Translate

dinsdag 14 januari 2020

VIP-behandeling

Nog eentje dan vanaf het eiland van de Goden. Om dit bezoek gepast-ongepast af te sluiten. De volgende blog komt weer van Spaans grondgebied, als het aan mij ligt. (Ofwel: Leo Dovente!) We maakten hier een laatste uitstapje naar een andere wijk aan zee: Canggu. Het ligt op loopafstand van ons hotel en op steenworpafstand over het strand maar de route er naartoe is niet recht toe, recht aan. We namen dus een taxi.

Wij ontdekten Canggu in 2011 toen wij logeerden bij Nederlanders Theo & Marja. Hun toenmalige woning was prachtig gelegen, met bijna rondom zicht op rijstvelden. Daar had je er destijds veel meer van dan nu, constateerde ik tijdens de taxirit. Ik denk dat ze moeten wijken voor hotels en beach clubs al is dat wettelijk niet meer toegestaan in heel Indonesië. De drie bekendste stranden van Canggu heten Batu Balong, Berawa en Echo Beach. Ze hebben zwart-grijze zandstranden zoals we die kennen van Lovina en omstreken; die kleur is afkomstig van de lava-ondergrond. Bijna overal wordt daar gesurft.

Wij besloten ons te laten afzetten voor de lunch bij een beach club die Finns heet. Onbekend maar op Tripadvisor werd positief gerept over het gevarieerde eten dat er wordt geserveerd. We werden voor de deur afgezet door de chauffeur van een Blue Bird-taxi, na te zijn gecheckt door beveiliging met geweren en gemuilkorfde honden.  Wij wisten op dat moment nog niet hoe moeilijk het zou zijn om weer met een taxi te vertrekken maar daarover later meer.

Deze club is groot, uitgestrekt en fraai aangekleed. Bij binnenkomst kozen we voor twee krukken aan de Surfbar. Vanaf daaruit zagen we veel beginners en enkele ervaren surfers capriolen uithalen op golven die zich met grote regelmaat aandienden. Er was zelfs een oudere stand-op paddler die de hoge golven professioneel trotseerde. Never a dull moment! Planken konden worden gehuurd bij Wayan op het strand. Een jongedame op een grote blauwe plank trok onze speciale aandacht. Niet alleen omdat ze aan het einde van die dag verbrande billen zou hebben maar ook omdat ze werkelijk alles fout deed wat kon. Regelmatig spoelde ze als half-verdronken vis in de branding aan. Kasian. Telkens keerde ze terug naar haar surfleraar die in het diepe ontspannen op zijn eigen plank zat. Het deed mij terugdenken aan de vele momenten waarop ik zelf leerde windsurfen, golfsurfen, body boarden en stand-up peddelen. Je wordt er hondsmoe van maar het is erg leuk om te doen.

Een van de aangename ontdekkingen van deze trip is de rosé (2019) van Two Islands. De naam van de wijn verwijst naar de samenwerking van een heel groot en een piepklein eiland. Dat wijnmerk kennen we van eerdere reizen naar Bali maar deze keer ontdekten we tevens een mooie, frisse rosé uit South Australia die in Bali wordt gebotteld. We rijden er een straatje voor om. Tot dusver hield ik de lunch alcoholvrij maar nu we in de laatste dagen zijn beland, maak ik graag een uitzondering. Ze hadden onze favoriet op de kaart staan.  

Beach Club Finns noemt zich The World’s Best Beach Club. Onze wijnkoeler meldde dat. Dat klinkt als de slager die zijn eigen vlees keurt… Condé Nast Traveler, een Amerikaans luxe reistijdschrift dat onderzoek doet naar dit soort dingen, noemt het namelijk nergens. Wel buur La Brisa aan hetzelfde strand staat in hun rijtje voor 2020! Die club is opgebouwd van het hout van 500 ongebruikte prauwen (traditionele Balinese zeilboten). Het aardige is dat Hippie Fish in Zandvoort aan Zee eveneens in die CN-lijst voorkomt.

Hoe het ook zij, mijn liefje en ik genoten van het bestelde eten, de wijn en vooral het uitzicht van Finns. Toen wij besloten naar ons hotel terug te keren, deden we nog een rondje door de club. Er blijken vijf zwembaden, negen restaurants en zelfs een VIP-gedeelte met al best veel reserveringen voor de avond. (Inmiddels kwam hier zeemist op...) Kennelijk moet je één miljoen roepiah betalen om er te mogen liggen. Voor vier miljoen roepiah (ruim €250) krijg je daar vier cocktails en twee Bintang-biertjes. Tja.

We liepen naar buiten om een Blue Bird-taxi aan te houden. We wachtten en wachtten, liepen heen en weer en uiteindelijk terug naar de club om bij de ingang een taxi te bestellen. Terugwandelend zag ik een groot aanplakbiljet waarop stond dat transportmiddelen als Gojek en Grab in dat deel van Canggu niet zijn toegestaan. Huh?! Vervolgens werd ons aan de transportbalie uitgelegd dat Blue Bird geen passagiers mocht aannemen en wegbrengen. Alles moest met lokaal en Club-transport, voor tenminste vijfmaal de reguliere prijs.

We keken elkaar aan… Dat geloof je toch niet?! Rook kwam uit onze oren om dit soort maffia-praktijken. Wij liepen gefrustreerd terug naar de weg, zagen een Blue Bird-taxi aankomen en naar de ingang rijden. Ik stapte er resoluut op af en gebaarde aan de chauffeur dat wij hierna graag met hem meewilden. Hij knikte. De aankomende passagiers stapten uit, wij stapten in en noemden onze bestemming.

Tien meter verderop werden we aangehouden door een lokale maffiabaas met walkie-talkie. De chauffeur moest de auto aan de kant zetten, wij moesten eruit. Ik ben echter niet voor één gat te vangen. Bovendien studeer ik niet voor niets als bijna anderhalf jaar dagelijks Bahasa Indonesia. Ik vertelde Walkie-Talkie Wayan in zijn taal dat ik mij niet goed voelde en snel naar huis moest. De waarheid is dat ik geen moment last kreeg, niet deze keer en nooit eerder van wat eufemistisch ‘Bali Belly’ wordt genoemd. Ik bleef mijn boodschap herhalen.

Wij maanden de Balinese chauffeur aan vooral door te rijden maar ik begrijp dat hij weifelde. Hij wil immers geen kruisje achter zijn naam en nummerplaat hebben. De auto kroop verder totdat we door een tweede maffiabaas werden aangehouden; weer met walkie-talkie. Ik deed mijn wanhopige oproep ook aan hem. Kon hij compassie hebben met mijn hoge nood? Ik maakte zelfs het hindoeïstische smeekgebaar dat erbij hoort. Hij schudde zijn hoofd: we mochten niet verder. Onze chauffeur zei de situatie naar te vinden en reed stapvoets door.

We werden zelfs een derde keer aangehouden, wederom door een wandelende walkie-talkie. Ik hoorde hem zeggen dat het niet mocht. Van wie dan? Dat bepalen zij toch?! Het zijn ratten die Bali een slechte naam bezorgen, vond mijn liefje terecht. Het was niet de eerste keer dat we iets dergelijks meemaakten. Toen we nog in het hoge noorden aan de kust woonden, gingen we soms met bezoekers het water op om naar de grote groep wilde dolfijnen te gaan die resideren in de Balizee. Het hoofd van ons dorp bepaalde op enig moment dat alleen vissers van het eigen dorp dat mochten ondernemen; niet de vissers van Lovina die zo een centje wilden bijverdienen.

Een officieel schrijven met een boel stempels werd daarop aan onze poort afgegeven. De eerstvolgende keer naar de dolfijnen (met Jeroen, zoon van vriend Ger) maakte ik een afspraak om 's ochtends vroeg aan het eigen strand te worden opgehaald voor een tochtje. Niemand verscheen op de afgesproken tijd. We probeerden het daarna nog een keer, met een half-lekke boot. We overleefden het uitje destijds, Jeroen genoot. Ik begrijp dat men een graantje wil meepikken maar een ander verbieden en er dan zelf met de pet naar gooien? Niet goed.

De derde man maakte uiteindelijk het handgebaar van ‘doorgaan’ na mijn gefingeerde buikdrama; om van het gedoe af te zijn. Wat een masalah, verzuchtte onze chauffeur waarna hij ervandoor spoot (pun intended). Er ging een zucht van opluchting door de taxi. Mijn liefje uitte haar ongenoegen over deze gang van zaken reeds op Tripadvisor. Very Intimidating People. Zulk gedoe van Bali gaan we zeker niet missen!

En vergeet niet mijn bijgewerkte Bali-webalbum van deze keer te bekijken!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten