We kwamen inmiddels in
Rosario aan, na een busrit van circa vier uur. De bus vertrok te laat vanuit
Buenos Aires. Daaraan moesten we even wennen: tot dan toe vertrokken alle
Argentijnse treinen en ferries op tijd. We reserveerden twee stoelen op het
bovendek, helemaal vooraan. We schoven de gordijnen opzij en hadden een
panorama-uitzicht, de zon stond zodanig dat we in de schaduw zaten. De bus was
van alle gemakken voorzien: individuele airco, stoelen waarvan de rugleuning
automatisch naar achteren gaat als je ertegen drukt, een steun voor de benen,
genoeg ruimte voor bagage.
We kregen een bescheiden
lunchpakketje. Na ongeveer een kwartier rijden, ontstond een incident. Een
passagier had kennelijk niet het juiste buskaartje en zij moest van de
conducteur de bus verlaten. Ze ageerde tegen de beslissing, zei dat de vrouw
van de kaartverkoop een fout had gemaakt maar de man bleef bij zijn standpunt.
Uiteindelijk verliet zij, met haar koffer, de bus bij een tankstation. Hoe ze
terug moest naar de terminal? “Met een taxi”, was zijn harde oordeel.
Daarna reden we voort, op een
sukkeldrafje. Mijn liefje en ik rekenden uit -naar aanleiding van weginformatie en een horloge- dat de chauffeur 80 kilometer per uur reed. Bussen mogen
maximaal 90 km/uur op de Argentijnse snelwegen, personenauto’s 120 km/uur. Wij
vonden het prima, wij zaten comfortabel, konden goed om ons heen kijken en
genoten van het uitzicht.
Nou ja, er was niet heel veel
te zien. Regelmatig zag ik stalletjes langs de weg waar sinaasappels,
mandarijnen en watermeloenen uit eigen tuin te koop waren. Het landschap deed
Hollands aan: uitgestrekte weidegronden, met af en toe een veld met bloemen. Op
een bepaald moment zag ik iets smeulen in de verte. Toen we dichterbij kwamen,
bleek een vrachtwagen met de wielen in de lucht in de berm te liggen. De lading
was kennelijk uit de laadbak gevlogen en had vlam gevat. Op tegenliggende
rijstroken zagen we regelmatig bussen uit Paraguay, Brazilië,
Chili en Peru, op weg naar kruispunt Buenos
Aires. Het busvervoer is beter georganiseerd dan treinreizen; bovendien zijn ze
stukken sneller. Wel zagen we tientallen roofvogels, niet van die kleine valken
maar havikken en buizerds. Het is de opmaat naar onze ontmoeting met condors in
de Andes.
Op het busstation in een
buitenwijk van Rosario namen we een taxi naar het hotel. De warmte gleed als
een warme deken over onze schouders; dat is even wennen. We checkten in, fristen
ons op, trokken schone kleding aan en gingen op zoek naar een late lunch. Toen
wij de hotelmedewerkster vroegen naar een stadsplattegrond kon ze ons niet van
dienst zijn. Zij kon ons evenmin vertellen waar de oude stad zich bevindt… ‘Dat
gaat haar punten kosten’ zei mijn liefje, aka Blue Ribbon Tripadvisor-expert.
Ik moet erg om haar lachen in haar nieuwe status van serieuze recensente. Ze is
er druk mee en kreeg al eeen ‘like’ van iemand die haar beschrijving van museum
MALBA behulpzaam vond.
Rosario is de geboorteplaats
van stervoetballer Lionel Messi, revolutionair Ernesto (Ché) Guevarra en tophockeyster Luciana Aymar. Niet gek voor zo’n uit de kluiten gewassen dorp! Ze houden van hun geboortegrond.
Deze studentenstad heeft 1.2 miljoen inwoners en zou volgens de recentste Lonely Planet
“booming” zijn maar daarbij kan ik mij niets voorstellen. Op zaterdagmiddag
leek de binnenstad uitgestorven en aan de reactie van mensen op straat te zien,
zijn toeristen minder gangbaar dan je zou verwachten. Wij aten een pizza bij
Helga en vroegen daar naar het toeristenbureau en naar de oude stad. Wederom
starende blikken… De man in kwestie pakte het echter voortvarender aan. Hij
liep naar een andere restaurantbezoeker en samen zag ik ze op hun smartphone
bezig. Niet veel later stonden er twee mannen rondom ons tafeltje uit te leggen
waar de monumenten en de historische gebouwen zijn, dat we na zonsondergang niet
door bepaalde wijken van de stad moeten lopen, en andere goede tips. Like! Wat
zijn Argentijnen aardig.
Maar wat is dat toch met de bedden
in Rosario? Lionel liet zich erin fotograferen en ook Luciana ligt er wulps bij. In de tijd van Ernesto waren ze ongetwijfeld nog niet zo bijzonder. Ons eigen hotel adverteert met ‘60
centimeter dikke Simmons Sommier-matrassen van dual density foam, op een bak
van anatomische veren. De lakens zijn gemaakt met 230 draden per inch, de dubbele
Simmons-kussens zijn pluizig, het dekbed is behaaglijk’. De lakens voelen inderdaad
zacht aan, als Egyptisch katoen. Ik vind het een prinsessenbed.
Het weer is in de komende dagen nogal wisselvallig maar we gaan erop uit. Er is immers veel te zien in Rosario. En als het dondert en bliksemt, kunnen we altijd nog in bed gaan liggen...
Het weer is in de komende dagen nogal wisselvallig maar we gaan erop uit. Er is immers veel te zien in Rosario. En als het dondert en bliksemt, kunnen we altijd nog in bed gaan liggen...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten