken en een bezoek aan de rode en grijze woestijn stonden eveneens op het programma. Die liggen inmiddels achter ons. De foto’s staan al wel in mijn webalbum. Een blog erover houd je te goed. We trekken binnenkort verder naar het zuiden, richting de grens met Ecuador (rood reisgebied). Maar niet helemaal, don't worry!