Translate

zaterdag 31 december 2016

There is a crack in everything

Dit is mijn zoveelste oudejaarsblog. Guttegut, wat ging dit jaar snel voorbij. Het was mijn een na productiefste blogjaar. Mijn liefje en ik begonnen 2016 goed met vuurwerk onder de Harbour Bridge van Sydney. De dag daarna gingen we met vriendin Bernadette op weg naar Tasmanië waar we in een kampeerwagen rondtoerden.

De zomer en het najaar waren erg mooi in Spanje. Wel stonden de seizoenen in het teken van de wonderlijke wolkenwereld. Als professioneel wolkenstaarder en lid van de Cloud Appreciation Society genoot ik ervan.

Popiconen als Prince (58), David Bowie (69), Maurice White (75) - oprichter van Earth, Wind & Fire wiens muziek ik in de jaren 80 adoreerde-, bard Leonard Cohen (72) verruilden het aardse voor het hemelse. “There is a crack in everything. That’s where the light gets in”… regels uit zijn prachtige lied Anthem. En op de valreep: Wham! George Michael overleed op 53-jarige leeftijd. Op vaderlandse bodem overleden Peter van Straaten (81), de zeer gewaardeerde columnist van het Parool. Hij ontving vijf maal de inktspotprijs voor de beste politieke spotprent van het jaar. Diens Zeurkalender prijkte bij ons vaak aan de wand. Kookgek, restaurateur en gastheer Joop Braakhekke (75) overleed onlangs, na een hopeloos gevecht tegen een agressieve kankersoort. Zijn kookschriften blijven bestaan!

Ook de Joods-Amerikaanse Holocaust-survivor, schrijver en winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede, Elie Wiesel (88), overleed eerder dit jaar. Ik las bijna al zijn boeken, fictie en non-fictie. Zijn werk maakte een onuitwisbare indruk op mij. Ook de Italiaanse schrijver Umberto Eco (83) ontviel ons; hij laat een niet groot maar wel bijzonder oeuvre na. De Amerikaanse schrijfster Harper Lee (89) is de laatste die ik noem. Zij overleed recent, een jaar na verschijning van het vervolg op haar wereldberoemde debuut ‘To Kill A Mockingbird’ (1960) waarvoor ze in 1961 de Pulitzerprijs ontving. Het scheelde weinig of ‘Go Set the Watchman’ werd niet gepubliceerd. Toen het posthuum uitkwam, deed het veel stof opwaaien omdat de hoofdpersoon uit de voorafgaande roman -advocaat en strijder tegen rassendiscriminatie Atticus Finch- minder positief in romanvorm terugkeerde. 

2016 was in Nederland Jaar van het Boek. De Nieuwe Bijbelvertaling (2004) werd door het publiek verkozen tot het belangrijkste boek van Nederland. Ook ik stemde  maar niet op dit boek. Ik zeg elk jaar dat ik mijn beste boek nog moet lezen. Het boek in de categorie non-fictie dat dit jaar de grootste indruk op mij maakte, was ‘Extinction: A Radical History’ van de New Yorkse professor Ashley Dawson. Een van de mooiste non-fictie boeken van Hollandse bodem was dit jaar ‘De stamhouder’ van Alexander Münninghoff. Een van de mooiste romans kwam dit jaar van Jodi Picoult ‘Small Great Things’, over racisme en witte suprematisten in de Verenigde Staten. 20 jaar geleden begon ze aan een boek over dat onderwerp maar het lukte destijds niet. Nu wel. Het is uiterst integer en noopt tot nadenken.

In 2016 raakte de wereld verder verscheurd. Het was tevens een jaar waarin ik de wereld minder en minder ging begrijpen. Despoten als Poetin en Erdogan verstevigden hun greep op de macht. De Brexit-uitslag, de daarmee samenhangende moord op politica Jo Cox (door een Britise neo-Nazi en Brexiteer), de opkomst van extreem rechts in Europa en de Verenigde Staten, de verkiezing van de Filippijnse president Duterte die opriep en eigenhandig overging tot moord. Het zijn voorbeelden van een ontredderde wereld, een wereld in chaos.

De onvoorziene verkiezing van Donald Trump was een ander dieptepunt van 2016. Het waren vooral boze witte, laag opgeleide mannen die op deze populist en demagoog stemden. Ik las dit jaar menig artikel waarin het verschijnsel ressentiment opdook. Het begrip is van Franse origine en duidt op een psychologische staat waarin onderdrukte gevoelens van wrok, wraakgevoelens en opgekropte haat niet kunnen worden geuit. Na Trumps verkiezing vloog de deksel van de doos van Pandora eraf. De dagen na die uitslag kwamen in het gehele land klachten binnen van mensen -zwart, vrouw, Zuid-Amerikaans, moslim- die te maken kregen met fysiek geweld en scheldpartijen. Ku Klux Klan-tijden herleven. Time verkoos hem tot Persoon van het Jaar. Tja. We gaan zien wat zijn presidentschap teweeg gaat brengen, in de VS en daarbuiten.

Elk jaar kiest Nederland het mooiste woord van het jaar; deze keer zat er geen potentiële kandidaat bij voor mij. Ik verkies daarom mijn zelfverzonnen woord van 2016: feitenfrutselaar, iemand die het niet zo nauw neemt met de feiten. Trump zette de toon maar sociale media staan al jarenlang bol van de halve en hele onwaarheden en van persoonlijke meningen die voor feiten moeten doorgaan. Volgens serieuze media hebben we echter te doen met het topje van de ijsberg. Het begrip ‘post-truth’ viel afgelopen jaar vaker dan ooit. Dat werd door de Oxford Dictionnary tot woord van het jaar gekozen. Niet verwonderlijk!

De mensheid als geheel heeft behoefte aan gematigdheid en rationaliteit, ikzelf aan dingen die het hart beroeren. Hét Engelse woord van dit jaar is voor mij serendipity. Het bestaat als minstens 250 jaar (sinds het voorkwam in een gotische roman). Ik ken de betekenis sinds 2001 toen mijn liefje en ik kort vakantie hielden in St. Yves, Cornwall. Op een zonovergoten dag, in een lieflijke straat in de dorpskern trof ik een schattig huis met die naam. Er is geen recht-toe-recht-aan Nederlandse vertaling voor, het betekent een staat van geluk, een ongecompliceerde toestand. Zelfs de klank is mooi.

Ik wens dan ook dat 2017 a year of serendipity mag worden maar ik heb zo mijn twijfels). Desalniettemin: Happy New Year! Wij gaan op nieuwjaarsdag aan onze langste reisdag van de trip beginnen. Naar hoofdstad Yangon (Rangoon).


Myanmore (part 2)

Vanuit Bagan maakten we een lange busreis naar de Shan-staat. Daar ligt het meer van Inle, alweer zo’n fotogenieke plaats in Myanmar. Nu eens niet vanwege de vele boeddhistische tempels of pagodes -waarvan we er slechts drie bezochten- maar vanwege het leven op en rond het water. 

Het meer is bekend -misschien zelfs wel beroemd- door de vissers en hun bijzondere manier van varen. Ze staan op één been, slaan het andere om de roeispaan heen en met een ronddraaiende beweging komen ze vooruit. Ziedaar de eenbenige vissers. Het Ministerie van Toerisme deed er nog een schepje bovenop door mensen aan te stellen die voor een showelement op het water zorgen. Op hun smalle, houten bootje halen ze capriolen uit met vismanden die een broodvisser ongetwijfeld maar gekkigheid vindt. Ook ik werd er een beetje lacherig van. We lieten ze snel achter ons en gingen op zoek naar ‘the real thing’. Alles en iedereen wordt in lange, smalle boten over het water vervoerd.

Voordat we instapten, liepen we een rondje over de lokale markt. Daar zie je zoveel verschillende gezichten als er bevolkingsgroepen zijn. Myanmar kent een grote verscheidenheid aan etnische groepen, ieder met hun verschijningsvormen en gebruiken. Wat hen lijkt te verbinden, is thanaka! Dat is een goedje dat ze hier op hun gezicht smeren. Het wordt gemaakt van gemalen boombast en slaat witgelig uit. Op vele markten trof ik inmiddels stalletjes aan waar boomstammen worden verkocht. Het is bescherming tegen de zon en zou goed zijn voor de huid, zelfs huidverbeterend werken. Ik zag het bij jong en oud, man en vrouw al zijn vrouwen in de meerderheid.

Er is veel te zien op het meer van Inle (of Inlay) dat op circa 1300 meter hoogte ligt. Vroeg in de ochtend en laat in de middag is het dan ook flink fris op het water. Er is hier en daar een beetje niveauverschil gemaakt met dammen en bij tijd en wijle tref je een sterke onderstroom. Je vaart over breed water en smalle aftakkingen, uitgestrekte blote plassen en gebieden met enige begroeiing. Vooral het witte, wuivende gras trok mijn aandacht. Een deel van het meer wordt de ‘floating gardens’ genoemd al zie je er vooral woekerplanten, nauwelijks bloemen - op enkele waterlelies na. Je waant je soms op de waterwegen van Giethoorn. Wat mij ook opviel, was het tegenvallende aantal vogelsoorten boven en op het water. Het meer van Inle is UNESCO natuurlijk erfgoed (Biosphere Reserve) en zou een tijdelijke stop zijn voor migrerende vogels maar ik zag slechts meeuwen, aalscholvers, waterhoenen en zwaluwen. De hoeveelheid plastic afval viel gelukkig heel erg mee.

Na de stoffige dagen in Mandalay en Bagan waren frisse lucht en wind door de haren een verademing. Je vaart snel dus het valt nog niet mee om goede foto’s te maken. We stapten uit voor een bezoek aan een tempel met honderden stoepa’s, van eeuwenoud tot gloednieuw. Het getingel van de versieringen werkte uiterst rustgevend. Het complex was als een Aziatische Sagrada Familia. Ik keek mijn ogen uit! Het programma van die dag bestond tevens uit een bezoek aan een zijdeweverij waar men de draden van lotusbloemen gebruiken. De gids vertelde dat de vervaardiging van een gewaad van een monnik zes maanden duurt en circa €150 per stuk kost. Zeer exclusief en kostbaar. 

We lunchten bij een groot drijvend Chinees restaurant en deden een excursie naar een sigaren- en sigarettenwerkplaats. Nu zijn mijn liefje en ik erg tegen roken maar dit wilden we wel met eigen ogen zien. In Myanmar rookt men liever de zelfgemaakte sigaren en sigaretten dan de geïmporteerde rotzooi en dat is maar goed ook. Hun eigen productie bestaat uit een handje tabak en diverse natuurlijke smaken zoals (ster)anijs, mint, banaan, honing en dergelijke. De gemiddelde mannelijke Birmees wordt 65 jaar, de gemiddelde vrouw wordt 70. Die lagere leeftijd voor mannen is naar verluidt vooral toe te schrijven aan sterke drank. Myanmar maakt eigen rum, gin en palmwijn.

Vandaag gaan we een excursie maken naar een wijnproeverij, genaamd Red Mountains. De kwaliteit van de lokale wijnen is in het geheel niet slecht en de prijzen zijn aantrekkelijk. Voor vanavond, oudejaarsavond, is dat echter geen onderwerp van gesprek want de (etnisch Chinese) eigenaar van het restaurant waar wij de avond gaan doorbrengen, bood ons gratis water, bier, wijn en cocktails. Fijn volk, die Myanmarezen!


Temple Town

Je zult het al wel hebben begrepen: een goede internetverbinding is hier ver te zoeken. Bloggen is een zegen als je het overal en altijd kunt doen maar een vloek als dat niet zo is. Terwijl er zoveel valt te melden! 

Bloggen over iets dat je dagen geleden zag en meemaakte, voelt als oud nieuws of een versleten mop vertellen. Boring. Van Myanmar en de stad Bagan kun je dat geenszins zeggen al zijn ze beiden eeuwenoud.

Ik kan het niet vaak genoeg schrijven: dit land is een bezoek zeer waard. Het was een goede beslissing het nu te bezoeken, dat beaamt zelfs mijn liefje. Tot voor kort zei ze expliciet tegen iedereen die het wilde horen, dat dit mijn landenkeuze was (niet de hare). Gisteren zei ze mij voor het eerst dat ze heel blij is deze reis thans met mij te maken. Dat was na een dag op het Inle-meer maar daar kom ik zo op terug.

De lokale bevolking grijpt je bij de kladden en laat je niet meer los. Mensen zijn oprecht, open en enthousiast; of het nu gaat om een klein kind, een landarbeider of een groepje vrouwen op de markt. Je hoeft zelf maar te glimlachen en je ontvangt een lach of een waarderend gebaar van iemand terug. Ze raken je zelfs aan en dat is wel heel bijzonder. Ik kan mij niet herinneren wanneer ik dat voor de eerste keer in Azië ervoer maar Myanmarezen hebben ze het nog. Van top tot teen. Als je dat aan den lijve wilt ervaren, moet je hier in de komende drie jaar naar toe. Daarna valt hun fijne houding jegens toeristen niet te garanderen.

Na Mandalay reisden we met de bus naar Bagan. Deze eeuwen oude stad werd eerder dit jaar wereldnieuws toen een grote aardbeving enkele boeddhistische tempels deels vernielde. Sommige van die tempels stammen uit de 9e eeuw, velen dateren van de 11e of 12e eeuw. 
Het is Buddha Galore! 

Oorspronkelijk stonden hier 10.000 pagodes en andere, aan het boeddhisme gerelateerde gebouwen, nu zijn het er nog 2.200. Ga er maar aan staan. Wij bezochten er 11… maar wel heel bijzondere. Daar rondlopend, deed het mij sterk denken aan ons bezoek aan Angkor Wat in Cambodja. Overal waar je kijkt, zie je tempels en stoepa’s. Ik denk dat we misschien wel honderd tempels passeerden. Mensen zonder hoogtevrees maken een ballonvaart boven het uitgestrekte gebied en dat moet een heel fraai gezicht zijn. Je moet zo’n tochtje wel maanden van tevoren reserveren, heb ik begrepen.

Veel toeristen staan voor dag en dauw op om de zonsopgang over de tempels te aanschouwen. Wij niet. De foto hiernaast is dan ook niet van eigen hand. Dat vroege opstaan zou ik tot voor kort ook hebben gedaan... Wij vertrokken echter pas rond 10 uur uit het hotel en hielden een 8-urige werkdag aan. 
Mensen huren fietsen of een paard en wagen en trekken erop uit, met of zonder gids. Wij niet. Wij huurden een auto met chauffeur, lieten ons voor of in de buurt van de tempel naar keuze afzetten en gingen te voet verder. Dat rustige schema is vooral ingegeven door de sneue heup die tijdens deze reis behoorlijk opspeelt. (Als ik één ding leerde, is het dat een nieuwe heup onafwendbaar is. Ook daarop kom ik terug in een toekomstige blog.)

Op een van die dagen zetten mijn liefje en ik 12.000 stappen, grotendeels op blote voeten. Voor die gelegenheid schaften we een soort broek-longhi met elastieken boord aan zodat je niets hoefde te knopen. De keren dat mijn liefje in een tempel haar omslagdoek verloor (tot hilariteit van de omstanders), is niet op de vingers van een hand te tellen dus Tom Poes verzon een list. We kochten een ingetogen gewaad dat we over de bermuda droegen, dat de knieën netjes bedekt en toch luchtig is.

Sommige tempels en pagodes stonden in de steigers, vanwege gepland en ongepland onderhoud. De eeuwenoude fresco’s en de beelden van Lord Buddha in alle soorten en maten waren een lust voor het oog. Het hotel met zwembad was een comfortabele afsluiting van doorgaans stoffige, vermoeiende maar zeer mooie dagen. Later vandaag ga ik op zoek naar een plek met sterk wifi zodat ik het webalbum kan bijwerken. Tja. Ondanks alles blijft reisbloggen verslavend. 


maandag 26 december 2016

Myanmore (part 1)

Wat zijn Birmezen aardig! Ik denk het op vele momenten van de dag. Het land is nog niet heel lang vrij toegankelijk voor toeristen en dat betekent waarschijnlijk dat mensen nog nieuwsgierig en open zijn. Er wordt flink gestaard. Sommige personen dwingen je bijna oogcontact te maken en dan te praten, anderen gluren stiekem maar kijken snel weg als je hen recht in de ogen kijkt. Bang om te praten met witten? Angst om niets te begrijpen of terug te kunnen praten? In een lokaal krantje las ik dat men dit jaar 6 miljoen toeristen verwacht; vorig jaar lag dat op 4.6 miljoen. Een groot deel van hen bestaat uit dagtoeristen die de grens met Thailand en China oversteken. Vandaag liet ik een groepje starende pubers schrikken door ‘boe’ te roepen. Enkele meiden sprongen een paar centimeter in de lucht, anderen deinsden geschrokken terug waarna een brede glimlach op hun gezichten verschenen. Zo eng zijn wij witten nou ook weer niet. Het is boeiend om te aanschouwen.

Gisteren deden we als heuse toeristen een rondje langs enkele bezienswaardigheden van Mandalay. We bezochten het eiland Mingun dat in de Irrawaddy-rivier ligt. We voeren er op een traditioneel schip naar toe. Het leven langs een rivier vind ik altijd fascinerend: of het nu de Mekong-delta, de watervlakten van Centraal Sulawesi of de Amsterdamse grachten zijn. Als liefhebber van zeezoogdieren hoopte ik nog op het spotten van een roze Irrawaddy-dolfijn maar het diertje is zó zeldzaam dat de kansen überklein zijn. Bovendien vertelde een lokale gids aan boord dat we meer kans zouden hebben in regenseizoen als de waterstand meters hoger is. Ik leg mij erbij neer. Er moet iets te wensen overblijven.

We bezochten daar de oudste stenen leeuw en de oudste niet-afgemaakte stupa ter wereld die in de loop van de tijd veel schade van aardbevingen opliep, de grootste gietijzeren bel (90.000 kilo), de immens witte pagode-met-zeven-lagen en een bejaardentehuis voor boeddhisten, man en vrouw. Rondom de heiligdommen werd gevoetbald door de lokale jeugd. Op het eiland wandelden we op ons gemak van dorp tot dorp. Mijn liefje werd vergezeld door een lokale vrouw die kettingen van natuursteen verkocht. Gemoedelijk wandelde zij mee, keuvelend over… eh, ik weet niet. Ik zag het van een afstand aan. Sinds de sneue hoop loop ik nog steeds aardig mee maar nauwelijks meer voorop. Op enig moment vertelde de lokale vrouw dat ze niet verder kon gaan want we hadden de dorpsgrens bereikt en zij mocht daar niet overheen. Een andere sales force nam het stokje daar van haar over. In dat nieuwe gebied werd ik ontdekt door de lokale Mimi, een leuke, zachtaardige jonge vrouw die ansichtkaarten verkocht. Ze zocht contact, vroeg naar mijn herkomst en naam en liep daarnaa gewoon naast mij. Ze wapperde mij koelte toe, wachtte mij bij tempels op met mijn schoenen en sokken in haar hand, vroeg naar mijn welzijn. Het roerde mij. Bij het afscheid gaf ik haar een flinke fooi maar kocht niets van haar waar. We lieten ons met een ossentaxi naar de boot terug brengen.

's Middags bezochten we onder andere Mandalay Hill, met fraaie boeddhistische pagodes aan de voet van en op de heuvel (236 meter hoog). De pagode op het hoogste platform bereikten we met een roltrap, believe it or not! Met blote voeten op een roltrap in Myanmar staan, is een aparte ervaring. In Myanmarese tempels moet je zowel je schoenen als je sokken uitdoen. Monniken mogen worden gefotografeerd als je vraagt of het oké is. Ze gaan er dan zelfs even goed voor zitten. Dat levert niet altijd het gewenste fotoresultaat op (spontaan gedrag is vaak zoveel leuker) maar vriendelijk is het. Vrouwelijke boeddhistische monniken, nonnen, zijn hier net zo kaal als hun mannelijke collega’s maar zijn in zoetroze gekleed. We zien ze hier overal in de stad, vanaf drie jaar oud.

Lokale bezoekers van tempels zijn bescheiden maar zouden het liefst vragen of ze met jou op de foto mogen. We staan reeds op enkele shots, openlijk en stiekem. Een gids vertelde mij tijdens zo’n omloop, nadat ik over de rondfladderende vlinders begon, dat er niet veel dieren over zijn in dit land. Huh?! ‘Waar zijn die dan?’ Opgegeten. ‘Op enkele mussen na’, naar verluidt. Ik moet dat tegenspreken. Ik zag en fotografeerde reeds luid orerende neushoornvogels, imposante roofvogels en kleurrijke kingfishers. Dat niet al mijn nieuwe gevederde vriendjes even scherp zijn gekiekt, is te wijten aan het enthousiasme van de amateurfotograaf!

Enkele weken geleden vond een Chinese wetenschapper een stuk amber op een markt in het noorden van Myanmar. De vondst bleek zeer opmerkelijk: in het amber trof men een deel van een dinosaurusstaart met veertjes aan. Het was voor het eerst dat wetenschappers een dinosaurusstaart vonden. Bovendien zou het kleinood kunnen aantonen dat meer dino’s dan gedacht waren bedekt met veren.

We raakten in de afgelopen periode in de ban van dino’s vanwege Freek Vonk’s AH-verzamelboeken, de 3D-brillen en de app voor de Balinese mannetjes dus dit nieuws bleef hangen. Amber en jade zijn enkele van de edelsteensoorten die in Myanmar veelvuldig worden gedolven. Het is een prachtding dat ik zelf graag zou hebben gevonden!

Vandaag namen we afscheid van chauffeur Aung Ko. Morgen vertrekken we met de bus naar Bagan, het epicentrum van Myanmar’s boeddhisme. We gaan daar met eigen ogen zien hoeveel schade de recentste aardbeving aanbracht aan de tempels. Naar verluidt, staat een aantal er in de steigers. Bloggen gaat niet vanuit het huidige hotel; we keerden met plezier terug naar onze vorige pleisterplaats. Terug naar al fresco-lunch en razendsnel wifi. Mijn liefje ligt nu in het zwembad terwijl ik zit te typen. Ons hotel in Bagan heeft ook een bad; het zou oase tussen de stoepa's zijn. En hopelijk goed werkende wifi. Ik ga het zien, ook jij zult het merken. Het Mandalay-webalbum heb ik geheel bijgewerkt. 



zondag 25 december 2016

Merry X-mas!

Beter laat dan nooit! We verkasten in het weekend van een buitenwijk van Mandalay naar het stadscentrum. Dat was een grote verandering: van frisse lucht en rust in een hotel met goed Engelssprekend personeel naar een bedompte omgeving met een hoop gedoe, zowel binnen als buiten. Dat alles is wel op en top Azië.

Gisteravond dineerden we bij een nieuw, trendy restaurant op 3.500 kyat (de lokale valuta) afstand van ons hotel. Mijn liefje en ik vierden namelijk de 27.10 op de Schaal van de Liefde; bovendien was het kerstavond. We aten en dronken sobertjes maar het was wel lekker.

Vannacht was niet onze beste nacht maar daarvan krijgen we geen stress (meer). Er rijdt een trein dwars door het hart van de stad, ik hoorde hanen kraaien, de katholieke kerk liet de klokken luiden, de imam riep weliswaar te laat maar dan toch 5 minuten lang op tot het gebed van het ochtendgloren en nog zo wat Aziatische stadsgeluiden. Het mag de pret niet drukken. Ik houd het kort voor het moment, ook de wifi-verbinding in dit hotel is niet om over naar huis te bloggen. Grrrrr. 

Merry X-mas aan eenieder. Maak er mooie feestdagen van. Doen wij ook. Later ga ik weer uitgebreider bloggen (hoop ik!).





vrijdag 23 december 2016

Let the Journey Begin

Dat is de welluidende slogan van Myanmar die toeristen naar het land moet brengen. Wij kwamen gisteren het land binnen, de Fries Klaas H. werd op die dag uit de gevangenis ontslagen en stapte direct op het vliegtuig naar huis. Iedereen blij. Bij het inchecken op de luchthaven van Kuala Lumpur constateerde de medewerkster van AirAsia dat de naam op mijn toegekende visum niet overeenkomt met de naam op mijn paspoort. Oh-oh, dat had ik zelf niet gezien. Heb ik geen nullen meer die voor o’s kunnen worden aangezien, komt het probleem uit een andere hoek?! Ik herinner mij dat het een gedoe was om de visa-aanvraag online te doen; vriend Hugo moest er zelfs aan te pas komen. De baliemedewerkster maakte een foto van het document en nam contact op met haar baas. Na ongeveer tien minuten werd duidelijk dat de foute volgorde van mijn geboortenamen geen inreisprobleem zou worden.

Met de Thaise tak van AirAsia vlogen we met een korte overstaptijd door van Bangkok naar Mandalay. De eerste boodschap die het cabinepersoneel aan ons, reizigers, gaf, was hoezeer ze de dood van hun koning Bhumibol de Grote betreurden en dat hij altijd in hun harten zou blijven leven. Ieder personeelslid droeg een zwarte rouwband om de arm. Apart. Aan boord zaten tevens twee Birmese monniken in hun gewaden en op blote voeten; die hielden ons veilig. Het waren uitstekende vluchten met goed zicht op de Aziatische landen die onder ons door gleden.

En toen was het zover: we landden voor het eerst op Myanmarese bodem. Vanuit de lucht zagen we de eerste bladgouden koepel van een boeddhistische tempel. Velen zullen volgen; die gaan we van heel dichtbij bekijken. 

Luchthaven Mandalay International is het grootste vliegveld van het land, mij deed het denken aan een klein uitgevallen Rotterdam Airport. De reistassen verschenen weldra op de band, in vijf minuten tijd waren we voorbij de glimlachende douane. Geen seconde werd besteed aan de kwestie van mijn naam. 

Het hotel in een buitenwijk van Mandalay, waar we thans verblijven, zou een chauffeur met limo sturen om ons op te halen. Aung Ko stond er, met een bordje  in de hand waarop ‘Mr’ en de naam van mijn liefje stond. Met haar borsten pront vooruit liep ze op hem af. Ik zag een flits van verwarring in zijn ogen.

Het valt mij al jaren op dat Aziaten regelmatig moeite hebben met het juist toepassen van ‘hij’ en ‘zij’ en ‘meneer’ en ‘mevrouw’. Daarbij komt dat men in de regio niet erg is gewend aan vrouwen met kort haar (afgezien van Chinezen). In Kuala Lumpur werd ik minstens vijf keer aangesproken met ‘Sir’ terwijl ik mijn haar nu langer draag dan ooit!

Ook de limousine moest met een korreltje zout worden genomen. Het was een jaren '80-geval met een kleedje op het dashboard. We reden in een uur naar onze eerste bestemming. Over een weg met zes rijstroken, eetstalletjes aan beide kanten en af en toe een koe en wagen. Mandalay is een vrij grote stad. Voor het laatste telde men de bevolking officieel in 2005; toen kwam men uit op 900.000 inwoners. Men schat het aantal nu op ruim 2.000.000. Ooit was het de hoofdstad van het land. Het ligt op knooppunten van belangrijke wereldwegen en handel wordt er nog steeds volop bedreven.

Het hotelpersoneel is alleraardigst. Dat is een van de dingen waarover we voor ons vertrek lazen en dat we nu aan den lijve ondervinden. Men spreekt Engels maar ik moet moeite doen het te verstaan. Mijn liefje, die over iets minder taalgevoel beschikt dan ik, hoort heel andere dingen en dat leidde al tot enkele vermakelijke conversaties met het personeel. We hebben een ruime bungalow tegenover het hart van dit resort: het zwembad. Alles en iedereen is in kerststemming. Elke dag is hier happy hour, met gratis cocktails die tot 's avonds laat worden geserveerd aan de liefhebbers (en dat zijn er veel). Alcohol is hier geen probleem, Myanmar is een boeddhistisch land dat zelden een alcoholban uitspeekt. Overigens worden hotels daarvan verschoond. We dineren rondom de pool, waar de kerstverlichting het sprookjesachtig maakt.

Stap je naar buiten, dan tref je een heel andere wereld aan. Mensen zijn nog steeds ontzettend vriendelijk maar sommigen wonen in kartonnen dozen of in krotten van rieten matten. In de directe omgeving liggen twee boeddhistische kloosters maar we horen ze niet (!). 

Mijn liefje kocht in Kuala Lumpur een nieuwe Fitbit (Flex2) en volgt hier weer het regiem van 10.000 dagelijkse stappen. Op haar ochtendwandeling kwam ze de eerste bedelmonnik tegen. In de afgelopen dagen werd ik snipverkouden van alle diep gekoelde ruimtes die we recent betraden. Vannacht sliepen we zonder airco en dat was heerlijk. In tegenstelling tot Bali heerst hier het droge seizoen. Vanmorgen ontbeten we in de buitenlucht, met een truitje aan. Zo meteen gaan deze koffiesnobs met de taxi naar het stadscentrum om daar de beste koffie te drinken. Aan het eind van de middag haalt Aung Ko ons op om naar de wereldberoemde U Bein-brug te gaan. Dat is de oudste en langste teakhouten brug ter wereld (1.200 meter). Bij zonsondergang is dat een toeristische trekpleister van jewelste. Reizen is verslavend. 

De rondreis is begonnen, ik maakte een begin met het bijbehorende webalbum. We blijven 25 dagen in dit land, iets minder dan het visum toestaat.  


woensdag 21 december 2016

Wondere wereld

Chauffeur Zai, die we al vele jaren kennen, bracht ons begin van de week gezwind van het hoge noorden naar het diepe zuiden van Bali. We gaan namelijk weer op pad: eerst naar Kuala Lumpur en daarna naar Myanmar. De avond voor vertrek aten we bij een van onze favoriete Aziatische eethuisjes, genaamd Fat Chow. Terwijl ik zat te smullen van een Indonesische laksa, kwam een kwieke surfleraar langs met planken op zijn hoofd. Dat was een dermate leuk gezicht dat ik snel kiekte. Toen ik de foto later op mijn camera terugzag, bleek ik een geest te hebben gefotografeerd. Echter wel een vriendelijke geestverschijning! Hij stak zijn duim namelijk naar mij op (maar daarvan ontbreekt elk bewijs)...

Het duurde een uur om van ons hotel in het zuiden naar het vliegveld in Denpasar. te komen. Wat nam het verkeer in het afgelopen jaar in omvang toe, niet alleen in het noorden maar ook in het zuiden. We vertrokken met vertraging omdat het vliegtuig te laat binnenkwam. Met low cost carrier AirAsia zijn we wel wat gewend. Onder andere dat Aziatische passagiers niet in de riemen zitten als we opstijgen en landen. Mijn liefje en ik zaten op de eerste rij, met ons tweetjes op een rij van drie dus dat was prettig: we hadden beenruimte, niemand voor ons en uitzicht. Het Aziatische gezin schuin achter ons maakte het wel erg bont: tijdens de landing zat pa zonder riemen met een pasgeboren baby los in zijn armen. Ik verwachtte dat het elk moment door de lucht zou kunnen vliegen en in mijn schoot zou belanden. De vlucht verliep uitstekend, slechts af en toe was er lichte turbulentie - zelfs toen gespten ze zich niet in. Tja.

In Spanje eiste het recente noodweer aan de Middellandse Zeekust levens, in Noord-Bali brak op de dag van ons vertrek een helse storm uit die tevens met hevige regelval gepaard ging. Elsa meldde ons op de valreep dat twee met de hand gesigneerde kaarten van Freek Vonk op hun huisadres aankwamen. De kaart van Yuda ging linea recta naar zijn thuismuseum. In Kuala Lumpur is het regenseizoen tot nu toe heel gematigd, aldus de Indonesische taxichauffeur die ons naar het hotel alhier bracht. Vandaag zou hij, naar verluidt, op de kop af 38 jaar in Maleisië werkzaam zijn.

In aanloop naar de paar dagen in deze stad overdacht ik een of meer interessante uitstapjes. In een buitenwijk van KL is een muurschildering te zien ter nagedachtenis aan MH370, het vliegtuig van Malaysia Airlines met bestemming Bejing dat bijna drie jaar geleden van de radar verdween en waarvan nog steeds niet bekend is waar het terechtkwam. 

Ik denk regelmatig aan die vlucht. Inmiddels vond men kleine onderdelen van het vliegtuig in een heel andere hoek van de Stille Oceaan dan men aanvankelijk dacht, namelijk voor de westkust van Australië waar wij op dat moment rondreisden. Summiere brokstukken trof men aan in de omgeving van Madagaskar en Mauritius, aan de oostkust van Afrika. Een Nederlands schip, Fugro Discovery, is nog het enige dat zoekt, in opdracht van familieleden. Ik hoop van harte dat ze meer passende puzzlestukken vinden en het hoofdstuk rondom deze mysterieuze verdwijning ooit kunnen afsluiten.

Het andere idee was om de kilometers lange muurschilderingen langs de oever van de Klang-rivier te gaan bekijken. Het ligt weliswaar niet in het mooiste deel van de stad (rondom de centrale markt) maar het leek mij de moeite van een bezichtiging waard. Op het web vond ik de precieze loop van de imposante serie straatkust en dat stelde ik aan mijn liefje voor. We gingen vanmorgen op pad; de chauffeur die ons naar het beginpunt bracht, kon niet wisselen en schonk ons het ritje. 

Het bleek nog een hele operatie om iets van die werken te zien. Het bestuur van Kuala Lumpur is namelijk bezig met grootscheepse renovatie van de rivierbedding en veel van de kunst  verdween intussen achter dikke cementplaten en het wandelpad langs de rivier was op grote delen van het traject niet te betreden vanwege werkzaamheden. Wat nog was te bezichtigen, was behoorlijk verbleekt. Adu. Het mocht de pret niet drukken. Kuala Lumpur is een leuke stad al is het geen eenvoudige stad om te onderzoeken. Het was echter heerlijk weer.

Vanmiddag aten we truffel-dim sum en vanavond gaan we dineren bij de Chinese meesterkok Kua Beng Hooi. Hij serveert specialiteiten uit Hong Kong en de Szechuan-keuken. Morgen voor het ochtendgloren gaan we naar het vliegveld om via Bangkok naar Mandalay te vliegen. Dan zetten mijn liefje en ik voor het eerst voet op Myanmarees grondgebied. 

Mandalay heeft op mij dezelfde aantrekkingskracht als Sihanoukville (Cambodja; reeds bezocht) en Timboektoe (Mali, waarschijnlijk nooit te bezoeken). Het zijn namen die bleven hangen, vaak door boeken die ik las. Mandalay onthield ik van het prachtige boek van de Indiase schrijver Amitav Ghosh die in 2000 ‘The Glass Palace’ publiceerde dat ik in dat jaar las. De roman speelt zich onder andere af in Maleisië en het vroegere Birma (Myanmar). Daar gaan we de kerstdagen doorbrengen. Ik ben heel benieuwd wat we er gaan aantreffen. 

Je hoort weer van mij!



maandag 19 december 2016

Allomothering

Naar aanleiding van het boek Leaving Time van Jodi Picoult dacht ik na over co-moederschap. Deze roman (2014) gaat over het 13-jarige meisje Jenna dat op zoek gaat naar haar moeder Alice, olifantenwetenschapper, die tien jaar ervoor op mysterieuze wijze uit haar leven verdween. Zowel Jenna’s vader als haar moeder zijn wetenschappers die op verschillende continenten het gedrag van Afrikaanse en Aziatische olifanten bestuderen. De eigenzinnige puber krijgt bij haar zoektocht hulp van twee wildvreemde ‘co-ouders’: Serenity en Virgil. Het boek verweeft alle levensverhalen tot een fraai geheel. Moeder wordt gevonden, papa blijkt permanente patiënt in een psychiatrische instelling. Het boek loopt verrassend anders af dan gedacht.
Picoult staat bekend om haar diepgravende research voordat ze aan nieuw werk begint. Dit boek is daarop geen uitzondering. Je krijgt veel informatie over olifanten en hun gedragingen. De blogtitel verwijst naar de praktijk waarbij alle vrouwen in een olifantenkudde, tantes, zussen, nichten en oma’s, samen met moeder verantwoording dragen voor de opvoeding van een baby.

Ik vind het een mooi en toepasselijk gegeven. Mijn liefje en ik co-moederen de Balinese mannetjes Yuda en Damai immers ook. Elsa is een meer dan capabele moeder maar in de loop van de tijd gingen wij meezorgen. Op afstand en van dichtbij. Elsa krijgt weleens, gevraagd en ongevraagd, opvoedkundig advies van ons. Zodra we op Bali zijn intensiveert het contact met alle drie.

Dit was het eerste jaar waarin zowel Yuda als Damai hun eigen dagdeel alleen met ons doorbrachten. Voor Damai bleek dat heel belangrijk. Hij vroeg regelmatig of ‘zijn’ zaterdagochtend echt wel helemaal voor hem alleen was. Hij deed op die dag erg zijn best, was het ideale kind. Daarnaast brachten we wekelijks dagen met de kereltjes door en één dag per week met het gehele gezin.

Mijn liefje en ik vinden het belangrijk dat ze beiden naar een internationale school gaan die op (een soort) Montessori-leest is geschoeid. Dergelijk onderwijs heeft als uitgangspunt dat een kind een natuurlijke drang tot zelfontplooiing heeft waaraan de school moet voldoen. Vorige week legden we een bezoek af aan Yuda’s school. Zodra je het terrein betreedt, word je overspoeld door een golf van energie en creativiteit. Bij die gelegenheid vroeg hoofdmeester Sid of we ter plekke de talentenjacht wilden jureren. Kinderen zijn op deze school zowel in een klas als in een huis gegroepeerd. Een huis is een groep kinderen uit alle klassen, dus een eersteklasser zit naast een zesdeklasser en alles daartussen. Optreden deden kinderen in beide verbanden.

Yuda’s halfjaarlijkse rapport was goed. Met zijn cijferlijst steekt hij voor alle vakken met kop en schouders boven de landelijke gemiddelden uit. Zijn school doet veel meer dan nationaal is vereist; dat curriculum noemt men daar National Plus. Daarnaast hanteert men een eigen normenstelsel dat de ontwikkeling van een leerling op een andere manier meet: niet met cijfers maar in groeifasen. We zijn er blij mee. Volgend jaar gaat Damai naar dezelfde school. Ook diens rapport was reden voor een feestje. Op de kleuterschool werd het semester afgesloten met een voorstelling waarin onze 5-jarige held zowel zingend als dansend de hoofdrol vertolkte.

In de Jakarta Post van vorig weekend las ik een artikel over het opleidingsniveau van Indonesische scholen. 72 ASEAN-landen (landen in Zuid-Oost Azië) besloten in 2000 eenmaal per vier jaar een vergelijkend onderzoek te doen naar het opleidingsniveau van hun 15-jarige studenten. Ze vergelijken in drie vakken: lezen, rekenen en wetenschap.

Indonesië eindigde dit jaar op de 64ste plaats. Kasian. De krant was tevreden over het feit dat het land niet meer op de een na laatste plaats staat. Ronduit ontevreden was men over de details. Vietnam blijkt in de afgelopen jaren de grootste sprong voorwaarts te hebben gemaakt, alhoewel hun Bruto Nationaal Product ongeveer de helft is van dat van Indonesië. De leerlingen in dat land scoorden gemiddeld hoger (525) dan het internationaal gemiddelde (493), zelfs beter dan de Verenigde Staten (496).

Het internationaal gemiddelde voor rekenen ligt op 490, Indonesië scoorde 386. Voor lezen ligt dat gemiddelde op 493, Indonesië scoorde 396. De redactie vindt het alarmerend dat 42% van de Indonesische studenten in alle drie vakken matig scoort. Dat betekent dat minder dan 1 op de 4 studenten competent is in die vakken. Ter vergelijking: in Vietnam en Singapore geldt dat slechts voor 5% van de studenten. Het sukses van Vietnam is te verklaren door hun enorme inzet en investering in de verbetering van het opleidingsniveau sinds 2005.

Indonesië paste het curriculum pas in 2013 aan. De aandacht richt men nu op het verbeteren van het kritisch denkvermogen van studenten. Het Indonesische onderwijs kenmerkt zich nog steeds door uit het hoofd leren (rijtjes opsommen) en het beantwoorden van multiple choice-vragen. Zelf nadenken wordt niet gestimuleerd. Dat is een van de reden waarom wij onze mannen naar een privé-kleuterschool en lagere school sturen. In de eerste jaren van een kind wordt immers de basis gelegd voor later.

Elke donderwolk heeft echter een zilveren randje. In 2000 veranderde Indonesië het wetenschappelijke curriculum drastisch. Tussen 2012 en 2015 gingen de prestaties van hun 15-jarigen met 21 punten vooruit. Indonesische studenten scoorden 403 in wetenschap. Dit resultaat plaatst hen in de groep van vijf snelst groeiende landen voor wat betreft dat vak. De internationale organisatie die de landenvergelijking organiseert is van mening dat, als Indonesië zo doorgaat, de Indonesische studenten rond 2030 op hetzelfde niveau staan als hun Zuid-Oost Aziatische gelijken.

Mijn liefje en ik hopen dat onze twee studenten tegen die tijd een studie naar keuze doen, wellicht zelfs in het buitenland. Onze tijd met Elsa, Yuda en Damai zit erop. Het laatste zwempartijtje vond gisteren plaats. Het afscheid ging gepaard met tranen maar met Freek Vonk zeg ik: ‘Laterrr!’ De volgende, gezamenlijke skype-sessie staat reeds in de agenda.

Met deze link kom je terecht bij het foto-album dat een weerslag is van dit bezoek. Mijn volgende blog komt uit Kuala Lumpur (Maleisië), Leo Dovente!


vrijdag 16 december 2016

Oude en nieuwe tradities

Gedurende de tijd dat wij in dit dorp verbleven, overleden twee dorpsgenoten. hh's Ochtends vroeg en 's avonds hoorden we de heilige man oude teksten reciteren door een microfoon. Doorgaans heeft dat iets rustgevend maar eergisteren en de dag ervoor werd er gebeden en gezongen door iemand die niet had misstaan in een stand-up comedy. Het klonk alsof hij allerlei typetjes nadeed. Mijn liefje en ik werden er een beetje lacherig van.

Gisterochtend hoorden we muziek dichterbij komen dus ik besloot mijn neus buiten het resort te steken. Dat deed ik op het juiste moment: een enorme stoet mannen, vrouwen en kinderen in traditionele kleding liepen achter de kist van de overledene aan. Het was bepaald niet de eerste ceremonie die ik meemaakte. Alhoewel ik niet in sarong was gekleed, werd ik gedoogd. Balinezen zijn wat dat betreft wel nieuwsgierige toeristen gewend.

Hindoes geloven in reïncarnatie en zij cremeren hun doden. Crematie is een voorwaarde om op aarde te kunnen terugkeren. Het bleek te gaan om de belangrijkste holy man van Lovina. Putu, een oude bekende, vertelde mij in de optocht dat de man drie maanden geleden ernstig ziek werd. Hij was nog betrekkelijk jong, begin 60. Het leek alsof het gehele dorp uitliep, de stroom mensen was enorm. De wit-gele kist (bade) met foto van de overledene, stond op een bamboeplateau dat op de schouders van stoere kerels werd gedragen. Holy men zijn overigens altijd geheel in wit gekleed. Aan beide zijden van de kist stond een in witte en gele stof omwikkelde jongeman, een van hen zwaaide met een scepter, een kip-op-een-stokje.

De banjar gamelan, het plaatselijke muziekgezelschap, bepaalde het tempo van de bewegingen. De kist werd meermalen omhoog getild, omlaag geduwd en rondgedraaid. Dat doet men om zeker te weten dat de overledene dusdanig in de war raakt dat hij niet meer naar zijn aardse familie en zijn thuis kan terugkeren. Dat gebeurde telkens onder een hoop gejoel. Een Hindoe-crematie heeft ogenschijnlijk niets verdrietig. De stoet liep langs de tempel die direct aan zee staat. De crematieplaats bleek echter gewoon onder de bomen te zijn, op de wandelboulevard langs de Balizee.

Er werden rondjes gedraaid met de kist, naaste familie hield een wit snoer vast waarlangs de bewegingen werden gemaakt. De kist werd op de grond gezet, de overledene werd in zijn lijkwade op de vuurplaats gelegd die vervolgens werd overkapt. Toen het vuur werd aangestoken en de naaste familie zich om het lichaam heen schaarde, was het voor mij tijd om te gaan. Niet omdat ik de ceremonie niet verder kon aanzien maar omdat ik beloofde twee speelmaatjes van de mannetjes uit te zwaaien. Eenmaal terug in het resort vertelde een medewerker mij dat de overledene, Jro Mangku Gede Loster, jaren geleden ook hun familietempel ter plekke had ingewijd. Het vuur wakkerde nog urenlang, zag ik later op de dag vanuit de verte.

Op diezelfde dag zag ik 's middags een halo om de zon; altijd bijzonder om te aanschouwen. De Hindoekalender bepaalt op welke dag een ceremonie mag plaatsvinden. Wij maakten deze week tevens een (super)volle maan mee dus het was een goede tijd voor festiviteiten.

Om het goede rapport van Yuda en het begin van de schoolvakantie te vieren, besloten we op zondag jongstleden naar een nieuw pretpark in de buurt te gaan, genaamd Krisna Funtastic Land, dat op 12 november opende. Elsa had haar zonen eerder naar binnen geloodst maar toen maakten ze geen gebruik van attracties. Een ritje kost in het weekend 17 à 22.000 Rpi per persoon (€1.25 à 1.50) dus dat kan niet iedere Indonesische familie zich zomaar veroorloven. Maar daar heb je suikeroma’s voor. De beide mannetjes kwamen op hun paasbest aan, ze hadden er zin in.

Om vijf uur in de namiddag kwam de regen echter met bakken uit de hemel. Een donkergrijze deken daalde over ons neer dus we besloten het vertrek uit te stellen. Dat hebben we geweten! De oudste bleek zum Tode betrübt… nog nooit zag ik zulke dikke tranen over zijn wangen rollen. Hij dacht dat uitstel afstel betekende en was ontroostbaar. We wisten niet hoe snel we moesten melden dat we zouden vertrekken zodra de regen ophield. Een uurtje later was dat het geval. Toen waren zijn tranen inmiddels op. Ik begrijp zijn stress wel. Zelfs voor mijn generatie zijn pretparken en circussen doodnormaal. Hier komen ze van heinde en verre, zelfs in volle bussen van Java, om iets dergelijks te beleven.

We kwamen dan ook in een gi-gan-ti-sche file terecht en dat is niet verwonderlijk als je bedenkt dat het lang duurde voordat Noord-Bali serieus vertier ging verschaffen aan de lokale bevolking. Nu gaat het in een stroomversnelling: er is een lunapark, een zeilschooltje, er zijn speeltoestellen in zee, je kunt inmiddels parasailen en waterscooters huren (helaas) en zwembaden schieten overal als paddenstoelen uit de grond. Moeder Elsa moest die avond koken in de villa van haar werkgever dus ze zette ons bij de ingang van het pretpark af en reeds terug. We spraken af dat we elkaar op een later moment bij diezelfde ingang zouden treffen en dan samen onze weg zouden vervolgen.

De eerste attractie die we uitprobeerden, was de roller coaster voor kinderen. Mijn liefje verklaarde zich bereid in de lange rij te gaan staan om kaartjes te kopen, terwijl ik twee ogen op de mannetjes hield. Je moet er niet aan denken hen in een Indonesische mensenmassa kwijt te raken. Wij waren de enige orang kulit putih (witte mensen). Damai (5) en ik gingen voorop, Yuda (9) en mijn liefje stapten in het karretje achter ons. De kinderen zijn nog te klein om alleen te gaan al zit je in de riemen en kom je niet hoger dan drie meter van de grond. Wij vielen echter geenszins op: de meerderheid van de reizigers was ruimschoots volwassen. Dat vond ik wel ontroerend. Damai was een beetje bang door de snelheid en de bochten dus die zat extra stevig in mijn armen, Yuda was door het dolle heen. Wijzelf waren gematigd enthousiast. Tja.

Inmiddels schemerde het. De volgende attractie was de kereta api, een treintje op een hoge rails waarin je een groot deel van het verlichte park kon overzien; het bleek dé favoriet van Damai. Het duurde minstens een half uur voordat we het hoogste platform bereikten. De mannen hadden ogen op steeltjes, ik zag de adrenaline uit hun oren komen. We wisselden van samenstelling, Yuda kwam nu naast mij zitten. Hij trapte zo hard mee op de pedalen dat onze trein af en toe uit de bocht leek te vliegen. We reden zelfs over een daar geparkeerd echt vliegtuig heen. Het kereltje stuurde ons echter geconcentreerd en vaardig langs het traject, mijn liefje en Damai reden deze keer voor ons uit.

Op dat moment was Elsa nog in geen velden of wegen te bekennen. We stuurden een bericht met de vermelding van onze locatie op het terrein. Ze bleek wederom in een file te staan, nóg langer deze keer. Wij besloten door te stomen naar attractie nummer 3, het lampionnenfestival. Dat vonden wij, oudjes, een schot in de roos. 

Er waren verlichte Disney-figuren, grote dieren, Aziatische taferelen, het New Yorkse vrijheidbeeld, de Eiffeltoren en nog veel meer. Met een bootje kon je langs alle beelden varen. Zelfs de kleine zeemeermin, mijn favoriete Disney-figuur, was er! Daarna was het de hoogste tijd Elsa te gaan zoeken maar de mannetjes somden op wat nog op hun programma stond voor die avond: de botsautootjes en een bezoek aan een echt vliegtuig, op het 5 hectaren grote terrein. Wij vonden het welletjes. Elsa bleek nog steeds onderweg dus wij spraken af elkaar in een nabijgelegen restaurant te treffen. De jongste viel aan tafel in slaap voordat zijn moeder arriveerde, de oudste zat dromerig voor zich uit te kijken. Die deed alle attracties in gedachten over. 

Morgen gaan we naar de school van Damai, waar hij optreedt in een Balinese dansvoorstelling. Met elkaar houden we zo mooie tradities in ere. 


donderdag 15 december 2016

No love sincerer?

Er is geen oprechtere liefde dan die voor eten, zei de Ierse toneelschrijver en polemist George Bernard Shaw ooit. Daarmee ben ik het bijna eens... Wat voor mij wel als een paal boven water staat, is dat ik als smulpaap en amateurkok toch minstens één foodblog uit Bali moet schrijven.
Reizen is verslavend en dat is Aziatisch eten ook, wat mij betreft. Maanden achtereen in restaurants eten zonder dik te worden, is echter geen sinecure. Mijn liefje en ik doen het niet slecht. 

Voor de lunch kiezen we doorgaans soep. De gemiddelde prijs voor een lunch voor twee is €6, inclusief een biertje voor mijn liefje. Groentensoep, tomatensoep, chicken-noodlesoep en Elsa’s soto ayam zijn onze favorieten. De foto werd genomen door Jenny, Elsa’s oudste zus, lunchend op het terras van hun nieuwe huis. Zij had zelfs een glaasje rosé voor mij in huis! Het is boeiend om hen te volgen in de volgende stap in hun leven, richting Balinese middenklasse. 

's Avonds is onze maaltijd substantiëler. Dan eten we nasi goreng met groenten, curry met zeevruchten, gado-gado met tofu, filet van de vis-van-de-dag, krokant gebakken tahu met pepertjes, saté van kip, varken of garnaal, en dergelijke. Het smaakt allemaal opperbest. Het is de fles wijn die het relatief duur maakt: een diner komt hier dan gemiddeld uit op €6 per persoon (inclusief het eeuwige biertje voor mijn liefje). Elsa vertelde ons dat zij en haar zonen eenmaal per week kip eten. Als de mannetjes bij ons zijn, is het telkens ‘vleesfees’; ayam goreng en hotdog zijn hun favorieten. Alleen al daarom gaan ze ons missen…

In de Jakarta Post las ik recent over de Javaanse kunstenaar Alam Taslim. Hij studeerde Productontwerp aan de Sepuluh Nopember Institute of Technology in Surabaya. In 2015 vond hij inspiratie in een omgevallen bowl bamisoep. Dat is het troosteten van menig Indonesiër. Zo ontstond het vriendelijke monster Igor. Inmiddels verhuisde Taslim naar Bali om zijn creatie verder vorm te geven. Hij had het idee dat hij daar beter ‘het Igor-universum’ kon uitbouwen. Die stap legde hem geen windeieren. In korte tijd werden zijn Igor t-shirts een alom geliefd kledingstuk. Hij ontving online-bestellingen uit Australië, de Verenigde Staten, Nederland en Spanje. Inmiddels bestaat er zelfs een Balinese Igor op de surfplank. De shirts zijn nu ook te koop in een boutiek in het chique Seminyak (ik ga op zoek).

Het is hier thans mangoseizoen en elke dag genieten van deze goudgele, sappige vrucht. Het zit bomvol anti-oxidanten en dat woord kunnen we nóg serieuzer nemen. Als je mij vraagt iets te noemen dat ons verblijf in dit resort karakteriseert dan zijn het de knallen wanneer rijpe mango’s uit bomen op de daken vielen! Maria, mijn liefje’s lokale dealer, vond rijpe mangistans voor ons, al is het hoogseizoen voor deze supergezonde vrucht voorbij. Ook zij zijn een bron van vitaminen en anti-oxidanten.

De doeriancakejes die Elsa mij voor aankomst beloofde, werden een groot sukses. De doos werd gedeeld met Ibu Tini en Yuda. Die lekkernij is niet aan mijn liefje besteed. Zij kan de geur van de vrucht niet verdragen. De zus van Australische Richard (echtgenoot van Tini) proefde en hapje en vond dat het naar ‘vomit’ smaakte. Tja. Bij doerian is er geen tussenweg: je haat dat tropische fruit of je bent er dol op. Elsa gaf mij tevens een voorraad ‘daun jeruk’ voor thuis. Dat zijn limoenblaadjes die soepen met een Aziatisch tintje een heerlijke, frisse smaak geven, zowel vers als gedroogd. Ik hoop dat de zak met blaadjes in mijn reistas niet tot verdachtmakingen leidt.

Kokkie Ayu geeft hier op zaterdagochtend kookles in haar nieuwe eethuis. Het is leuk om te zien dat ook zij haar skills en passie met derden wenst te delen. Ayu’s Warung is op Tripadvisor al lange tijd het beste restaurant van Lovina en mijn liefje -reviewer- houdt dat met plezier in stand. Volgens de regels mag een restaurant slechts eenmaal per maand worden beoordeeld terwijl wij er minstens zeven keer per week eten (lunch of diner). Ayu neemt de deelnemers aan haar kookles om 7 uur 's ochends mee naar de lokale markt waarna uitleg over de ingrediënten volgt. Het koken kan daarna beginnen. Mijn liefje vroeg mij of ik zin had om een les van haar te volgen. Niet meer... Vijf jaar lang keek ik over de schouders van kookprinses Elsa mee. Het maakte mij geen volleerd bereider van Aziatische gerechten maar ik fluit inmiddels een aardig deuntje mee. Tenminste tweemaal per week kook ik Aziatisch op het Spaanse honk. Een groot deel van de kruidenkast is gevuld met specerijen uit deze regio. Gember, knoflook en sjalot zijn basisbestanddelen in eigen keuken.

Onlangs zag ik hier de finale van mijn favoriete kookprogramma, Masterchef Australia 2016. Down Under eindigde het programma in juli, op de Nederlandse tv vond de finale vijf maanden later plaats. Mede-fan Bernadette meldde mij vanuit het koude Belanda dat de finale op de twee daaropvolgende dagen zou worden vertoond. Dat was voor mij het sein om de laatste episodes op de iPad te gaan bekijken.

Matt Sinclair kwam in de finale tegenover Elena Duggan te staan. Tijdens de halve finale hoorde ik haar zeggen dat ze Hollandse en Indonesische roots heeft; haar Nederlandse opa trouwde met een Indonesische vrouw. Uit respect voor haar grootouders maakte ze Apple – Cheese – Bickies: groene appelsorbet, venkel- en appelgel, gepekelde appeljulienne, venkelcaramel, mousse van geitenkaas en flinterdunne speculaasjes. Die afkomst bleek de reden waarom Willy & Max haar ontmoetten tijdens hun recente koninklijke staatsbezoek Down Under! Online las ik dat runner-up Matt sinds september zijn felbegeerde foodtruck heeft in Brisbane (Hamilton East Street Markets), genaamd Ten Piece Cutlery. De GoodFood-sectie van de Sydney Morning Herald was laaiend enthousiast over zijn gerechten en dat is een prestatie van niveau.

We zijn hier vandaag op de kop af een maand. Na vertrek uit Bali maken we een korte stop in Kuala Lumpur waar ik onder andere uitkijk naar gestoomde ‘natte’ dim sum met truffel in Paviljoen Bukit Bintang. Ook in de daaropvolgende bestemming (Myanmar) staan ons ongetwijfeld culinaire verrassingen te wachten.


maandag 12 december 2016

Ring van vuur en vuil

Indonesië is zeer rijk als het gaat om natuurlijke bronnen: petroleum, ruwe olie, aardgas, kolen, bauxiet, tin, nikkel, koper, goud, zilver en zout zitten op vele plaatsen in de bodem in de gehele archipel.

In de Jakarta Post las ik recent dat de Indonesische minister van Energy & Mineral Resources momenteel werkt aan een wetsbetaling die ervoor moet zorgen dat 10% van de inkomsten uit nieuwe en hernieuwde olie- en gasconcessies in regio X voortaan ten goede komt aan die regio. In 2001 voerde Indonesië regionale autonomie in. Tot nu toe beheert de nationale overheid in Jakarta al dat soort contracten en inkomsten. In de afgelopen jaren ontstonden echter spanningen tussen Jakarta en die regionale overheden. 80% van het regionale budget komt uit de nationale kas dus het is een goed idee om regio’s eigen inkomsten te verschaffen. Deze wet gaat daarin zeker een handje helpen, zolang het geld niet in de zakken van corrupte bestuurders  verdwijnt.

Indonesië staat in de Top10 van 's werelds grootste vervuilers als het gaat om de uitstoot van broeikasgassen dus er moet wel iets gebeuren. In schone bronnen als zonne-energie, hydro-electrische energie (ook uit golven), geothermische energie, energie uit biomassa en uit afval wordt nog relatief weinig geïnvesteerd al heeft dit uitgestrekte eilandenrijk ook op dit vlak veel kansen. President Jokowi maakte groene energie een van zijn prioriteiten maar initiatieven kwamen nog niet op grote schaal van de grond. Onder zijn bestuur werd Rpi 2.1 triljoen voor de ontwikkeling en exploitatie van nieuwe energiebronnen gealloceerd.

In de Bali Advertiser las ik onlangs een interview met vulcanologe Ratih Nurhayati, geboren in Bandung, een stad in West-Java die is omgeven door vulkanen. Op jonge leeftijd raakte zij bevangen door deze vuurspuwers. Heel Indonesië ligt aan de Ring van Vuur, een hoefijzervormig gebied rondom de Grote Oceaan dat met regelmaat wordt geteisterd door veelvuldige vulkaanuitbarstingen, zee- en aardbevingen. Op de afbeelding zie je het grote aantal Gunungs in de archipel. Vorige week vond in Atjeh nog een krachtige aardbeving plaats (magnitude 6.5). Er vielen tientallen doden, heel veel meer gewonden en de schade is onnoemelijk groot. Ook op Bali steekt een draak af en toe de kop op. 

Na de middelbare school ging Ratih een jaar naar Christchurch en Rotorua (Nieuw-Zeeland), het geothermische mekka van het zuidelijke halfrond. In 1995 studeerde zij  af als geologe aan het Technologisch Instituut in Bandung. 

Zij vertelt verder dat de Indonesische overheid pas in 2000 -na de crisis van 1998- weer aandacht kreeg voor schone energiebronnen. In de afgelopen jaren nam het electriciteitverbruik in de archipel met 10% per jaar toe, al hebben 50 miljoen inwoners nog steeds geen beschikking over electriciteit. (Het duurt, naar verluidt, minstens tien jaar voordat een nieuwe energiebron kan worden aangeboord.)

In 1918 was kolonisator Nederland de eerste die een testboring deed in een van Java’s vulkanen. In 1926 werden nogmaals vijf testboringen gedaan bij Kawah Kamojang (stratovulkaan op West-Java). Boring nummer 3 leidde tot de bouw van 's lands eerste station dat geothermische energie opwekt. Die centrale bestaat nog steeds en levert 140 MegaWatt aan schone energie per jaar (operator is PT Pertamina Geothermal Energy). De productie van één MegaWatt geothermische energie kost US$ 1.5 miljoen, vele malen duurder dan 1 MW traditionele energie. De uitstoot van CO2 ligt echter vele malen lager. Men schat in dat Indonesië over 40% van 's werelds geothermische energiereserves beschikt. In 2025 wil het land meer dan 9.000 MegaWatt aan geothermische energie produceren, waarmee het producent nummer 1 van de wereld zal worden.

In een andere krant las ik dat staatselectriciteitbedrijf PLN jaarlijks 100 Megawatt aan electriciteit gaat afnemen bij energiecentrales die afval verwerken, in zeven steden: Bandung, Semarang, Surabaya, Surakarta, Jakarta, Tangerang en Makassar; op Java en Sulawesi. Voor de goede orde: de hoofdstad Jakarta produceert circa 7 miljoen kilo afval per dag. Bij deze vorm van hergebruik snijdt het mes aan twee kanten: de troep wordt opgeruimd en het levert nog iets substantieel op ook! De centrales moeten in 2019 in werking treden. In 2025 wil Indonesië 23% van zijn energievoorziening uit afval halen.

Dat is goed nieuws maar ik vraag mij in alle ernst af waarom Bali’s hoofdstad Denpasar niet in dat rijtje van steden staat?!

In de tijd dat mijn liefje en ik in het noorden van Bali woonden, was plastic afval een zeer regelmatig gespreksonderwerp in Huize Barefoot. In het regenseizoen waren de Balizee en het strand voor ons huis niet om aan te zien. Soms stonden we tot onze enkels in het aangespoelde plastic. Het schadelijke spul wordt vooral door rivieren uit de bergen aangevoerd. Vroeger gebruikte men natuurlijke materialen als kokosnoot en  bananenblad als verpakkingsmaterialen. Met de vooruitgang deed plastic zijn intrede. 

Met Yuda las ik recent het drietalige kinderboek ‘Burung Camar dan Kokokan’ (De zeemeeuw en de ibis). Het is een rijk geïllustreerd, opvoedkundig boek over het enorme plasticprobleem  voor mens en dier dat in de loop van de tijd ontstond op Bali. Dieren vinden geen voedsel meer, mensen hebben een slipper aan hun vislijn; dat soort scenarios. Hij las het verhaal hardop voor in bahasa Indonesia, ik deed dat in het Engels.

In een Australische krant las ik over de kolossale afvalberg, TPA Suwung, in het zuiden van Denpasar. Vanuit de lucht ziet het er uit als een gigantisch grijs rijstveld. De stortplaats heeft een omvang van 30 à 40 hectares die alle regels tart: op Bali mag niet hoger worden gebouwd dan 15 meter maar deze vuilnisbelt bereikte inmiddels een hoogte van 20 meter. Men vreest dat de berg nu al toxische stoffen lekt in grondwater en de nabije oceaan. Investeerders zijn ook hier hard nodig, voordat het te laat is. Adu.