Ons verblijf in Buenos Aires
zit erop. De weken vlogen om. Toen we op de avond van aankomst in de taxi door
de stad reden, voelde ik mij licht teleurgesteld. Buenos Aires wordt wel het
Parijs van Zuid-Amerika genoemd maar dat ervoer ik op dat moment niet. Het kwam
nogal grijs en grauw op mij over. Maar je kunt niet oordelen na één taxirit, volgend
op een transatlantische vlucht van 13 uur. Na vijf weken constateer ik dat er
veel is dat aan de Europese lichtstad doet denken: de brede boulevards en wegen
omzoomd door oude bomen, de verscheidenheid in architectuur, de cosmopolitische
sfeer (in sommige wijken), de grootse monumenten. Het algemene straatbeeld is
echter compleet anders.
Aanvankelijk moesten we
wennen aan het stadsleven: de gillende sirenes van brandweer, politie en
ambulance, de treinen voor de deur, het getoeter van auto’s, de overvolle
straten, het gedrang in de metro. Op de dag na aankomst was mijn liefje klaar
om te vertrekken. Alhoewel ze treintjesgek is, leek een spoor voor de deur een
brug te ver. Twee dagen later was dat alles achtergrondgeluid, we accepteerden
het en wenden eraan. Buenos Aires is relatief schoon: alle bussen en taxi’s
rijden op LPG. Buenos Aires zou onleefbaar zijn als dat niet zo was. We wandelden
vele kilometers, zaten in ettelijke bussen, metro’s en treinen. De openbaar
vervoerpassen die wij kochten, geven we weg. Die is buiten de hoofdstad toch
niet geldig.
Het appartement ter grootte van een postzegel zat ons als gegoten. Ik noemde de plek ons spiegelpaleisje.
Die spiegels -in alle vertrekken, tot aan het plafond- maakten dat de spaarzame
vierkante meters een reuzenpenthouse leken. Na een dag in de stad was het goed
thuiskomen. We zwommen de warmte van ons af en trokken ons daarna terug, met de
airco aan. ’s Avonds aten we doorgaans thuis en keken daarna op de flatscreen
naar de foto’s van de dag of naar Uitzending Gemist, de schuifpuien wijd open. Zo
komt splinter door de winter… Het was overigens een herbevestiging van het feit
dat mijn liefje en ik, bekend met caravan en kampeerauto, harmonieus in een
kleine ruimte kunnen samenleven.
De vriendelijkheid van de
porteños zal mij bijblijven. De concierges in ons appartementencomplex, de
dames van de schoonmaak, de buren, mensen op straat. Zelfs taxichauffeurs, die
toch over de wereld niet persé een goede naam hebben, waren stuk voor stuk
aardig en behulpzaam. Nooit hoefden we te vragen of de meter kon worden
geactiveerd en altijd floepte het juiste beginbedrag aan. We kozen de aardigste
man van Buenos Aires en toen wij het hem vertelden, bloosde hij tot ver voorbij
zijn haargrens. Ché Juan Carlos komt uit Colombia en werkt in ‘Hola Jacoba’ waar
we enkele keren lekker lunchten.
We voelden ons geen seconde
onveilig in deze wereldstad. Wel vreesden we voor onze eetlust… Zoals ik reeds blogde,
kan de Argentijnse keuken ons niet bekoren. In die zin lijkt Buenos Aires
geenszins op Parijs. Ik weet het inmiddels zeker: de recepten bleven achter op
de boten die immigranten uit Europa naar hier brachten! Argentinië heeft mooi
vlees en een grillcultuur en daarmee denken sommige hoofdstedelijke restaurants het,
ten onrechte, te redden. Er waren uitzonderingen: Las Pizarras Bistro (Frans), Cocina
Sunae (Aziatisch), La Fabrica del Taco (Mexicaans), Hola Jakoba (Joods) en Burger
Joint (Urban). Chef Rodrigo Castilla bleek de favoriet. De slechtste ervaring deden
wij op in een Argentijns restaurant waar ons voor de lunch een schaal vlees van
onduidelijke herkomst werd voorgezet op eerste kerstdag. Zelfs Luna zou haar
hondeneus ervoor ophalen. Zonder smaak en zonder liefde bereid. Men maakte misbruik
van de situatie: veel restaurants waren dicht maar zij waren open; ze boden een
menu, geen menukaart. De keuze was uiterst beperkt. We betaalden de hoofdprijs,
spraken er schande van en gingen hongerig huiswaarts.
Qua taal was het eveneens wennen;
de oren moesten aanvankelijk hard werken om het Rioplataanse Spaans goed te
verstaan. Niet alleen gebruiken de inwoners van Buenos Aires ander vocabulair
(bijvoorbeeld: frutila = fresa, aardbei, valija = maleta, koffer, jugo = zumo,
sapje), zij spreken lettercombinaties anders uit dan in Spanje. De dubbele l
wordt in Spanje als j uitgesproken, in Argentinië maakt men er ‘zj’ van. De klemtoon
kan tevens anders liggen. Die afwijkingen verhinderden het intermenselijke
contact geenszins. Ook de dagelijkse gesprekken met lokalo’s droegen bij aan vijf
mooie weken.
Een van de leukste dingen vond
ik de alomtegenwoordige straatkunst. Buenos Aires heeft veel urban artists en kunstcollectieven
maar ook buitenlandse kunstenaars doen de stad aan en laten hun creatieve
sporen na. Veel van het Argentijnse werk ontstond na de economische crisis van
2001, muurschilderingen hebben vaak een politieke ondertoon. Ik verzamelde in
deze periode vele exemplaren en de mooiste zitten in mijn webalbum. Kunstenaar Malatesta
leerde ik persoonlijk kennen; als dank voor de leuke gesprekken vereeuwigde hij
mijn portret op een stadsmuur in Palermo. ¡Macanudo!
En ja, de moeders en
grootmoeders van Plaza de Mayo maakten een onuitwisbare indruk op ons beiden.
Sinds 1977 eisen de vrouwen elke donderdag de aandacht op. Zo oud als ze zijn,
ze zijn strijdbaar tot ze erbij neervallen en daarvoor heb ik veel respect. Ik
hoop dat in de toekomst, met behulp van DNA, veel kleinkinderen zullen worden
teruggevonden.
We gaan vandaag met de ferry enkele
dagen naar Montevideo (Uruguay). Daarna keren we voor een nachtje terug
alvorens we door de pampa’s, de sierras en het centrale Andesgebergte van
Argentinië gaan reizen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten