Wij bleken mazzel te hebben: momenteel vliegt Qantas niet. Bij de luchtvaartmaatschappij vinden met regelmaat industriële acties plaats. Het vliegend personeel wil salarisverhoging en het grondpersoneel wil baangarantie. Qantas en de vakbonden kunnen niet tot een overeenkomst komen. De luchtvaartmaatschappij deed recent iets dat hier niet eerder was vertoond: het hield alle vliegtuigen aan de grond. Wereldwijd. Vanwege die actie vervielen in de afgelopen dagen 447 vluchten, zowel internationaal als nationaal. Het land stond op zijn kop, kranten en tv-programma’s konden nergens anders over praten. Met de Melbourne Cup voor de deur (1 november), is the Pride of the Nation de talk of the town!
De CEO van Qantas meldde dat, als de vakbonden vasthouden aan hun standpunt, de luchtvaartmaatschappij nog maar half levensvatbaar is. Dat zou een ramp zijn want Qantas -oorspronkelijk de Queensland and Northern Territory Air Services- is een maatschappij met een geweldige staat van dienst. Het is dan ook te hopen dat het meningsverschil tussen de vakbonden en de luchtvaartmaatschappij snel tot een einde komt. In ieder geval vóór januari 2012 als wij naar Europa willen terugvliegen.
We zijn thans ruim een week in Australië maar het voelt alsof we al veel langer weg zijn van Bali. Op zaterdag jongstleden SMS’ten wij met Elsa om te weten hoe het haar en Yudha vergaat. Zaterdag was tot nu toe de vaste dag waarop het manneke met zijn moeder meekwam om te spelen. Hij mist ons, vraagt zijn moeder voortdurend waar we zijn. Adu. De uitslag van mijn liefje’s bloedtest was goed; de envelop viel reeds na twee dagen op de mat. Het wachten duurde hier reuzekort, we kunnen ons weer helemaal aan ‘vakantie’ overgeven.
In de afgelopen week vierden wij de verjaardag van de Furry Princess in het clubhuis van de bekendste roeivereniging van Sydney. Hond Lucy is een groot uitgevallen Jack Russell; ze is slim, leuk en heel aanhankelijk voor een terrier. Julie’s vader werd als nummer twee lid van de roeivereniging. We leerden hem en Pat, de moeder van Julie, in 2008 kennen. Julie vader overleed vorig jaar. Samen met Pat en de biologische ouders van Lucy vierden we daar haar verjaardag. Ons kadootje voor haar, een speeltje, viel in goede aarde.
Mijn liefje en ik deden boodschappen bij Woolworth’s (Woolie’s voor intimi), kookten Europees en Aziatisch voor de gastvrouwen, lazen kranten, keken naar Australische ontbijt-TV, lieten de hond uit, en bereidden ons voor op het vertrek naar Forster.
Daar zijn wij inmiddels. Forster ligt op circa 3 uur rijden ten Noorden van Sydney. Deze kustplaats doet mij sterk denken aan mijn voormalige Haagse woonplaats aan de Nederlandse kust: Kijkduin. Forster is een kleinschalige familiebadplaats die een groot deel van het jaar 10.000 vaste inwoners heeft maar tijdens de zomermaanden verveelvoudigt. Het stadje ligt zowel aan de Tasman Zee als aan de Grote Meren: Wallis Lake, Smiths Lake en Myall Lake.
Aan de oceaankant van Forster liggen stranden van een ongelofelijke schoonheid en diversiteit: Forster Beach, Pebbly Beach, One Mile Beach, Burgess Beach, Diamant Beach, Booti Booti Beach, Black Head Beach – allen ademen ze een andere atmosfeer. Ik raapte diverse schelpen en trof bijzondere zeevondsten. Ik zag er tevens de eerste Stand-Up Paddler (SUP’er); de betreffende jongeman blijkt ‘s morgens over zee naar zijn werk te gaan. Imagine that?! Op beide locaties vind je cafés en restaurants aan het strand. Wi-Fi-hotspots zijn hier echter zeer beperkt voorhanden; dat vind ik opmerkelijk.
Het huis waarin wij thans verblijven, is een heus strandhuis al staat het op 500 meter afstand van de branding èn op circa 1.000 meter van de werf. Het is gezellig ingericht en alle ruimten in het huis zijn van alle gemakken voorzien, inclusief een schuur met fietsen (en verplichte helm) en surfplanken in diverse afmetingen!
Afgelopen zondag maakten wij een boottour om walvissen te kijken. Bultrugmoeders met kalveren keren thans naar Antarctica terug en rusten in de baaien van en rondom Forster uit van de lange tocht die zij reeds maakten en nog voor de boeg hebben. De tocht was al voor zaterdag gepland maar toen waren de golven op zee te hoog. Zondagochtend begon heel mooi; de boot zou om 10:00 uur stipt uitvaren. Het werd een memorabele excursie, vooral door het zien van enkele bultrugbaby’s. De foto van de staarten is deze keer van eigen hand. Meer foto’s zijn te vinden in de lopende diashow. Zodagavond eindigde met een fikse hagelbui… Een lokalo zei het op zijn Aussie's: 'first we had 25 years of drought, now we gotta seal our letterbox'. Er staat ons ongetwijfeld nog van alles te wachten. Ik heb het erg naar mijn zin.
Translate
maandag 31 oktober 2011
Spirit of Australia
Labels:
whalewatch New South Wales (Aus),
wonen aan de Australische oostkust,
zeezoogdieren en haaien kijken
maandag 24 oktober 2011
G'day, mate!
De reis naar Australië verliep goed en zonder vertraging. Er waren enkele meevallers onderweg. Zo konden wij in Bali de koffers en mijn body board reeds inchecken voor Sydney hetgeen betekende dat we geen extra handelingen hoefden te verrichten in Singapore. Wij hoefden bij de transferbali slechts de instapkaarten op te halen. Eenmaal op Changi Airport aangekomen, zat het wederom mee: de Singaporese dame van Transfers bood ons een (gratis) upgrade op weg naar Sydney! We legden de afstand dus af in ruimere stoelen en meer beenruimte. Joehoe! Wèl had het Singaporese boekingssysteem problemen met de manier waarop mijn achternaam was gespeld op het visum voor Australië; die moest zij daarom veranderen…
Ik verwachtte het: de Australische douane meldde mij dat er een probleem was met de spelling van mijn achternaam op het visum. Die was “anders dan op de online-aanvraag”. Dat klopte als een zwerende vinger! Ik legde uit dat een medewerkster van de transferbalie in Singapore mijn achternaam in het systeem had gewijzigd. Of ik even wilde meegaan met een collega die het zou rechtzetten. “No worries, mate.” Gelukkig was dat snel gepiept.
Toen kwam de volgende horde. Medewerkers van de Immigratiedienst treden streng op tegen binnenvliegende reizigers. Men wil te allen tijde besmettingsgevaar voorkomen, zo wist ik van een vorige keer. Toen werd ik toegesnauwd en geïntimideerd nadat een dichte zak winegums in mijn koffer werd ontdekt na inspectie. Die had ik niet vooraf gemeld op de landingskaart omdat ik mij niet kon voorstellen dat daarover een probleem kon ontstaan.
Deze keer pakte ik het daarom anders aan. We brachten namelijk een typisch Indonesisch kado mee voor onze vriendinnen en een Spaans kadootje voor Lucy, de hond. Het geschenk uit Bali was samengesteld uit hout en schelpen, het kado voor de hond was een gedroogde snack in een gesloten pakje. Allebei bevatten producten op de lijst van ‘verdachte’ materialen. Eindresultaat: de snack ging ter plekke in de afvalbak, het decoratieve kado mocht mee het land in.
We werden warm onthaald, zowel door de dames als door het weer. We ontbeten aan het strand dat op het vroege tijdstip al vol met mensen was en togen daarna naar huis waar de logeerkamer voor ons in gereedheid was gebracht; inclusief fotolijst van vier surfgirls op Wanda Beach. Mijn liefje en ik namen vervolgens een douche en deden een power nap. Na opstaan kwamen de shorts en flip-flops uit de koffer. Volgens Julie was dit de eerste zomerse dag; vorige week droeg ze nog elke dag een jas.
We reden naar Cape Solander en -geloof het of niet- daar zag ik de eerste bultruggen voorbijtrekken. In de verte zag ik wolken water omhoog spuiten (blow holes), dichterbij spotte ik volwassen walvissen die bovenkwamen en onderdoken en up close staarde ik vanaf de rand van de kaap gebiologeerd naar tenminste één moeder met kind. Prachtig en roerend, een uitstapje met een hoge ‘wauw-factor’. Claire maakte de fraaie bijgevoegde foto van De Staart.
We kletsten bij, de eerste grappen (g)rolden over tafel, we speelden met de hond, bladerden door kranten, reisfolders en -tijdschriften die voor ons klaarlagen, dronken een heerlijk glas Wolf Blass Grey Label Cabernet Sauvignon en sliepen daarna tevreden in. Als baby’s.
Maandagochtend wandelden mijn liefje en ik naar de dichtstbijzijnde medische kliniek om de bloedtest voor haar te regelen. Zij ging op consult bij dokter Anell, een Zweed die 40 jaar geleden met zijn ouders naar Australië emigreerde en een artsenopleiding deed aan de universiteit van West-Australië. We spraken met hem over reizen (reisfoto’s van zijn hand hingen aan de wand), de financiële crisis in Europa, zijn pensioen en zijn jonge echtgenote. Doctor Wilhelm zette zijn handtekening op de aanvraag voor de bloedafname die vervolgens in het kamertje ernaast werd uitgevoerd. Er moest in twee armen worden geprobeerd. Ik denk dat de aderen aan jetlag lijden. De uitslag wordt in 2 à 3 dagen thuisgestuurd.
Daarna deden we boodschappen bij de poelier, de gespecialiseerde groenten- en fruitwinkel en de wijnhandel. Vanavond kook ik: gevulde kiprolletjes (knoflook, groene kruiden en bacon), warme wortel-sinasappelsalade met verse salie en zelfgemaakte aardappelkoekjes. Bali lijkt thans ver weg… Aan sommige dingen wen je in een dag!
Ik verwachtte het: de Australische douane meldde mij dat er een probleem was met de spelling van mijn achternaam op het visum. Die was “anders dan op de online-aanvraag”. Dat klopte als een zwerende vinger! Ik legde uit dat een medewerkster van de transferbalie in Singapore mijn achternaam in het systeem had gewijzigd. Of ik even wilde meegaan met een collega die het zou rechtzetten. “No worries, mate.” Gelukkig was dat snel gepiept.
Toen kwam de volgende horde. Medewerkers van de Immigratiedienst treden streng op tegen binnenvliegende reizigers. Men wil te allen tijde besmettingsgevaar voorkomen, zo wist ik van een vorige keer. Toen werd ik toegesnauwd en geïntimideerd nadat een dichte zak winegums in mijn koffer werd ontdekt na inspectie. Die had ik niet vooraf gemeld op de landingskaart omdat ik mij niet kon voorstellen dat daarover een probleem kon ontstaan.
Deze keer pakte ik het daarom anders aan. We brachten namelijk een typisch Indonesisch kado mee voor onze vriendinnen en een Spaans kadootje voor Lucy, de hond. Het geschenk uit Bali was samengesteld uit hout en schelpen, het kado voor de hond was een gedroogde snack in een gesloten pakje. Allebei bevatten producten op de lijst van ‘verdachte’ materialen. Eindresultaat: de snack ging ter plekke in de afvalbak, het decoratieve kado mocht mee het land in.
We werden warm onthaald, zowel door de dames als door het weer. We ontbeten aan het strand dat op het vroege tijdstip al vol met mensen was en togen daarna naar huis waar de logeerkamer voor ons in gereedheid was gebracht; inclusief fotolijst van vier surfgirls op Wanda Beach. Mijn liefje en ik namen vervolgens een douche en deden een power nap. Na opstaan kwamen de shorts en flip-flops uit de koffer. Volgens Julie was dit de eerste zomerse dag; vorige week droeg ze nog elke dag een jas.
We reden naar Cape Solander en -geloof het of niet- daar zag ik de eerste bultruggen voorbijtrekken. In de verte zag ik wolken water omhoog spuiten (blow holes), dichterbij spotte ik volwassen walvissen die bovenkwamen en onderdoken en up close staarde ik vanaf de rand van de kaap gebiologeerd naar tenminste één moeder met kind. Prachtig en roerend, een uitstapje met een hoge ‘wauw-factor’. Claire maakte de fraaie bijgevoegde foto van De Staart.
We kletsten bij, de eerste grappen (g)rolden over tafel, we speelden met de hond, bladerden door kranten, reisfolders en -tijdschriften die voor ons klaarlagen, dronken een heerlijk glas Wolf Blass Grey Label Cabernet Sauvignon en sliepen daarna tevreden in. Als baby’s.
Maandagochtend wandelden mijn liefje en ik naar de dichtstbijzijnde medische kliniek om de bloedtest voor haar te regelen. Zij ging op consult bij dokter Anell, een Zweed die 40 jaar geleden met zijn ouders naar Australië emigreerde en een artsenopleiding deed aan de universiteit van West-Australië. We spraken met hem over reizen (reisfoto’s van zijn hand hingen aan de wand), de financiële crisis in Europa, zijn pensioen en zijn jonge echtgenote. Doctor Wilhelm zette zijn handtekening op de aanvraag voor de bloedafname die vervolgens in het kamertje ernaast werd uitgevoerd. Er moest in twee armen worden geprobeerd. Ik denk dat de aderen aan jetlag lijden. De uitslag wordt in 2 à 3 dagen thuisgestuurd.
Daarna deden we boodschappen bij de poelier, de gespecialiseerde groenten- en fruitwinkel en de wijnhandel. Vanavond kook ik: gevulde kiprolletjes (knoflook, groene kruiden en bacon), warme wortel-sinasappelsalade met verse salie en zelfgemaakte aardappelkoekjes. Bali lijkt thans ver weg… Aan sommige dingen wen je in een dag!
Labels:
whalewatch New South Wales (Aus),
wonen aan de Australische oostkust,
zeezoogdieren en haaien kijken
zaterdag 22 oktober 2011
Tijdreizen
Het is mij wat, de ontdekking dat vrijwel massaloze deeltjes (neutrino’s) sneller zouden zijn dan het licht... Einsteins relativiteitstheorie was tot nu toe richtgevend voor de wetenschap: men kan niet sneller reizen dan het licht. 299.792.458 meter per seconde is de limiet. CERN-wetenschappers lijken die theorie thans onderuit te halen. Het team in Zwitserland vroeg teams met dezelfde apparatuur op andere continenten hetzelfde Opera-experiment uit te voeren. Dat wordt thans voorbereid in Japan en in de Verenigde Staten. Over enkele maanden zullen we het weten. Spannend vind ik het!
Na deze openbaring barstte in de media wilde ideeën los over de mogelijkheid tot tijdreizen. Terug in de tijd gaan, zou tot de mogelijkheden gaan behoren... Ik wist niet beter dan dat dit al kon?! De Teletijdmachine werd immers jaren geleden uitgevonden door professor Barabas (van Suske en Wiske). Met zijn apparaat kan zowel voor- als achteruit in de tijd worden gereisd.
Even deed ik mee aan al dat dagdromen over terugreizen: ik zou als verstekeling meegaan op de ontdekkingsreis die Darwin in 1831 maakte op het schip de Beagle en die tot de ontwikkeling van de evolutietheorie leidde, ik zou een piepjonge, onervaren verloskundige zijn in het stadje Braunau waar Klara Hitler op 20 april 1889 moest gaan bevallen, zou Marie Curie assisteren in haar laboratorium en veldwerker zijn in het team van Margaret Mead. Tevens zou ik als mecenas van Vincent van Gogh optreden en de hartsvriendin van Joan Sutherland zijn. Lucky me.
Reizen naar de toekomst is voor mij echter aanzienlijk beter voorstelbaar dan reizen naar het verleden. Volgens Einsteins theorie kan men nu al een ruimtevaarder een zeer hoge snelheid geven, naderend tot de lichtsnelheid. Komt hij weer tot stilstand, dan is hij volgens diens relativiteitstheorie nauwelijks verouderd terwijl het op aarde veel later is. Klinkt als een ideale combi: ouder zijn maar niet ouder lijken.
Als het CERN-experiment door de andere wetenschappelijke teams wordt bevestigd, is dat het einde van Einsteins relativiteitstheorie. De snelheidslimiet van bijna driehonderd miljoen meter per seconde wordt dan opgeheven. Tijdreizen gaat dan daadwerkelijk tot de mogelijkheden behoren. Dan kunnen we daadwerkelijk een blik in de toekomst gaan werpen al is de vraag wie zich hiervoor beschikbaar zullen stellen. Terugkomen van zo’n reis is namelijk niet mogelijk... Ook daarin is professor Barabas iedereen te slim af: een druk op zijn knop en je ben weer terug waar je was!
Wat ík in dat geval graag zou willen weten, is of er over 50 jaar zoveel medische vooruitgang is geboekt dat kanker geen dodelijke ziekte meer is maar een chronische kwaal die over de gehele wereld goed en menswaardig kan worden behandeld.
Ook zou ik willen weten hoe het dan met de zeeën, oceanen en hun bewoners is gesteld. Ik vrees dat ik professor Vermeij dan niet meer kan vragen naar zijn analyse (zoals ik recent wel deed). Ik zou tellen hoeveel vrouwelijke presidenten er inmiddels op de wereld zijn en of het aantal politieke brandhaarden daarmee minimaliseerde... En ik zou graag willen zien dat er nergens ter wereld geloofsoorlogen zijn want iedereen gelooft intussen hetzelfde. (Mijn ongelovige liefje drukte zich anders uit: “dan maar allemaal aan de islam!”)
Over 100 jaren zou ik objectief toeschouwer willen zijn. Ergens 'on top of the world' zitten en het gekrioel aanzien. Als mijn hersenen dat dan nog kunnen bevatten...
Vandaag zijn we aan het reizen. Geen imaginaire reis maar eentje in het hier en nu, al passeren we drie tijdzones. We gaan aan boord van een Boeing 777 die ons via Singapore, op een hoogte van 10 kilometer met een slakkegang van ‘slechts’ 900 kilometer per uur, naar Australië zal transporteren. Dat continent bezocht ik voor het laatst in 2008. We gaan back to the future, zogezegd. Mijn volgende blog zal uit Sydney komen (leo dovente). Dus G’day Mate!
Na deze openbaring barstte in de media wilde ideeën los over de mogelijkheid tot tijdreizen. Terug in de tijd gaan, zou tot de mogelijkheden gaan behoren... Ik wist niet beter dan dat dit al kon?! De Teletijdmachine werd immers jaren geleden uitgevonden door professor Barabas (van Suske en Wiske). Met zijn apparaat kan zowel voor- als achteruit in de tijd worden gereisd.
Even deed ik mee aan al dat dagdromen over terugreizen: ik zou als verstekeling meegaan op de ontdekkingsreis die Darwin in 1831 maakte op het schip de Beagle en die tot de ontwikkeling van de evolutietheorie leidde, ik zou een piepjonge, onervaren verloskundige zijn in het stadje Braunau waar Klara Hitler op 20 april 1889 moest gaan bevallen, zou Marie Curie assisteren in haar laboratorium en veldwerker zijn in het team van Margaret Mead. Tevens zou ik als mecenas van Vincent van Gogh optreden en de hartsvriendin van Joan Sutherland zijn. Lucky me.
Reizen naar de toekomst is voor mij echter aanzienlijk beter voorstelbaar dan reizen naar het verleden. Volgens Einsteins theorie kan men nu al een ruimtevaarder een zeer hoge snelheid geven, naderend tot de lichtsnelheid. Komt hij weer tot stilstand, dan is hij volgens diens relativiteitstheorie nauwelijks verouderd terwijl het op aarde veel later is. Klinkt als een ideale combi: ouder zijn maar niet ouder lijken.
Als het CERN-experiment door de andere wetenschappelijke teams wordt bevestigd, is dat het einde van Einsteins relativiteitstheorie. De snelheidslimiet van bijna driehonderd miljoen meter per seconde wordt dan opgeheven. Tijdreizen gaat dan daadwerkelijk tot de mogelijkheden behoren. Dan kunnen we daadwerkelijk een blik in de toekomst gaan werpen al is de vraag wie zich hiervoor beschikbaar zullen stellen. Terugkomen van zo’n reis is namelijk niet mogelijk... Ook daarin is professor Barabas iedereen te slim af: een druk op zijn knop en je ben weer terug waar je was!
Wat ík in dat geval graag zou willen weten, is of er over 50 jaar zoveel medische vooruitgang is geboekt dat kanker geen dodelijke ziekte meer is maar een chronische kwaal die over de gehele wereld goed en menswaardig kan worden behandeld.
Ook zou ik willen weten hoe het dan met de zeeën, oceanen en hun bewoners is gesteld. Ik vrees dat ik professor Vermeij dan niet meer kan vragen naar zijn analyse (zoals ik recent wel deed). Ik zou tellen hoeveel vrouwelijke presidenten er inmiddels op de wereld zijn en of het aantal politieke brandhaarden daarmee minimaliseerde... En ik zou graag willen zien dat er nergens ter wereld geloofsoorlogen zijn want iedereen gelooft intussen hetzelfde. (Mijn ongelovige liefje drukte zich anders uit: “dan maar allemaal aan de islam!”)
Over 100 jaren zou ik objectief toeschouwer willen zijn. Ergens 'on top of the world' zitten en het gekrioel aanzien. Als mijn hersenen dat dan nog kunnen bevatten...
Vandaag zijn we aan het reizen. Geen imaginaire reis maar eentje in het hier en nu, al passeren we drie tijdzones. We gaan aan boord van een Boeing 777 die ons via Singapore, op een hoogte van 10 kilometer met een slakkegang van ‘slechts’ 900 kilometer per uur, naar Australië zal transporteren. Dat continent bezocht ik voor het laatst in 2008. We gaan back to the future, zogezegd. Mijn volgende blog zal uit Sydney komen (leo dovente). Dus G’day Mate!
woensdag 19 oktober 2011
Babyboom!
De regelmatige lezer weet dat wij binnenkort naar de oostkust van Australië vliegen. Op locatie loopt de temperatuur rap op maar ‘s avonds en ‘s nachts is het nog beneden 20 graden Celsius. De zomer begint daar officieel op 1 december. De verwachting is echter dat de teenslippers en bermuda’s, mijn favoriete uitdossing, eerder uit de koffer zullen komen. De warmte van Bali, de luxe van de eigen villa, elke dag zwemmen in warm water, de aanwezigheid van Elsa en Yudha… dat alles zal ik missen.
Tegenover die ‘ontberingen’ staat veel goeds: een verblijf in een ‘normaal land’ (quote van een permanente resident op Bali), het weerzien met twee lieve en zeer onderhoudende vriendinnen, boodschappen doen bij supermarkten als Coles en Woolworths, prachtige wijnen kopen voor mooie prijzen, fietsen over de boulevard en wandelen over witte stranden tot je erbij neervalt, zwemmen in zee tussen de vlaggen, body-surfen op fantastische golven, bootje varen op de Grote Meren, genieten van Sydney en andere bezienswaardigheden van New South Wales èn… niet in de laatste plaats: walvissen kijken.
In de online-versie van de Syndey Morning Herald las ik onlangs:
‘the world's biggest newborns are expected to turn the NSW east coast into a whale nursery for the first time in 50 years. The National Parks and Wildlife Service (NPWS) said a large number of whales with newborn calves in tow were expected to grace the state's shores soon.’
De woordvoerder van de NPWS verklaarde dat hij nog nooit zo’n groot aantal babywalvissen zag aan de oostkust sinds de afschaffing van de commerciële walvisjacht (1986)! Dit jaar wordt de 25ste verjaardag gevierd van dit moratorium.
De ecovriendelijke tak van de walvisindustrie, zeezoogdieren kijken, begon in Australië in de jaren 50 van de vorige eeuw. De vrijwilligers die jaarlijks op Cape Solander het aantal migrerende walvissen tellen, constateerden dit jaar een toename van 17% van zowel moeders als baby’s. Op de migratieroute naar het noorden telden de vrijwilligers tussen 1 juni en 31 juli 2011 meer dan 2.200 volwassen bultruggen die op weg waren naar warmere wateren voor de geboorte van hun kalveren. Dat is een toename van 378 walvissen, vergeleken met dezelfde periode vorig jaar.
Een groep economen uit Melbourne berekende in opdracht van de ‘International Fund for Animal Welfare’ (IFAW) hoeveel er thans omgaat in deze bedrijfstak in Australië: $47 miljoen per jaar aan kaartjesverkoop en $264 miljoen per jaar aan andere, daaraan gerelateerde inkomsten. Het rapport, dat hier kan worden gelezen, geeft tevens een gemiddelde waarde per walvis: van $32.000 in Broome (WA), $97.000 in Hervey Bay (QLD) tot $1.25 miljoen per walvis in Warnambool (VIC). Alhoewel die info kil kan overkomen, maakt het duidelijk dat een levende walvis vele malen meer waard is dan een dode. Dat was weleens anders...
Een grote stoet blote babybultruggen trekt thans langs de kust van New South Wales. Zij zwemmen met hun moeders weer 7.000 kilometer zuidwaarts, terug naar de zuurstof- en visrijke wateren van Antarctica. De NPWS ontwikkelde een smartfoonapplicatie waarmee je op enig moment precies kunt zien waar de beste spotplekken langs de Australische oostkust zijn. Zo wordt walvissen kijken nóg aanlokkelijker. Voorpret is dubbele pret!
In 2008 stonden wij op Australia Day op Cape Solander -nabij Sydney- met onze vriendinnen July en Claire. Drie babyboomers aan wal... Daar spraken wij af dat we de eerstvolgende keer samen walvissen zouden gaan kijken. Die kaap is een van de beste plekken in Australië waar je migrerende walvissen vanaf land kunt zien. Ik verheug mij erop. Ik zie de blogkop al voor mij: ‘voormalig zuster Clivia bezoekt kraamkamer NSW’.
Ik hoop op a whale of a time!
Tegenover die ‘ontberingen’ staat veel goeds: een verblijf in een ‘normaal land’ (quote van een permanente resident op Bali), het weerzien met twee lieve en zeer onderhoudende vriendinnen, boodschappen doen bij supermarkten als Coles en Woolworths, prachtige wijnen kopen voor mooie prijzen, fietsen over de boulevard en wandelen over witte stranden tot je erbij neervalt, zwemmen in zee tussen de vlaggen, body-surfen op fantastische golven, bootje varen op de Grote Meren, genieten van Sydney en andere bezienswaardigheden van New South Wales èn… niet in de laatste plaats: walvissen kijken.
In de online-versie van de Syndey Morning Herald las ik onlangs:
‘the world's biggest newborns are expected to turn the NSW east coast into a whale nursery for the first time in 50 years. The National Parks and Wildlife Service (NPWS) said a large number of whales with newborn calves in tow were expected to grace the state's shores soon.’
De woordvoerder van de NPWS verklaarde dat hij nog nooit zo’n groot aantal babywalvissen zag aan de oostkust sinds de afschaffing van de commerciële walvisjacht (1986)! Dit jaar wordt de 25ste verjaardag gevierd van dit moratorium.
De ecovriendelijke tak van de walvisindustrie, zeezoogdieren kijken, begon in Australië in de jaren 50 van de vorige eeuw. De vrijwilligers die jaarlijks op Cape Solander het aantal migrerende walvissen tellen, constateerden dit jaar een toename van 17% van zowel moeders als baby’s. Op de migratieroute naar het noorden telden de vrijwilligers tussen 1 juni en 31 juli 2011 meer dan 2.200 volwassen bultruggen die op weg waren naar warmere wateren voor de geboorte van hun kalveren. Dat is een toename van 378 walvissen, vergeleken met dezelfde periode vorig jaar.
Een groep economen uit Melbourne berekende in opdracht van de ‘International Fund for Animal Welfare’ (IFAW) hoeveel er thans omgaat in deze bedrijfstak in Australië: $47 miljoen per jaar aan kaartjesverkoop en $264 miljoen per jaar aan andere, daaraan gerelateerde inkomsten. Het rapport, dat hier kan worden gelezen, geeft tevens een gemiddelde waarde per walvis: van $32.000 in Broome (WA), $97.000 in Hervey Bay (QLD) tot $1.25 miljoen per walvis in Warnambool (VIC). Alhoewel die info kil kan overkomen, maakt het duidelijk dat een levende walvis vele malen meer waard is dan een dode. Dat was weleens anders...
Een grote stoet blote babybultruggen trekt thans langs de kust van New South Wales. Zij zwemmen met hun moeders weer 7.000 kilometer zuidwaarts, terug naar de zuurstof- en visrijke wateren van Antarctica. De NPWS ontwikkelde een smartfoonapplicatie waarmee je op enig moment precies kunt zien waar de beste spotplekken langs de Australische oostkust zijn. Zo wordt walvissen kijken nóg aanlokkelijker. Voorpret is dubbele pret!
In 2008 stonden wij op Australia Day op Cape Solander -nabij Sydney- met onze vriendinnen July en Claire. Drie babyboomers aan wal... Daar spraken wij af dat we de eerstvolgende keer samen walvissen zouden gaan kijken. Die kaap is een van de beste plekken in Australië waar je migrerende walvissen vanaf land kunt zien. Ik verheug mij erop. Ik zie de blogkop al voor mij: ‘voormalig zuster Clivia bezoekt kraamkamer NSW’.
Ik hoop op a whale of a time!
Labels:
bultruggen spotten aan de Australische oostkust,
rapport 'wat is een walvis waard?',
zeezoogdieren en haaien kijken
zondag 16 oktober 2011
Miss Wet T-shirt
Ik lunchte met zicht op de Balizee toen het mij opviel dat er veel lokalen op het strand heen en weer liepen. Ze leken iets te rapen. Na enige tijd kon ik mijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Ik vroeg permissie om van tafel te gaan, pakte mijn camera en liep naar de branding.
Een tweetal mannen was bezig iets uit het water te halen, een ander groepje joeg iets op het strand na. Eerst liep ik op het tweetal af. Het bleek dat ze bezig waren 'zaagjes' te rapen. In het Balinees worden ze 'remis' genoemd. Een grote stapel schelpdieren lag reeds op het strand. Een zaagje is een kleine, driehoekige schelp van de superfamilie Tellinoidea. Ik noem ze ook wel tellientjes. In bahasa Indonesia wordt het woord telinga gebruikt voor oor en die vorm heeft de schelp ongeveer. De soort die het betrof heet Donax Cuneatus en komt voor op zandstranden.
Een van de Balinese vissers schepte met zijn grote hand zand uit de branding en plukte de zaagjes daar een voor een uit, de andere man gebruikte een opengeweven zak die hij met zand vulde, schudde waarna schelpdieren achterbleven. Slim. Het andere groepje mannen groef kuilen op het strand om kleine krabben te pakken. Niet om te eten maar om ze te gebruiken als visaas. Een van hen was er heel bedreven in. Na het schouwspel enige tijd te hebben aangezien, liep ik terug naar mijn lunchgerecht.
Ik vind het prachtig om aan de zee te wonen; er is altijd van alles te beleven. Zolang je je ogen maar openhoudt! Ik toonde Elsa de foto’s van de zaagjes waarop zij enthousiast uitriep: “o, die zijn heerlijk. Op het strand van Lovina zijn ze moeilijk te vinden!”
Dat was niet tegen dovemansoren gezegd. Ik stelde haar voor samen een poging te doen om ze te rapen. Ik liep naar de keuken, pakte een zeef en een emmertje en liep resoluut terug naar het strand, denkend “dat kan ik toch zeker ook!?” Ik zag in mijn leven op vele stranden in de wereld ettelijke zaagjes. Ik weet dan ook hoe je de plek waar ze zitten -net onder het zand- kunt herkennen. Ik zeeg op mijn knieën in de branding neer. Elsa volgde gewillig.
Ik schepte handenvol zand in het mandje, zeefde de inhoud in de branding, bracht de opbrengt naar Elsa die de grote zaagjes selecteerde die mee naar huis mochten. De kleine exemplaren gooiden wij terug in zee. Telkens vulde ik het mandje met zand, zeefde het en zag dat zaagjes achterbleven. Joehoe! Ik voelde mij als een succesvolle gouddelver. Een van de Balinese vissers keek met belangstelling naar mijn gereedschap. Tenminste, dat denk ik… Na een uurtje zeven vond ik het welletjes. Elsa’s emmertje was redelijk vol, ik was doorweekt en mijn knieën waren gescrubd.
Ik zei haar dat ik mijn zeef kado ging doen aan de visser. Ik liep naar hem toe in de branding en zette de zeef voor hem neer. Het werd verkeerd uitgelegd: hij gooide een volle hand grote zaagjes in de zeef. Dat was niet de bedoeling, al was Elsa hem zeer erkentelijk. Ik legde hem in mijn beste bahasa Indonesia uit dat ik hem niet zijn maaltje wenste af te troggelen maar dat ik hem mijn zeef kado deed. Hij glimlachte breed, greep het nieuwe gereedschap en begon te zeven. Toen ik even later vanaf het terras met de verrekijker naar de branding keek, zag ik een grijs mandje van hand tot hand gaan. Voldoening overspoelde mij.
De dag daarop vroeg ik Elsa of de verse tellientjes goed hadden gesmaakt. Haar ogen begonnen te glimmen. Elsa is een kind van de zee, net als ik. Ze vertelde dat ze de schelpdieren kort had gekookt met ‘spice pasta’, het versgemaakte kruidenmengsel dat ze zo goed bereidt. Een soort spaghetti vongole (een van mijn favorieten) maar dan op z'n Aziatisch.
Alle schelpen waren in de pan opengegaan; dat verbaast mij niets want verser kun je het niet krijgen! Toen ze op haar eigen terrasje zat te smikkelen, kwam Yudha naast haar zitten. “Wat eet je, mama?” Elsa houdt van heel pittig eten, Ketut en hij niet. Elsa liet hem een diertje uit de schelp proeven en gaf hem wat bouillon te drinken. “Enak sekali!” Hij vond het minstens zo lekker als zijn moeder. Ze aten het maaltje samen op. Het plezierde mij maar ik moest slikken… teveel water liep mij in de mond.
Een tweetal mannen was bezig iets uit het water te halen, een ander groepje joeg iets op het strand na. Eerst liep ik op het tweetal af. Het bleek dat ze bezig waren 'zaagjes' te rapen. In het Balinees worden ze 'remis' genoemd. Een grote stapel schelpdieren lag reeds op het strand. Een zaagje is een kleine, driehoekige schelp van de superfamilie Tellinoidea. Ik noem ze ook wel tellientjes. In bahasa Indonesia wordt het woord telinga gebruikt voor oor en die vorm heeft de schelp ongeveer. De soort die het betrof heet Donax Cuneatus en komt voor op zandstranden.
Een van de Balinese vissers schepte met zijn grote hand zand uit de branding en plukte de zaagjes daar een voor een uit, de andere man gebruikte een opengeweven zak die hij met zand vulde, schudde waarna schelpdieren achterbleven. Slim. Het andere groepje mannen groef kuilen op het strand om kleine krabben te pakken. Niet om te eten maar om ze te gebruiken als visaas. Een van hen was er heel bedreven in. Na het schouwspel enige tijd te hebben aangezien, liep ik terug naar mijn lunchgerecht.
Ik vind het prachtig om aan de zee te wonen; er is altijd van alles te beleven. Zolang je je ogen maar openhoudt! Ik toonde Elsa de foto’s van de zaagjes waarop zij enthousiast uitriep: “o, die zijn heerlijk. Op het strand van Lovina zijn ze moeilijk te vinden!”
Dat was niet tegen dovemansoren gezegd. Ik stelde haar voor samen een poging te doen om ze te rapen. Ik liep naar de keuken, pakte een zeef en een emmertje en liep resoluut terug naar het strand, denkend “dat kan ik toch zeker ook!?” Ik zag in mijn leven op vele stranden in de wereld ettelijke zaagjes. Ik weet dan ook hoe je de plek waar ze zitten -net onder het zand- kunt herkennen. Ik zeeg op mijn knieën in de branding neer. Elsa volgde gewillig.
Ik schepte handenvol zand in het mandje, zeefde de inhoud in de branding, bracht de opbrengt naar Elsa die de grote zaagjes selecteerde die mee naar huis mochten. De kleine exemplaren gooiden wij terug in zee. Telkens vulde ik het mandje met zand, zeefde het en zag dat zaagjes achterbleven. Joehoe! Ik voelde mij als een succesvolle gouddelver. Een van de Balinese vissers keek met belangstelling naar mijn gereedschap. Tenminste, dat denk ik… Na een uurtje zeven vond ik het welletjes. Elsa’s emmertje was redelijk vol, ik was doorweekt en mijn knieën waren gescrubd.
Ik zei haar dat ik mijn zeef kado ging doen aan de visser. Ik liep naar hem toe in de branding en zette de zeef voor hem neer. Het werd verkeerd uitgelegd: hij gooide een volle hand grote zaagjes in de zeef. Dat was niet de bedoeling, al was Elsa hem zeer erkentelijk. Ik legde hem in mijn beste bahasa Indonesia uit dat ik hem niet zijn maaltje wenste af te troggelen maar dat ik hem mijn zeef kado deed. Hij glimlachte breed, greep het nieuwe gereedschap en begon te zeven. Toen ik even later vanaf het terras met de verrekijker naar de branding keek, zag ik een grijs mandje van hand tot hand gaan. Voldoening overspoelde mij.
De dag daarop vroeg ik Elsa of de verse tellientjes goed hadden gesmaakt. Haar ogen begonnen te glimmen. Elsa is een kind van de zee, net als ik. Ze vertelde dat ze de schelpdieren kort had gekookt met ‘spice pasta’, het versgemaakte kruidenmengsel dat ze zo goed bereidt. Een soort spaghetti vongole (een van mijn favorieten) maar dan op z'n Aziatisch.
Alle schelpen waren in de pan opengegaan; dat verbaast mij niets want verser kun je het niet krijgen! Toen ze op haar eigen terrasje zat te smikkelen, kwam Yudha naast haar zitten. “Wat eet je, mama?” Elsa houdt van heel pittig eten, Ketut en hij niet. Elsa liet hem een diertje uit de schelp proeven en gaf hem wat bouillon te drinken. “Enak sekali!” Hij vond het minstens zo lekker als zijn moeder. Ze aten het maaltje samen op. Het plezierde mij maar ik moest slikken… teveel water liep mij in de mond.
Labels:
schelpen verzamelen,
wonen op Bali
donderdag 13 oktober 2011
Wonen aan de Ring van Vuur
Vanmorgen, met een vers fruitsapje in de hand, keek ik naar de herhaling van Pauw & Witteman op BVN toen het onder de voeten begon te wiebelen... Ik keek mijn liefje aan, zij mij en ongeveer gelijktijdig zeiden wij: “een aardbeving.” Het leken twee schokken achter elkaar. We liepen (rustig) de tuin in en zagen het water uit het semi-Olympische infinity-zwembad over de randen klotsen. Een tsunami in miniatuurvorm.
Tuinman Ketut stond op de rand van het bad en keek tamelijk onverstoorbaar om zich heen. In de Balizee voor ons huis stonden locale vissers met hun hengels. Ook die visten door, alsof er niets aan de hand was.
In de huurvilla’s van de buren viel aan de ene kant het geluid stil terwijl het gekakel in de andere tuin juist toenam. In beide woningen verblijven thans Nederlandse gasten. Na enkele minuten keerde de rust weer.
Intussen had ook Elsa zich bij ons op op het evacuatiepunt in de tropische tuin vervoegd. Ze was enigszins bleek om de neus. Zij zei “dizzy” te zijn. Ze maakte nog nooit een 'gempa bumi' (aardbeving in bahasa Indonesia) in Bali mee. Opmerkelijk! Voor ons is het al de vierde keer sinds we hier wonen. Ik verbleekte er deze keer niet bij, al schommelde het flink. Het kost telkens minder tijd om het evenwicht (letterlijk) te hervinden.
Na enkele minuten liepen we het huis weer in. Mijn liefje maakte een rondje om de gebouwen op het terrein om gevels te inspecteren. Niets te zien, alles bleek in orde. Onze villa is aardbevingbestendig gebouwd.
Ik zocht vervolgens op internet of er iets zinnigs over deze beving viel te lezen. Er zijn internationale websites die realtime informatie verstrekken over wereldwijde seismische activiteiten. Spoedig vond ik de gezochte info: ten Zuiden van Bali vond in zee, op een diepte van 61 kilometer, een beving plaats van 6 op de magnitudeschaal van Richter. Dat is best pittig... maar de zeebeving vond op tamelijk grote diepte plaats en er zitten vele kilometers afstand tussen het epicentrum en ons; 150 kilometers, om precies te zijn. De deskundigen zijn dan ook van mening dat er naar alle waarschijnlijkheid geen humanitaire hulp nodig zal zijn in het gebied. De online-versie van de Jakarta Post zal het voorval later vandaag zeker melden.
No worries. Op de rode stip staat alles nog als een huis, wij zijn weer een ervaring en de lezer een blog rijker!
Tuinman Ketut stond op de rand van het bad en keek tamelijk onverstoorbaar om zich heen. In de Balizee voor ons huis stonden locale vissers met hun hengels. Ook die visten door, alsof er niets aan de hand was.
In de huurvilla’s van de buren viel aan de ene kant het geluid stil terwijl het gekakel in de andere tuin juist toenam. In beide woningen verblijven thans Nederlandse gasten. Na enkele minuten keerde de rust weer.
Intussen had ook Elsa zich bij ons op op het evacuatiepunt in de tropische tuin vervoegd. Ze was enigszins bleek om de neus. Zij zei “dizzy” te zijn. Ze maakte nog nooit een 'gempa bumi' (aardbeving in bahasa Indonesia) in Bali mee. Opmerkelijk! Voor ons is het al de vierde keer sinds we hier wonen. Ik verbleekte er deze keer niet bij, al schommelde het flink. Het kost telkens minder tijd om het evenwicht (letterlijk) te hervinden.
Na enkele minuten liepen we het huis weer in. Mijn liefje maakte een rondje om de gebouwen op het terrein om gevels te inspecteren. Niets te zien, alles bleek in orde. Onze villa is aardbevingbestendig gebouwd.
Ik zocht vervolgens op internet of er iets zinnigs over deze beving viel te lezen. Er zijn internationale websites die realtime informatie verstrekken over wereldwijde seismische activiteiten. Spoedig vond ik de gezochte info: ten Zuiden van Bali vond in zee, op een diepte van 61 kilometer, een beving plaats van 6 op de magnitudeschaal van Richter. Dat is best pittig... maar de zeebeving vond op tamelijk grote diepte plaats en er zitten vele kilometers afstand tussen het epicentrum en ons; 150 kilometers, om precies te zijn. De deskundigen zijn dan ook van mening dat er naar alle waarschijnlijkheid geen humanitaire hulp nodig zal zijn in het gebied. De online-versie van de Jakarta Post zal het voorval later vandaag zeker melden.
No worries. Op de rode stip staat alles nog als een huis, wij zijn weer een ervaring en de lezer een blog rijker!
dinsdag 11 oktober 2011
Monika, a sister’s hope!
Mijn vorige blog ging over het feit dat oktober wereldwijd borstkankermaand is. Volgende week zal in het zuiden van Bali de Pink Ribbon-loop plaatsvinden.
Onze vriendin Monika stuurde vanmorgen een mail met bijbehorend YouTube-filmpje waarin wij zien hoe zij, met haar jeugdvriendin Gerda, in het afgelopen weekend aan de Sister’s Hope-loop meedeed. Zaterdag liepen de dames 30 kilometer van Bussum naar Weesp en de dag erop legden ze wederom 30 kilometer af, van Weesp naar het Olympisch Stadion in Amsterdam.
Monika toonde zich eerder Neêrlands hoop in bange dagen. Zo was zij de eerste die contact met ons zocht nadat mijn liefje twee jaren geleden de diagnose borstkanker kreeg gesteld. Zij wilde toen naar Spanje komen om voor ons te zorgen.
Ook deze keer zijn wij reuzetrots op haar. 60 kilometer wandelen onder herfstige weersomstandigheden is geen sinecure. Zelfs niet voor zo'n goed doel. Monika's prestatie heeft wat mij betreft de 'wow, goh en goede hemel'-factoren!
De wandelaars van de vijfde editie van de A sister‘s Hope-loop brachten met elkaar € 800.000 bijeen. Dat geld gaat worden besteed aan borstkankeronderzoek; het zal worden verdeeld onder 5 Nederlandse onderzoekscentra. Elke dag lezen wij wel in gespecialiseerde tijdschriften en rapporten dat er ergens in de wereld ontdekkingen worden gedaan die de voorkoming van borstkanker dichterbij brengen en de behandeling van de ziekte en de zieken verbetert.
Ook onze goede vriend Ger valt een groot compliment te beurt want hij was de hoofdsponsor van Monika en Gerda.
Onze vriendin Monika stuurde vanmorgen een mail met bijbehorend YouTube-filmpje waarin wij zien hoe zij, met haar jeugdvriendin Gerda, in het afgelopen weekend aan de Sister’s Hope-loop meedeed. Zaterdag liepen de dames 30 kilometer van Bussum naar Weesp en de dag erop legden ze wederom 30 kilometer af, van Weesp naar het Olympisch Stadion in Amsterdam.
Monika toonde zich eerder Neêrlands hoop in bange dagen. Zo was zij de eerste die contact met ons zocht nadat mijn liefje twee jaren geleden de diagnose borstkanker kreeg gesteld. Zij wilde toen naar Spanje komen om voor ons te zorgen.
Ook deze keer zijn wij reuzetrots op haar. 60 kilometer wandelen onder herfstige weersomstandigheden is geen sinecure. Zelfs niet voor zo'n goed doel. Monika's prestatie heeft wat mij betreft de 'wow, goh en goede hemel'-factoren!
De wandelaars van de vijfde editie van de A sister‘s Hope-loop brachten met elkaar € 800.000 bijeen. Dat geld gaat worden besteed aan borstkankeronderzoek; het zal worden verdeeld onder 5 Nederlandse onderzoekscentra. Elke dag lezen wij wel in gespecialiseerde tijdschriften en rapporten dat er ergens in de wereld ontdekkingen worden gedaan die de voorkoming van borstkanker dichterbij brengen en de behandeling van de ziekte en de zieken verbetert.
Ook onze goede vriend Ger valt een groot compliment te beurt want hij was de hoofdsponsor van Monika en Gerda.
Labels:
A sister's hope-loop 2011,
iemand of iets heeft de 'wow - goh - goede hemel'-factoren,
oktober borstkankermaand
maandag 10 oktober 2011
Oktober borstkankermaand
Oktober is wereldwijd borstkankermaand en daar wil ik ook dit jaar bij stilstaan. Op 22 october aanstaande wordt in het zuiden van Bali een Pink Ribbon Walk gehouden. Het is niet de eerste keer dat het evenement hier plaatsvindt maar het is wel de eerste keer dat het in october gebeurt.
Toen wij onlangs de verjaardag van mijn liefje vierden met personeel en aanhang, kwam ons ter ore dat de vrouw van tuinman Ketut aan borstkanker lijdt. “Sama-sama anda.” “Net als jij.” Mijn liefje en ik hadden even oogcontact na die uitspraak. Net als zij maar dan anders. Inderdaad, ook mijn liefje kreeg die diagnose twee jaar geleden gesteld. De tumor werd vroegtijdig ontdekt, vakkundig verwijderd en de patiënte werd preventief nabehandeld. Vanmorgen dacht ik weer intensief aan die zware periode van chemotherapie. Ik kreeg er natte ogen van. Chemo is een mensonterende behandeling… Mijn liefje heeft echter een grote kans op volledig herstel.
Ik probeerde uit te vinden hoe het was gesteld met de vrouw van Ketut en welke behandeling zij ondergaat of onderging. Ik kwam niet veel verder dan te vernemen dat zij medicijnen krijgt of kreeg. Gebaseerd op eigen ervaring, heb ik geen hoge pet op van die locale medicijnuitgifte. Het vooruitzicht voor een borstkankerpatiënte op Bali is uiterst zorgelijk, want:
Onlangs maakte ik een excursie naar de Kecap-fabriek ‘Meliwis’ in Temukus, een van de buurdorpen. Ketjap is een belangrijk ingrediënt in de Aziatische keuken en de isoflavonen in soja hebben gunstige eigenschappen voor de gezondheid van de mens: ze zouden bescherming bieden tegen kanker. Opmerkelijk is in dit verband het lage aantal Oost-Aziatische vrouwen (vooral Japanse) dat aan borstkanker (over)lijdt. Dat wordt deels toegeschreven aan hun grote sojaconsumptie. Westerse vrouwen consumeren gemiddeld minder dan 3 milligram isoflavonen per dag. Voor Japanse en Chinese vrouwen geldt een dagelijkse inname van 25–50 mg.
Als puber en jong volwassene at ik vegetarisch. In die periode verorberde ik ettelijke kilo’s sojabonen en andere sojaproducten. Uit recent Amerikaans onderzoek blijkt dat vrouwen die als kind regelmatig soja aten, 60% minder kans hebben op borstkanker. Ook gebruik van soja in de puberteit en op volwassen leeftijd zou de ontwikkeling van borstkanker tegengaan. Tot op de dag van vandaag ben ik liefhebber van tempeh. Bovendien wilde ik wel eens een gefermenteerde sojaboon met eigen ogen zien.
Al jaren rijd ik langs de fabriek. Deze keer informeerden wij of we er een rondleiding konden krijgen. De volgende dag waren we welkom. We werden bijzonder hartelijk ontvangen en deskundig rondgeleid door de Chinese directeur. De arbeidsinspectie moet maar niet langsgaan in die relatief kleine, rokerige ruimte... al leken de medewerkers het naar hun zin te hebben. Er werd hard gewerkt maar ook veel gepraat en gelachen. De fabriek is klein van opzet, heeft circa 40 mensen in dienst die allen rouleren. Het productieproces voor zoete ketjap (kecap manis) is tamelijk overzichtelijk, volgens de directeur:
de sojabonen worden eerst grondig gewassen, dan worden ze één week in een gescheiden ruimte opgeslagen om te fermenteren. De gefermenteerde bonen worden daarna grondig gespoeld. Vervolgens worden ze in een zeezoutbad geweekt. Dan worden de bonen gekookt. Het kooksel wordt gescheiden: het vocht wordt gebruikt als basis voor de sojasaus, de bonenpulp doet dienst als diervoeding. Voor deze Meliwis-ketjap wordt overigens geen tarwe gebruikt. Het bonenvocht wordt met goudbruine palmsuiker steeds verder ingekookt. De daaruit ontstane sojasaus wordt vele malen gezeefd. Het resultaat is een zoete, dikke, donkerbruine sojasaus.
Elke processtap mocht ik fotograferen en de mannen en vrouwen gingen er goed voor staan of zitten. Vooral de bottelarij en het handmatig afvullen van de flessen vond ik interessant. De Balinese vrouw die aan het kraantje werkte, Sulijani, stond mij te woord maar hield haar ogen strak op de dikke sojasaus die uit het vat stroomde. Ik kreeg de indruk dat zij de kraan niet helemaal kon dichtdraaien al kon ze de toevoer wel temperen. Ik moest direct denken aan Charlie Chaplin in de film ‘Modern Times’…
Een gladde, dikke saus vulde de lege flessen die aan haar voeten stonden. Ik had zin om een vinger onder de stroom te houden. Haar buurman deed de dop op de fles en zíjn buurvrouw plakte het etiket erop. Meliwis wordt beschouwd als een goede kwaliteit sojasaus. Een lokaal product om trots op te zijn. Dagelijks verlaten 1.000 flessen sojasaus die fabriek. Bij het afscheid vroeg ik de directeur wat we hem verschuldigd waren voor zijn tijd. De vraag werd weggewuifd. Een unicum. De man krijgt van mij een (roze) lintje!
Toen wij onlangs de verjaardag van mijn liefje vierden met personeel en aanhang, kwam ons ter ore dat de vrouw van tuinman Ketut aan borstkanker lijdt. “Sama-sama anda.” “Net als jij.” Mijn liefje en ik hadden even oogcontact na die uitspraak. Net als zij maar dan anders. Inderdaad, ook mijn liefje kreeg die diagnose twee jaar geleden gesteld. De tumor werd vroegtijdig ontdekt, vakkundig verwijderd en de patiënte werd preventief nabehandeld. Vanmorgen dacht ik weer intensief aan die zware periode van chemotherapie. Ik kreeg er natte ogen van. Chemo is een mensonterende behandeling… Mijn liefje heeft echter een grote kans op volledig herstel.
Ik probeerde uit te vinden hoe het was gesteld met de vrouw van Ketut en welke behandeling zij ondergaat of onderging. Ik kwam niet veel verder dan te vernemen dat zij medicijnen krijgt of kreeg. Gebaseerd op eigen ervaring, heb ik geen hoge pet op van die locale medicijnuitgifte. Het vooruitzicht voor een borstkankerpatiënte op Bali is uiterst zorgelijk, want:
- de meerderheid van de vrouwen gaat te laat naar het ziekenhuis. Bij 70% à 80% van hen wordt stadium III of stadium IV vastgesteld (uitzaaiingen naar andere delen in het lichaam);
- veel vrouwen denken dat borstkanker niet is te genezen en vertrouwen op traditionele genezers en medicijnen;
- er bestaan (nog) geen grootschalige, preventieve borstonderzoeksprogramma's;
- er is een groot tekort aan diagnose- en behandelingsapparatuur. Machines die voorhanden zijn, zijn vaak sterk verouderd of kapot;
- er zijn onvoldoende chirurgen met een oncologische opleiding, te weinig gespecialiseerde artsen en verpleegsters;
- chemotherapie is mogelijk maar is voor de meeste zieke Balinezen tè kostbaar.
Onlangs maakte ik een excursie naar de Kecap-fabriek ‘Meliwis’ in Temukus, een van de buurdorpen. Ketjap is een belangrijk ingrediënt in de Aziatische keuken en de isoflavonen in soja hebben gunstige eigenschappen voor de gezondheid van de mens: ze zouden bescherming bieden tegen kanker. Opmerkelijk is in dit verband het lage aantal Oost-Aziatische vrouwen (vooral Japanse) dat aan borstkanker (over)lijdt. Dat wordt deels toegeschreven aan hun grote sojaconsumptie. Westerse vrouwen consumeren gemiddeld minder dan 3 milligram isoflavonen per dag. Voor Japanse en Chinese vrouwen geldt een dagelijkse inname van 25–50 mg.
Als puber en jong volwassene at ik vegetarisch. In die periode verorberde ik ettelijke kilo’s sojabonen en andere sojaproducten. Uit recent Amerikaans onderzoek blijkt dat vrouwen die als kind regelmatig soja aten, 60% minder kans hebben op borstkanker. Ook gebruik van soja in de puberteit en op volwassen leeftijd zou de ontwikkeling van borstkanker tegengaan. Tot op de dag van vandaag ben ik liefhebber van tempeh. Bovendien wilde ik wel eens een gefermenteerde sojaboon met eigen ogen zien.
Al jaren rijd ik langs de fabriek. Deze keer informeerden wij of we er een rondleiding konden krijgen. De volgende dag waren we welkom. We werden bijzonder hartelijk ontvangen en deskundig rondgeleid door de Chinese directeur. De arbeidsinspectie moet maar niet langsgaan in die relatief kleine, rokerige ruimte... al leken de medewerkers het naar hun zin te hebben. Er werd hard gewerkt maar ook veel gepraat en gelachen. De fabriek is klein van opzet, heeft circa 40 mensen in dienst die allen rouleren. Het productieproces voor zoete ketjap (kecap manis) is tamelijk overzichtelijk, volgens de directeur:
de sojabonen worden eerst grondig gewassen, dan worden ze één week in een gescheiden ruimte opgeslagen om te fermenteren. De gefermenteerde bonen worden daarna grondig gespoeld. Vervolgens worden ze in een zeezoutbad geweekt. Dan worden de bonen gekookt. Het kooksel wordt gescheiden: het vocht wordt gebruikt als basis voor de sojasaus, de bonenpulp doet dienst als diervoeding. Voor deze Meliwis-ketjap wordt overigens geen tarwe gebruikt. Het bonenvocht wordt met goudbruine palmsuiker steeds verder ingekookt. De daaruit ontstane sojasaus wordt vele malen gezeefd. Het resultaat is een zoete, dikke, donkerbruine sojasaus.
Elke processtap mocht ik fotograferen en de mannen en vrouwen gingen er goed voor staan of zitten. Vooral de bottelarij en het handmatig afvullen van de flessen vond ik interessant. De Balinese vrouw die aan het kraantje werkte, Sulijani, stond mij te woord maar hield haar ogen strak op de dikke sojasaus die uit het vat stroomde. Ik kreeg de indruk dat zij de kraan niet helemaal kon dichtdraaien al kon ze de toevoer wel temperen. Ik moest direct denken aan Charlie Chaplin in de film ‘Modern Times’…
Een gladde, dikke saus vulde de lege flessen die aan haar voeten stonden. Ik had zin om een vinger onder de stroom te houden. Haar buurman deed de dop op de fles en zíjn buurvrouw plakte het etiket erop. Meliwis wordt beschouwd als een goede kwaliteit sojasaus. Een lokaal product om trots op te zijn. Dagelijks verlaten 1.000 flessen sojasaus die fabriek. Bij het afscheid vroeg ik de directeur wat we hem verschuldigd waren voor zijn tijd. De vraag werd weggewuifd. Een unicum. De man krijgt van mij een (roze) lintje!
Labels:
bezoek aan de ketjapfabriek 'Meliwis',
natuurlijke antioxidanten en kanker,
oktober borstkankermaand,
Pink Ribbon Walk Bali 2011,
wonen op Bali
vrijdag 7 oktober 2011
Miniatuurgemeenschappen
Momenteel lees ik het boek ‘Schelpen en beschaving’ van de in Nederland geboren blinde evolutiebioloog Geerat Vermeij die op jonge leeftijd met zijn familie naar Amerika emigreerde en thans hoogleraar is aan de Universiteit van Californië in Davis. In zijn boek laat Vermeij zien hoe natuur en de menselijke beschaving het gevolg zijn van evolutionaire principes.
Niet alleen is het boek intellectueel uitdagend, het is ook uiterst leerzaam en helder geschreven. ‘Schelpen vormen een microkosmos waarin de universele economische relaties van concurrentie en samenwerking zich in al hun complexiteit ontvouwen’. Mooie beschrijvingen waarmee het boek vol staat. Na lezing zal ik anders naar schelpen en hun (eerste en vaak tweede!) bewoners kijken. Het uiterlijk van een schelp toont wat het schelpdier meemaakte. Hoe dik is de schelp, hoe groot is de opening, welke functies heeft de schelp, wat leeft erin en wat erop? Onvolmaaktheid spreekt en dat spreekt mij aan.
Het is bovendien aanstekelijk om iemands passie voor schelpen en schelpdieren op elke bladzijde te proeven. Een passie die ik ook voel sinds mijn kindertijd en die ik graag met anderen deel. Vermeij schrijft ‘een gen voor natuurgenot bestaat waarschijnlijk niet maar het plezier in en de kennis over dingen in de vrije natuur die mijn familieleden hadden, werkten zeker aanstekelijk.’ Onlangs gaf ik Yudha een zakje schelpen waarmee hij hopelijk plezier gaat beleven aan het kijken naar en het zoeken van schelpen.
Als naslagwerk haalde ik mijn ‘Natuurhandboek van Schelpen’ tevoorschijn, een encyclopedie die ik in 1994 voor mijn verjaardag kreeg. Achterin trof ik een Volkskrant-artikel uit 2002 aan met de titel ‘Gevoel voor schelpen’. En raad eens over wie? Jawel, diezelfde professor dr Geerat Vermeij, de grootste schelp(dier)enkenner van de wereld. Toeval bestaat niet!
Vorige week maakte ik bij laag water een lange strandwandeling naar het Westen. Op die route vond ik een aantal fraaie (dode) schelpen die ik mee naar huis nam. Zelfs een kleine mijterslak die ik nog niet eerder had gezien.
Ik vond ook iets dat ik niet meenam maar wel fotografeerde. Het waren twee witte bolletjes, iets groter dan een golfbal. Ik knielde erbij neer en raakte ze aan: ze veerden mee, waren zacht en sponsachtig. Ik draaide een van die bolletjes voorzichtig om. Naast witte, zachte stekels was er niets te zien. De bolletjes hadden wel een zwart staartje. Even dacht ik dat het jonge exemplaren van een blow fish waren maar waar waren de ogen en de mond dan?!
De vondst hield mij dermate bezig dat ik mij na enkele dagen wendde tot deskundigen van Naturalis en Museon. Mensen met wie ik eerder correspondeerde toen ik een jaar geleden bij zandopspuitingen op het strand van Ter Heijde een fossiel bot vond. Dat bleek bij nader inzien niet afkomstig van een miljoenen jaren oud zeezoogdier maar van een rund. Spannend vond ik dat toen. Net als nu.
De deskundige van Naturalis schreef mij na een paar dagen terug: 'Dit maakt nieuwsgierig. Ik heb uw vraag voorgelegd aan ons zeeteam, maar helaas biedt de foto geen uitkomst. Kunt u misschien nog een foto van de andere zijde maken, of liggen de bolletjes er niet meer? Misschien gaat het om dode kogelvissen?' Een blow fish is inderdaad hetzelfde als een kogelvis; blow fish en puffer fish zijn synoniemen voor hetzelfde dier.
Na veel zoekwerk vond ik een foto op het web (hiernaast) van een kogelvislarve die door het Atlantisch Oceanografisch Instituut was gemaakt en die veel weghad van ‘mijn vondst’. Ik stuurde die foto met toelichting terug naar mijn contactpersoon bij Naturalis. Zij was niet overtuigd. ‘Je maakt het te ingewikkeld, denk ik’. Zij hield het op een dode vis, waarvan ik niet was overtuigd. Dat komt vast door professor Vermeij die telkens in zijn boek de complexiteit van de natuur benadrukt... Eigenwijs als ik kan zijn, legde ik mij hierbij niet neer. Ik zocht verder en vond de volgende wetenschappelijke verklaring:
‘Most larvae hatch tail first and are about 2.4 mm long. The small yolk sac still contains oil globules. Pigmentation on the body consists of many brilliant red, orange, yellow, and black chromatophores. Numerous small tubercles are present over most of the body. Twenty-four hours after hatching the nostrils are visible, the lateral line organs being to appear, the pectorals are distinct and the eye pupil is 'black. At 48 hours the yolk material is reduced, the mouth and vent are open and green pigmentation appears, particularly in the iris. After 72 hours the mouth is functioning.’
Precies wat ik zag aan mijn vondst: eerst een staartje aan een eizakje – pas na 24 uur worden neusgaten en oogpupillen zichtbaar –na 48 uur verschijnt de mond. Ik wist genoeg: ik vond geen dode kogelvis maar juist een zeer pril stadium van een levende!
In 2008 vond ik een volwassen, dode kogelvis op een strand in het zuiden van Australië. Ook die zette ik op de foto. De organen en de huid van deze vis zijn extreem giftig. Die bevatten genoeg gif om 30 mensen te doden. In Nederland is het serveren van kogelvis bij wet verboden maar in Japan niet. Daar is het een lekkernij voor culinaire waaghalzen. ‘Dine or die.’ Een Japanse wijsheid zegt ‘wie kogelvis eet is gek, maar wie hem niet eet is het ook.’
Niet gek voor een amateur, he?!
Niet alleen is het boek intellectueel uitdagend, het is ook uiterst leerzaam en helder geschreven. ‘Schelpen vormen een microkosmos waarin de universele economische relaties van concurrentie en samenwerking zich in al hun complexiteit ontvouwen’. Mooie beschrijvingen waarmee het boek vol staat. Na lezing zal ik anders naar schelpen en hun (eerste en vaak tweede!) bewoners kijken. Het uiterlijk van een schelp toont wat het schelpdier meemaakte. Hoe dik is de schelp, hoe groot is de opening, welke functies heeft de schelp, wat leeft erin en wat erop? Onvolmaaktheid spreekt en dat spreekt mij aan.
Het is bovendien aanstekelijk om iemands passie voor schelpen en schelpdieren op elke bladzijde te proeven. Een passie die ik ook voel sinds mijn kindertijd en die ik graag met anderen deel. Vermeij schrijft ‘een gen voor natuurgenot bestaat waarschijnlijk niet maar het plezier in en de kennis over dingen in de vrije natuur die mijn familieleden hadden, werkten zeker aanstekelijk.’ Onlangs gaf ik Yudha een zakje schelpen waarmee hij hopelijk plezier gaat beleven aan het kijken naar en het zoeken van schelpen.
Als naslagwerk haalde ik mijn ‘Natuurhandboek van Schelpen’ tevoorschijn, een encyclopedie die ik in 1994 voor mijn verjaardag kreeg. Achterin trof ik een Volkskrant-artikel uit 2002 aan met de titel ‘Gevoel voor schelpen’. En raad eens over wie? Jawel, diezelfde professor dr Geerat Vermeij, de grootste schelp(dier)enkenner van de wereld. Toeval bestaat niet!
Vorige week maakte ik bij laag water een lange strandwandeling naar het Westen. Op die route vond ik een aantal fraaie (dode) schelpen die ik mee naar huis nam. Zelfs een kleine mijterslak die ik nog niet eerder had gezien.
Ik vond ook iets dat ik niet meenam maar wel fotografeerde. Het waren twee witte bolletjes, iets groter dan een golfbal. Ik knielde erbij neer en raakte ze aan: ze veerden mee, waren zacht en sponsachtig. Ik draaide een van die bolletjes voorzichtig om. Naast witte, zachte stekels was er niets te zien. De bolletjes hadden wel een zwart staartje. Even dacht ik dat het jonge exemplaren van een blow fish waren maar waar waren de ogen en de mond dan?!
De vondst hield mij dermate bezig dat ik mij na enkele dagen wendde tot deskundigen van Naturalis en Museon. Mensen met wie ik eerder correspondeerde toen ik een jaar geleden bij zandopspuitingen op het strand van Ter Heijde een fossiel bot vond. Dat bleek bij nader inzien niet afkomstig van een miljoenen jaren oud zeezoogdier maar van een rund. Spannend vond ik dat toen. Net als nu.
De deskundige van Naturalis schreef mij na een paar dagen terug: 'Dit maakt nieuwsgierig. Ik heb uw vraag voorgelegd aan ons zeeteam, maar helaas biedt de foto geen uitkomst. Kunt u misschien nog een foto van de andere zijde maken, of liggen de bolletjes er niet meer? Misschien gaat het om dode kogelvissen?' Een blow fish is inderdaad hetzelfde als een kogelvis; blow fish en puffer fish zijn synoniemen voor hetzelfde dier.
Na veel zoekwerk vond ik een foto op het web (hiernaast) van een kogelvislarve die door het Atlantisch Oceanografisch Instituut was gemaakt en die veel weghad van ‘mijn vondst’. Ik stuurde die foto met toelichting terug naar mijn contactpersoon bij Naturalis. Zij was niet overtuigd. ‘Je maakt het te ingewikkeld, denk ik’. Zij hield het op een dode vis, waarvan ik niet was overtuigd. Dat komt vast door professor Vermeij die telkens in zijn boek de complexiteit van de natuur benadrukt... Eigenwijs als ik kan zijn, legde ik mij hierbij niet neer. Ik zocht verder en vond de volgende wetenschappelijke verklaring:
‘Most larvae hatch tail first and are about 2.4 mm long. The small yolk sac still contains oil globules. Pigmentation on the body consists of many brilliant red, orange, yellow, and black chromatophores. Numerous small tubercles are present over most of the body. Twenty-four hours after hatching the nostrils are visible, the lateral line organs being to appear, the pectorals are distinct and the eye pupil is 'black. At 48 hours the yolk material is reduced, the mouth and vent are open and green pigmentation appears, particularly in the iris. After 72 hours the mouth is functioning.’
Precies wat ik zag aan mijn vondst: eerst een staartje aan een eizakje – pas na 24 uur worden neusgaten en oogpupillen zichtbaar –na 48 uur verschijnt de mond. Ik wist genoeg: ik vond geen dode kogelvis maar juist een zeer pril stadium van een levende!
In 2008 vond ik een volwassen, dode kogelvis op een strand in het zuiden van Australië. Ook die zette ik op de foto. De organen en de huid van deze vis zijn extreem giftig. Die bevatten genoeg gif om 30 mensen te doden. In Nederland is het serveren van kogelvis bij wet verboden maar in Japan niet. Daar is het een lekkernij voor culinaire waaghalzen. ‘Dine or die.’ Een Japanse wijsheid zegt ‘wie kogelvis eet is gek, maar wie hem niet eet is het ook.’
Niet gek voor een amateur, he?!
Labels:
‘Wie kogelvis eet is gek maar wie hem niet eet is het ook,
aforismen,
boek 'Schelpen en beschaving' - Geerat Vermeij,
boeken,
kogelvislarve,
schelpen verzamelen
dinsdag 4 oktober 2011
Eendenfluisteraar
Vandaag is het werelddierendag, de jaarlijkse Dag van het Dier. Die dag werd vele jaren geleden uitgeroepen door de Internationale Dierenbescherming en houdt niet alleen in dat er extra aandacht wordt besteed aan het welzijn van huisdieren maar ook aan dieren in de vrije natuur.
Nu is Bali niet het eiland waar die dag uitbundig wordt gevierd...
Denk maar eens aan de (terecht) forse kritiek die Australië recent uitte op de handelswijze in Indonesische slachthuizen. Op TV waren schokkende beelden te zien van hoe runderen werden gemarteld. Direct na die uitzending kwamen Australische parlementsleden met het voorstel voorlopig geen levende runderen meer naar Indonesië te exporteren. Een logisch gevolg.
Ik weet uit eigen ervaring dat dierenwelzijn niet hoog op de agenda van de gemiddelde Balinees staat (eufemistisch uitgedrukt). De Balinese straathonden hebben het hier bijvoorbeeld zwaar: ze moeten hun eigen kostje bijeen scharrelen en worden geslagen. Levende varkens en kippen worden als postpakketjes op de brommer vervoerd. Laatst zag ik een varken op zijn rug, met de poten omhoog achterop liggen. Ik voelde de pijn in mijn eigen ruggegraat! Levende kippen worden met een aantal tegelijk aan hun poten ondersteboven aan het stuur of aan de tashaak gehangen. En gevangen vissen die niet de moeite waard worden gevonden, worden apengapend op het strand achtergelaten. Maar wat niet is, kan nog komen!
Vanwege het recente vertrek van Ketut naar New York nodigde wij zijn oudste zoon en onze jongste vriend Yudha een extra dagje uit om bij ons te komen spelen. Doorgaans komt hij alleen op woensdagmiddag en op zaterdag naar het kinderspeelparadijs aan de Balizee. Het slimme mannetje beseft als geen ander dat zijn vader weer vertrok. Hij was uit zijn doen: heel druk en baby-achtig. Hij hield zijn moeder nauwgezet in de gaten. De eerste opmerking die hij maakte toen hij op zijn stoel zat, was “papa is weg naar het cruiseschip om centjes te verdienen.” Kasian.
Zijn babybroertje Damai Margita is te jong om het gemis te beseffen. Wij willen Yudha graag helpen te accepteren dat hij en zijn vader (wederom) tijdelijk zijn gescheiden maar dat zijn leventje ‘gewoon’ doorgaat met zijn moeder en dat Ketut zéker terugkomt. Bijgevoegde foto stamt uit gelukkiger tijden, de voorlopig laatste keer dat het complete gezinnetje en wij samen waren.
Wij leren deze Balinese kleuter onder andere dieren te herkennen en te waarderen. Wekelijks bladeren we met hem door National Geographic-tijdschriften, spelen we dieren-Memory en dieren-Domino, teken ik de vreemdste dierenfiguren in zijn schriftje zodat hij ze kan kleuren, spelen we dolfijn, walvis en vis in het zwembad, maken we hem attent op de dieren die zich in de tuin, in de lucht en op het strand ophouden. We leren hem bovendien om aardig voor dieren te zijn (al mag hij ze eten wat mij, flexitariër, betreft). Dieren zijn ‘teman-teman’, vriendjes.
‘s Middags gingen we met hem wandelen over het strand. Yudha besloot zijn mondharmonica mee te nemen. Het zonnetje scheen, het was laag water, er was van alles te zien op het strand en in de zee. Bij het dichtstbijzijnde vissersdorp waren mensen in de zee aan het baden, in de branding zocht een jonge familie naar schelpdieren, vissers kwamen terug van de zee, lagen te slapen of werkten aan hun netten, verse vis hing aan hun boten te drogen, reeds gedroogde vis werd door oma’s in grote zakken gestopt. Het werd een mooie namiddag.
Op enig moment zagen we een troep jonge eenden over het strand lopen. Ze scharrelden in de branding en tussen de offerandes op het strand. We liepen hen tegemoet en Yudha begon spontaan voor zijn gevederde vriendjes op zijn mondharmonica te spelen. Hij leek op dat moment met de eendjes te communiceren, zowel met zijn lichaamstaal als met zijn muziekinstrument. Het was een aandoenlijk gezicht. Allen tapten met hun pootjes op het lavastrand. In de maat. Even was het vertrek van pa Ketut ver weg.
De eendjes waggelden opgewonden voor hem uit. Toen hij in zijn enthousiasme achter hen aan begon te rennen, riepen we hem tot de orde. Op zo’n mooie dag wil ik geen wilde eendeborst op mijn bord hebben; laat staan op mijn geweten. Dat is mijn persoonlijke 'Bhuta Yadnya' voor vandaag!
Kinderen zijn de toekomst. Wellicht dat Bali ooit niet alleen het eiland van de Goden is maar ook een werelddierenparadijs zal worden. Aan Yudha en mij zal het niet liggen.
Nu is Bali niet het eiland waar die dag uitbundig wordt gevierd...
Denk maar eens aan de (terecht) forse kritiek die Australië recent uitte op de handelswijze in Indonesische slachthuizen. Op TV waren schokkende beelden te zien van hoe runderen werden gemarteld. Direct na die uitzending kwamen Australische parlementsleden met het voorstel voorlopig geen levende runderen meer naar Indonesië te exporteren. Een logisch gevolg.
Ik weet uit eigen ervaring dat dierenwelzijn niet hoog op de agenda van de gemiddelde Balinees staat (eufemistisch uitgedrukt). De Balinese straathonden hebben het hier bijvoorbeeld zwaar: ze moeten hun eigen kostje bijeen scharrelen en worden geslagen. Levende varkens en kippen worden als postpakketjes op de brommer vervoerd. Laatst zag ik een varken op zijn rug, met de poten omhoog achterop liggen. Ik voelde de pijn in mijn eigen ruggegraat! Levende kippen worden met een aantal tegelijk aan hun poten ondersteboven aan het stuur of aan de tashaak gehangen. En gevangen vissen die niet de moeite waard worden gevonden, worden apengapend op het strand achtergelaten. Maar wat niet is, kan nog komen!
Vanwege het recente vertrek van Ketut naar New York nodigde wij zijn oudste zoon en onze jongste vriend Yudha een extra dagje uit om bij ons te komen spelen. Doorgaans komt hij alleen op woensdagmiddag en op zaterdag naar het kinderspeelparadijs aan de Balizee. Het slimme mannetje beseft als geen ander dat zijn vader weer vertrok. Hij was uit zijn doen: heel druk en baby-achtig. Hij hield zijn moeder nauwgezet in de gaten. De eerste opmerking die hij maakte toen hij op zijn stoel zat, was “papa is weg naar het cruiseschip om centjes te verdienen.” Kasian.
Zijn babybroertje Damai Margita is te jong om het gemis te beseffen. Wij willen Yudha graag helpen te accepteren dat hij en zijn vader (wederom) tijdelijk zijn gescheiden maar dat zijn leventje ‘gewoon’ doorgaat met zijn moeder en dat Ketut zéker terugkomt. Bijgevoegde foto stamt uit gelukkiger tijden, de voorlopig laatste keer dat het complete gezinnetje en wij samen waren.
Wij leren deze Balinese kleuter onder andere dieren te herkennen en te waarderen. Wekelijks bladeren we met hem door National Geographic-tijdschriften, spelen we dieren-Memory en dieren-Domino, teken ik de vreemdste dierenfiguren in zijn schriftje zodat hij ze kan kleuren, spelen we dolfijn, walvis en vis in het zwembad, maken we hem attent op de dieren die zich in de tuin, in de lucht en op het strand ophouden. We leren hem bovendien om aardig voor dieren te zijn (al mag hij ze eten wat mij, flexitariër, betreft). Dieren zijn ‘teman-teman’, vriendjes.
‘s Middags gingen we met hem wandelen over het strand. Yudha besloot zijn mondharmonica mee te nemen. Het zonnetje scheen, het was laag water, er was van alles te zien op het strand en in de zee. Bij het dichtstbijzijnde vissersdorp waren mensen in de zee aan het baden, in de branding zocht een jonge familie naar schelpdieren, vissers kwamen terug van de zee, lagen te slapen of werkten aan hun netten, verse vis hing aan hun boten te drogen, reeds gedroogde vis werd door oma’s in grote zakken gestopt. Het werd een mooie namiddag.
Op enig moment zagen we een troep jonge eenden over het strand lopen. Ze scharrelden in de branding en tussen de offerandes op het strand. We liepen hen tegemoet en Yudha begon spontaan voor zijn gevederde vriendjes op zijn mondharmonica te spelen. Hij leek op dat moment met de eendjes te communiceren, zowel met zijn lichaamstaal als met zijn muziekinstrument. Het was een aandoenlijk gezicht. Allen tapten met hun pootjes op het lavastrand. In de maat. Even was het vertrek van pa Ketut ver weg.
De eendjes waggelden opgewonden voor hem uit. Toen hij in zijn enthousiasme achter hen aan begon te rennen, riepen we hem tot de orde. Op zo’n mooie dag wil ik geen wilde eendeborst op mijn bord hebben; laat staan op mijn geweten. Dat is mijn persoonlijke 'Bhuta Yadnya' voor vandaag!
Kinderen zijn de toekomst. Wellicht dat Bali ooit niet alleen het eiland van de Goden is maar ook een werelddierenparadijs zal worden. Aan Yudha en mij zal het niet liggen.
Abonneren op:
Posts (Atom)